20 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1923.
9. adres van 1. Salomons e. a. om verbetering in de
bestrating van het Zwitserswaltje te willen aanbrengen.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld ter afdoening.
10. adres van het bestuur van het Sint Lucia Ge
sticht, houdende verzoek om gelden beschikbaar te stel
len voor het aanbrengen van een electrische lichtinstal
latie en waterleiding in het schoolgebouw Groote Kerk
straat no. 89.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld om prae-advies.
11. vragen van den heer Collet inzake de brochure-
Van Buuren.
Burgemeester en Wethouders deelen mede dat hun
standpunt ten aanzien van deze brochure hetzelfde is
als in de vorige vergadering door den Voorzitter is aan
gegeven.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Jansen Ik kan volkomen onderschrijven dat
Burgemeester en Wethouders hetzelfde standpunt inne
men als de vorige vergadering door den Voorzitter is
ingenomen. Toch geloof ik dat het niet ondienstig kan
zijn enkele cijfers van den heer Van Buuren te belichten,
die zoo klakkeloos naar voren zijn gebracht en die op
een tijdstip in Leeuwarden zijn gelanceerd, dat reden
geeft tot de veronderstelling dat de brochure niet van
politieke tendenzen verschoond is kunnen blijven.
Ik meen goed te doen enkele cijfers te bezien. Ik heb
van morgen een half uur aan de zaak besteed en kom
tot de conclusie dat van alle cijfers, die ik met de offi-
cieele cijfers heb kunnen controleeren, niet één cijfer
juist is ik wil uitdrukkelijk verklaren dat bij een
vergelijking met de officieele cijfers mij gebleken is, dat
niet één cijfer van den heer Van Buuren juist is. Voor
de verbetering o. m. van Lange Pijp en Brol waren de
uitgaven 22,400.Van Buuren noemt daarvoor een
bedrag van 25,000.het wagenpark en de bestrating
der Westerplantage heeft gekost 21,000.Van
Buuren geeft op 25,000.alleen voor wagenpark.
Van Buuren beredeneert dat de uitgaven voor het elec-
triciteitbedrijf in 1912 waren 6575.en in 1922
44,761.of 7 maal hooger, maar dan vergeet hij
daarbij eenvoudig maar en dat is het leugenachtige
in het heele betoog van den heer Van Buuren, dat telkens
weer naar voren komt dat het aantal aansluitingen
in 1912 bedroeg 384, terwijl dit in 1922 bedroeg 4176,
of bijna 11 maal hooger. Als men dergelijke dingen na
gaat en bedenkt dat deze cijfers worden gelanceerd met
de verkiezingen in 't zicht, dan kan men toch niet zeggen
dat deze zaak vrij is van politieke tendenzen.
Ik kan volkomen goedkeuren, zooals ik dat den vori-
gen keer ook heb gedaan, dat het college de zaak naast
zich neer wenscht te leggen. Waren de cijfers zuiver ge
weest, dan was er over de feiten te spreken geweest.
Ik spreek nu nog niet eens over het fatale cijfer voor
onderwijs, om den heer Van Buuren niet de gelegenheid
te geven door een andere groepeering, zooals reeds in
de pers is gelanceerd, vat daarop te krijgen. Maar ook
daar is hij ongeveer 500,000.mis. Ik heb den rijks-
steun hier niet buiten gesloten, terwijl hij dien weg
rekent, wat toch een absoluut verkeerde manier van
doen is.
Als ik dan ook den vorigen keer in een feilen aanval
bij interruptie op de woorden van den heer IJ. de Vries,
die sprak van „De Voorlichter", heb gezegd „Voor-
lieger", dan kan ik thans niets anders doen dan die be
schuldiging staande houden. Als de heer Van Buuren
in een van zijn „Voorlichters" schrijft dat de schulden
last van Leeuwarden in 1921 was 14,436,000.dan
wil ik hier officieel verklaren dat de heer Van Buuren
er ruim 5 millioen naast is, omdat de schuldenlast niet
ruim 14 millioen maar 9 millioen is. Ik kan mij wel ver
klaren hoe de heer Van Buuren aan deze onjuiste cijfers
is gekomen, maar hieruit blijkt alweer dat hij er absoluut
naast heeft geslagen. De heer Van Buuren zegt dat de
schuldenlast is gestegen met 150 doch die stijging
is niet 150 maar 55 Ik moet om dit alles dan ook
de beschuldiging, die ik heb gelanceerd, dat het niet
is een voorlichter maar een voorlieger, ernstig staande
houden.
Ik dank U dat het college hiertegenover staat, zooals
het staat, dat het niet op de brochure wenscht in te
gaan. Maar ik heb toch gemeend deze officieele gegevens
hier even te moeten geven. De heer Van Buuren kan
daarmee misschien winst doen.
De heer Van Buuren heeft eenigen leden, die hun raads
lidmaatschap ernstig nemen, den heeren IJ. de Vries,
Collet en mijzelf, die toch niet klakkeloos maar iets
hebben gezegd, in de pers verweten dat zij met vuil
gingen werpen, gingen schelden en een relletje op
zetten. Ik zou willen zeggen dat, als de heer Van Buuren
meent dat die drie heeren, die de brochure hebben be
sproken, naar een zenuwlijdersgesticht moeten worden
gezonden, zooals hij schrijft in zijn blad, ik hem dan
dankbaar ben voor die raadgeving misschien kan de
heer Van Buuren dan en passant mee. Maar als dat
niet een lage politiek en niet een met vuil werpen is, dan
weet ik het niet meer. Dit is geen zuiver werken. Als
dit anti-revolutionnaire politiek is, dan is die wel van
de waarheid af. Ik moet het wel zeer betreuren dat een
burger van Leeuwarden op een dergelijke manier de
burgers van Leeuwarden inlicht.
De heer Collet: Nu Burgemeester en Wethouders niet
op mijn vragen wenschen in te gaan, acht ik het na
tuurlijk niet noodig over hetgeen ik de vorige vergade
ring heb gevraagd nog een woord te spreken.
De heer IJ. de Vries: Ik heb de vorige raadszitting,
toen de heer Jansen zich de uitdrukking „voorlieger"
liet ontvallen, gezegd: „die uitdrukking is voor Uw
rekening". Na de nadere toelichting, die de heer Jansen
nu van die uitdrukking geeft, rust de verantwoordelijk
heid daarvoor nog zwaarder op zijn schouders.
De houding van den heer Jansen is ook verre, verre
van schoon. Laat de heer Van Buuren er op verschil
lende punten in zijn brochure naast zijn ik ben van
de juistheid ook niet overtuigd en zou ook de brochure
niet voor mijn rekening willen nemen ik wil toch dit
zeggen tot zijn eer, dat hij heeft gemeend als burger van
Leeuwarden te goeder trouw te moeten wijzen op den
toestand van de financiën van Leeuwarden. Het komt
mij voor dat de heer Van Buuren door te groote onbe
kendheid cijfers heeft gelanceerd, die niet juist zijn
De heer De Boer: Te goeder trouw!
De heer IJ. de Vries Ik ben overtuigd dat hij niet
expres de bedoeling heeft gehad om foutieve cijfers te
geven, maar dat hij op bepaalde punten heeft willen
wijzen, waarop bezuinigd moet worden, in het belang
van Leeuwarden. Ik meen dat, niettegenstaande ik de
brochure niet voor mijn rekening neem, noch op het
eene noch op het andere gebied. Zoo lees ik de brochure.
De heer Oosterhoff: Ik zou over de kwestie zelf niet
willen spreken, omdat ik ook nu nog op het standpunt
sta, dat ik den vorigen keer heb ingenomen, dat n.I.
dergelijke kwesties hier niet behandeld moeten worden.
Maar ik heb alleen het woord gevraagd, omdat ik niet
zou willen dat stilzwijgen hier zou worden opgevat als
een volledige instemming met de cijfers die de heer
Jansen heeft genoemd. Ik heb die cijfers niet kunnen
controleeren en wil daarvoor dus ook niet verantwoor
delijk worden gesteld, wat, als ik zweeg, wel eens ver
ondersteld kon worden. Dat wilde ik alleen even
meedeelen.
De heer Jansen: Ik vind dat de heer IJ. de Vries een
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1923. 21
zwevend standpunt inneemt. Hij zegt dat de heer Van
Buuren te goeder trouw is; ik zou daar even op willen
ingaan. De heer IJ. de Vries is het niet met Van
Buuren eens, maar hij is het ook niet met mij eens.
Ik zou zeggen, wij moeten de zaak zien zooals zij is.
De heer Van Buuren heeft onjuiste cijfers gegeven; als
hij cijfers gaat noemen, moet men die kunnen vertrou
wen, anders moet hij ze niet noemen. De heer Van
Buuren heeft echter den treurigen moed gehad deze
cijfers toch te publiceeren en zoo komen ze dan ook
absoluut voor rekening van den heer Van Buuren. Of
dat nu te goeder trouw is gebeurd of niet, laat ik buiten
beschouwing; hij heeft cijfers gepubliceerd die onwaar
zijn, aan alle cijfers, die ik heb gecontroleerd, mankeert
wat, niet één cijfer is met de officieele cijfers te dekken,
het eene is te hoog en het andere is weer te laag. De
heer Van Buuren beweert dat de schuld van Leeuwarden
ruim 14 millioen is, terwijl die schuld maar 9 millioen
is. Nu kan men wel zeggen dat dit te goeder trouw is
gezegd, maar de heer Van Buuren vergeet daarbij ook
maar het publiek in te lichten, dat daar ook bezittingen
ten bedrage van ruim 8.000.000.tegenover staan.
Hij geeft wel de balans aan den eenen kant, maar hij
vergeet haar aan den anderen kant te geven. Ik zie deze
cijfers niet als te goeder trouw gegeven, maar ik zie de
heele brochure als een politiek kluchtspel, zooals de
heer Van Buuren zelf reeds naar voren heeft gebracht
in een ingezonden stuk in de Leeuwarder Courant.
De beraadslagingen worden gesloten.
12. dat Burgemeester en Wethouders:
a. hebben benoemd tot boekhouder der gemeente
reiniging R. Tinga, thans 2e klerk bij de gemeente
werken;
b. na gehouden openbare aanbesteding hebben
gegund:
de verbouwing van de barak der voormalige militaire
ziekeninrichting tot badinrichting aan P. Westerbaan,
te Leeuwarden, voor de som van 14.990.
de levering van 400 zinken deksels ten behoeve van
de gemeente-reiniging aan J. Koopen te Workum voor
de som van 123.80;
het bouwen van drie brugwachtershuisjes bij de
Noorder-, de Vrouwenpoorts- en de Verlaatsbruggen
aan de firma Kool en Wildeboer te Dokkum voor de som
van 2500.onder voorbehoud dat indien de oever
verdediging bij de Vrouwenpoortsbrug moet worden
gewijzigd of geheel vervallen, de inschrijvingssom met
een later overeen te komen bedrag wordt verminderd;
c. provisioneel in erfpacht hebben afgestaan aan
P. J. Motzheim alhier, een gedeelte van bouwblok II aan
de Tjerk Hiddesstraat, groot ongeveer 160 M2., waarde
pl.m. 1280.canon pl.m. 76.80.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
III. De Voorzitter Ik zou verder nog een mede-
deeling willen doen naar aanleiding van een
inededeeling in een van de vorige vergaderingen
gedaan, n.I. dat bij de behandeling van het adres
van de Leeuwarder Schoolvereeniging, toen door
Burgemeester en Wethouders de origineele stukken niet
meer konden worden overgelegd, omdat zij zoek waren.
Dat zoek zijn is nu opgeheven; de stukken zijn te voor
schijn gekomen uit een dossier dat bij wethouder De
Vries in de kast lag. Waarschijnlijk zijn ze er bij op
ruiming van stukken in gekomen. Ik wilde dit even mee
deelen, omdat er toen in openbare vergadering over
gesproken is; was er toen niet in openbare vergadering
over gesproken, dan had ik dit ook niet meegedeeld.
De mededeeling van den Voorzitter wordt voor ken
nisgeving aangenomen.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
(Agenda no. 2). Benoeming krachtens art. 57
der Nijverheidsonderwijswet, van telkens twee gedele
geerden der gemeente in het bestuur der Vereeniging
voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs en
in dat der Industrie- en Huishoudschool.
Een voorstel met aanbeveling van Burgemeester en
Wethouders luidt als volgt:
Volgens art. 57, 3e lid der Nijverheidsonderwijswet
kunnen de provincie en de gemeente, die aan een bij
zondere school (voor nijverheidsonderwijs) subsidie
verleenen, ieder door twee gedelegeerde leden in het
bestuur worden vertegenwoordigd. De gedelegeerden
der gemeente worden door den gemeenteraad benoemd.
Krachtens Uwe besluiten van 26 Juli 1921 en 2 Sep
tember 1919 hebben thans zitting in het bestuur, onder
scheidenlijk van de Vereeniging voor Middelbaar Tech
nisch- en Ambachtsonderwijs en van de Vereeniging
Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool in het eerste
het lid Uwer Vergadering de heer A. Cohen en de heer
L. Zandstra in het laatstgenoemd bestuur.
Deze besluiten dienen thans te worden ingetrokken.
Het komt ons wenschelijk voor den wethouder van
onderwijs, den heer S. Tulp, in beide besturen als lid
te doen aanwijzen, terwijl de heeren Cohen en Zandstra
ieder als tweede lid in de besturen waarin zij thans
reeds zitting hebben, kunnen blijven fungeeren.
Wij hebben dus de eer:
I. U voor te stellen in te trekken Uwe besluiten van
den 26 Juli 1921 en 2 September 1919, waarbij de heeren
A. Cohen en L. Zandstra werden aangewezen als ver
tegenwoordigers der gemeente in het bestuur, onder
scheidenlijk van de Vereeniging voor Aliddelbaar Tech
nisch- en Ambachtsonderwijs en van de Vereeniging
Leeuwarder Industrie- en Huishoudschool;
II. U de volgende aanbevelingen aan te bieden voor
de benoeming ingevolge art. 57, 3e lid der Nijverheids
onderwijswet van telkens twee leden:
A. in het bestuur der Vereeniging voor Middelbaar
Technisch- en Ambachtsonderwijs:
a.
de heer S. Tulp Szn., Wethouder
b.
A. Cohen, lid van den Raad
B. in het bestuur der Vereeniging Leeuwarder In
dustrie- en Huishoudschool:
a.
de heer S. Tulp Szn., Wethouder
b.
L. Zandstra, lid van den Raad.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer: Ik zou even iets willen vragen.
Treden deze gedelegeerden, die uit den Raad worden
gekozen, af als de Raad aftreedt, of hebben zij een
langere zittingsperiode?
De Voorzitter: In artikel 57 van de Nijverheidsonder
wijswet staat daarover eigenlijk niets. De gedelegeerden
behoeven ook geen raadsleden te zijn; zij moeten wel
door den Raad worden aangewezen, maar behoeven
niet uit het midden van den Raad te worden verkozen.
Er is echter geen tijd van aftreden genoemd. De Raad
zal kunnen bepalen dat de gedelegeerden een bepaald
aantal jaren zitting hebben, hij kan ze ook elk jaar be
noemen, daar is de Raad vrij in. Hier staat dat de ge
delegeerde leden door den gemeenteraad moeten worden
aangewezen, men kan dus ook menschen buiten den
Raad benoemen. Omtrent den tijd van aftreden staat
hier echter niets. Wanneer menschen buiten den Raad
worden benoemd, hebben dezen met den Raad als zoo
danig ook niet veel te maken en zijn zij ook niet gebon
den aan periodieke aftreding. Als de Raad echter meent