32 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1923. 8 weken tijd moet hebben om haar personeel te zoeken, omdat er ook 3 a 4 weken noodig is voor onderzoek naar de leerkrachten, zal de uiterlijke termijn, waarop de vereeniging moet weten of zij op dat terrein kan bouwen of een school van de gemeente kan overnemen over 4 weken, dus einde Maart moeten wezen. En nog weet de vereeniging van niets. Er staat in dit stuk dat de gemeenteraad, daar alles wettelijk in orde is, de aan vraag moet toestaan, maar in de volgende alinea ver klaren Burgemeester en Wethouders dat de mogelijk heid bestaat dat misschien in de toekomst blijken kan dat er schoolruimte over zal zijn. Nu is de vraag maar: hoe ver ligt die toekomst af? Wanneer blijkt dat, over 14 dagen of over 2 of 3 jaar? Bovendien wordt thans voorgesteld om geen besluit te nemen. Maar de ver eeniging kan niet wachten, zij moet nu een beslissing hebben. Spreker zou nu graag van den wethouder van Onder wijs meer willen weten omtrent de vele punten, die hem niet duidelijk zijn. Waar de wet de vereeniging alle recht toekent, vraagt spreker: wanneer kan de veree niging rekenen dat haar een terrein of school wordt toegewezen? Zij is vast van plan met 1 September te openen en heeft dus nu maar een maand meer voor voorbereidende werkzaamheden. De heer Fransen: Ik wou even een kleine vraag doen. Is deze kwestie, die de heer IJ. de Vries hier uitvoerig uiteen zet, niet besproken tusschen het schoolbestuur en Burgemeester en Wethouders Ik meen dat dit zuiver zaken zijn die tusschen het schoolbestuur en het college kunnen besproken worden en het komt mij dan ook vreemd voor dat die hier in den Raad zoo naar voren worden gebracht. De heer Jansen: De gestie is mij ook bekend, ook de cnderdeelen, die de heer IJ. de Vries heeft genoemd. Ik stond echter op het standpunt dat er niet onder alle omstandigheden met 1 September een Hervormde school voor de vereeniging zou moeten zijn. Ik heb hierin be rust, dat de wethouder naar ik meen met den voor zitter van de schoolvereeniging heeft besproken, dat er wel eenigen tijd over verloopen zou omdat de gemeente ook klaar moest zijn, overeenkomstig de nieuwe wet, met de „onderwijsverslechtering", zooals het in den volksmond heet. Ik begrijp niet dat de heer De Vries hier die bestuurszaken naar voren brengt, ik meende dat er een zekere overeenstemming was verkregen. Dan moet men zekere gesties hier niet ter sprake brengen. Er kan niet onder alle omstandigheden worden gebouwd, er moet niet meer aan de schoolrazernij worden toegegeven om maar onder alle omstandigheden te bouwen. Ik hoop dat er van gemeentewege een school vrij komt, die aan de schoolvereeniging kan worden gegeven en als er geen school vrij komt, dan is er nog tijd genoeg om een school te bouwen. Ik geloof niet dat er een noodstand is voor de Hervormde School vereeniging, dat die kinderen schoolloos zijn, maar dat ze zoo maar ondergebracht kunnen worden. Als de kinderen schoolloos waren, kon ik mij inderdaad het standpunt van den heer De Vries indenken, dat onder alle omstandigheden een schooi moest worden gebouwd. Maar voor mij is het zoo niet, waarom ik mij volkomen kan aansluiten bij wat in dit voorstel is uitgesproken. De heer Tulp (wethouder)Ik wil beginnen met den heer Fransen te antwoorden. Zeer zeker heb ik eenige malen met den voorzitter der vereeniging geconfereerd, zelfs zeer onlangs nog en ik heb Dr. IJntema officieus toegezegd dat Burgemeester en Wethouders zullen trachten de vereeniging zoo spoedig mogelijk te helpen. De heer IJntema nam, hetgeen er gezegd werd, niet voor zijn rekening, maar meende toch naar aanleiding van de praatjes, die er gingen, zich bij mij te moeten ver voegen. Ik heb hem toen toegezegd dat mijn plannen, in overeenstemming met de nieuwe wet gemaakt, gereed waren en dat die bij Burgemeester en Wethouders in behandeling waren. Die plannen zijn nu bij de com missie van toezicht op het lager onderwijs om advies en worden daar morgenavond behandeld. Dan moet nog het advies worden gevraagd van een paar organisaties en als die antwoorden zijn ingekomen, zullen de voor stellen van het college onmiddellijk bij den Raad inko men, wat vermoedelijk niet zoo lang meer zal duren. De heer IJ. de Vries wist, wat wij allemaal weten, dat Burgemeester en Wethouders niet vlugger konden, dat zij moesten wachten tot de wet door de Tweede en Eerste Kamer zou zijn goedgekeurd. Dat is nu pas zeer onlangs gebeurd; het was voor het college absoluut onmogelijk om vlugger, dus voor de wet in beide Kamers was aangenomen, met zijn voorstel bij den Raad te komen. Dat is nu voor 2 weken in de Eerste Kamer geschied en nu reeds zijn de plannen van Burgemeester en Wethouders om advies naar de organisaties. Die voorstellen staan in het nauwste verband met het be schikbaar stellen van schoolruimte of van grond aan de schoolvereeniging. Dat gebeurt niet over 2 jaar, maar men moet even afwachten; het kan zeer binnen kort, wat ik den heer De Vries zooeven nog heb verteld. L)an komt het college met voorstellen bij den Raad, dat wist de heer De Vries. Burgemeester en Wethouders kunnen niet vlugger werken, zij kunnen de vereeniging niets aanbieden, net zoo min als de Leeuwarder School vereeniging. Wij weten niet wat de Raad zegt van het voorstel, dat hem door Burgemeester en Wethouders zal worden aangeboden. Maar als de Raad een beslissing heeft genomen, kunnen Burgemeester en Wethouders onmiddellijk een voorstel doen om de schoolvereeniging te helpen en dan zal met het bestuur der schoolveree niging overleg worden gepleegd, om een voor beide kanten zoo bevredigend mogelijke oplossing te vinden. De heer IJ. de Vries zegt dat hier de indruk wordt gegeven, alsof hij iets zou hebben gezegd wat niet waar is. Hij wil wel eerlijk vertellen dat het bestuur der schoolvereeniging en de wethouder meer dan eens hebben geconfereerd, maar niet officieel met het college van Burgemeester en Wethouders, in overeenstemming met artikel 77. Er zijn wel onderhandelingen geopend, maar het college van Burgemeester en Wethouders heeft daarmee niet gesproken en zoo heeft de schoolveree niging nog absoluut geen bewijs, zwart op wit, hoe het zal komen. Nu zegt de heer Jansen dat de kinderen niet school loos zijn, maar het verwondert spreker erg van den heer Jansen, als man van rechts en als voorstander van het bijzonder onderwijs, dat hij deze schoolvereeniging gaat saboteeren De heer Jansen De kinderen komen van de school van mijnheer Haantjes. De heer IJ. de Vries Dat is een kwestie, die hier niets mee te maken heeft. De wet moet correct worden uitgevoerd; deze vereeniging voldoet aan de eischen van de rijkswet en het was de bedoeling van de vereeniging om onder alle omstandigheden met 1 September de school te openen. Als er op tijd een aanvraag inkomt, kan ook tijdig alles in orde zijn. Nu is het mogelijk, doordat die zinsnede uit het prae-advies er in staat, dat men niet op tijd de school kan openen ten bate van het openbaar onderwijs te Leeuwarden, omdat op de wijziging van dat openbaar onderwijs misschien moet worden gewacht. De vereeniging heeft zich niet onge negen getoond om aan alle kanten te wachten, maar de tijd dringt nu zoodanig, dat zij niet langer dan 4 weken kan wachten, omdat zij in Mei het personeel moet benoemen. Daarom vraagt spreker alleen toezegging of daartoe de mogelijkheid zal bestaan. Met 2 dagen vervalt bovendien de optie op het terrein. Spreker weet dat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1923. 33 de vereeniging wettelijk het recht bezit om te bouwen, maar zij heeft geen definitieve toezegging. De heele bedoeling is nu dat er een toezegging zal komen, waar door men er op rekenen kan met September te kunnen openen. De heer Jansen: Ik wil met den heer IJ. de Vries niet debatteeren of ik „een man van rechts" ben of niet. Dat ligt buiten de beoordeeling van den heer De Vries en daar vraag ik hem ook niet naar. Als de heer De Vries zegt dat dit gaat ten bate van het openbaar onderwijs, dan wil ik hem daarin bestrij den. Ik heb al bij interruptie gezegd dat veel kinderen van andere christelijke scholen worden afgehaald, waar mee dan dit bijzonder onderwijs gebaat moet zijn. De manier, waarop dat gebeurt, wil ik hier niet bespreken, maar ik wil wel verzekeren dat die mij niet sympathiek is. Ik weet dat de heer De Vries alles niet weet; ik zou hem willen adviseeren een beter spreekbuis van die ver eeniging te worden. Den wethouder van Onderwijs zou ik willen vragen: Heeft U den indruk gekregen dat de voorzitter der schoolvereeniging accoord gaat met dit voorstel Als dat waar is, dan is deze heele manoeuvre van den heer IJ. de Vries niets anders dan het een speech houden voor een zeker deel der natie. De heer IJntema heeft telkens weer geconfereerd met den wethouder van Onderwijs. Ik zou nu graag weten of de heer IJntema ook namens de schoolvereeniging genoegen heeft genomen met dit voorstel. De heer Fransen Het schoolbestuur komt volgens den heer De Vries in een moeilijk parket, doordat mor gen of overmorgen de voorrang, die de vereeniging op het terrein heeft, afloopt. Maar ik hoor dat die grond van de gemeente is. Als dat zoo is, zou het dan niet geschikt kunnen worden het schoolbestuur er een maand bij te geven De heer Tulp (wethouder)Ik kan den heer Fransen antwoorden dat, als de termijn is afgeloopen, dit niet zoo'n bezwaar behoeft te zijn. In de onmiddellijke nabij heid ligt nog grond genoeg en gunstiger gelegen cian de hier gereserveerde. Wanneer men de school een eindje verder opricht krijgt men een terrein, dat minstens zoo goed is. Het bezwaar van den heer IJ. de Vries is dat het schoolbestuur geen zwart op wit heeft. Ik kan hiermee tevens den heer Jansen antwoorden dat het schoolbe stuur in den persoon van den heer IJntema eenige keeren de mondelinge verklaring van den wethouder van On derwijs en ook van het college heeft gehad, dat het college het schoolbestuur zou helpen. De heer IJntema was daar geheel mee tevreden. Hij voelde ook de moeilijkheid, waarin wij verkeeren wij konden niets toezeggen. Men moet óns daarvan geen verwijt maken; als er reden tot verwijt is, dan treft dit den Minister, die dan maar eerder de zaak in orde had moeten maken. Er komt bij dat wij toestemming van het schoolbestuur hadden dat de termijn van aanvraag werd verlengd het schoolbestuur voelde zelf ook dat het niet doenlijk was een beslissing te nemen. Ik begrijp dan ook heusch niet waarom de heer De Vries hier zoo'n spectakel over deze zaak maakt, het schoolbestuur denkt er heel anders over. De heer IJ. de Vries Ik zou gaarne willen zeggen dat ik hier spreek namens den voorzitter van het school bestuur, den heer IJntema, die zich zeer ongerust maakt, juist omdat dit stuk zulke groote onduidelijkheden bevat. Hierin staat dat er misschien in de toekomst school ruimte is. Maar wanneer blijkt die toekomst En de heer IJntema vraagt Wat beteekent die laatste zin „Wij geven derhalve in overweging op het advies van het bestuur der vereeniging „Nederlandsch Her vormde Schoolvereeniging" geen beslissing te ne men." Mijn vraag is nu maar wanneer is die toekomst er en wanneer wordt er dan een beslissing genomen Ik was met al die dingen, die de wethouder noemt, op de hoogte, maar ik vraag nu alleen dit maar. De Voorzitter: Nu moet ik toch ook wat zeggen, want het wordt mij nu, eerlijk gezegd, wat al te kras. Dat een directeur van de Burgerschool de wet niet kent, begrijp ik, maar dat een raadslid die wet niet kent, kan ik mij niet voorstellen. Wat beteekent het, dat hier geen be slissing wordt genomen Dit, dat het gevolg daarvan is zooals aan de raadsleden toch wel bekend is dat het verzoek is toegestaan, m. a. w. dat de vereeniging heeft gekregen wat zij wilde hebben. Wat willen ze nu nog meer Ze hebben gevraagd gelden voor een school en een terrein of gelden voor een terrein en niets anders. Het is de eenige consequentie, die aan dit besluit is te hechten, dat, indien de Raad geen beslissing neemt, wordt geacht dat het verzoek is toegestaan. Als de heer IJ. de Vries de wet eens goed bekijkt, dan kan hij het misschien ook wel vinden. Het gevolg van het besluit, dat de Raad hier neemt, is dus dat het verzoek van de schoolvereeniging is toegestaan. Laat ik even opmerken dat het verzoek, dat is ingediend door de Nederlandsche Hervormde Schoolvereeniging luidt „Het Bestuur van de Vereeniging Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging, gevestigd te Leeuwar den, enz...., heeft de eer uw College mede te deelen, dat deze vereeniging heeft besloten tot stichting van eene bijzondere school op het terrein, kadastraal be kend als gemeente Leeuwarden sectie G no. 10214, n.l. het oostelijk gedeelte, gemeten van uit de Tjerk Hiddesstraat langs de Bleeklaan 45 M. in deze gemeente. Overeenkomstig artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920 en met overlegging van de volgens artikel 73 dier wet vereischte stukken verzoekt voornoemd Be stuur uw College de voor deze stichting overeenkom stig artikel 74 der genoemde wet benoodigde gelden uit de gemeentekas te verstrekken." Dat is het verzoek van het schoolbestuur en niets anders, mijnheer De Vries. Nu zegt het artikel van de wet uitdrukkelijk U hebt dat artikel voor U, dus U kunt het controleeren dat de gemeenteraad binnen 3 maanden een beslissing moet nemen. Er staat echter ook in hetzelfde artikel dat, als de gemeenteraad binnen 3 maanden niet een beslissing neemt, hij wordt geacht de gelden te hebben toegestaan. Nu is, in overleg met het schoolbestuur, precies als bij de Leeuwarder Schoolvereeniging, de termijn van 3 maanden, binnen welken de Raad geen beslissing kón nemen, met een maand of iets langeren tijd verlengd, doordat geacht werd, dat de aanvraag zooveel later was ingekomen. Het is nu in dezen tijd niet de eerste keer, dat zooiets in den Raad gebeurt het wordt hier al eenigszins gewoonte, met de aanvraag van de Leeu warder Schoolvereeniging is precies hetzelfde gebeurd. Ik kan meedeelen dat Burgemeester en Wethouders nu eigenlijk nog op precies hetzelfde standpunt staan als toen de termijn met een maand is verlengd zij kunnen nog niet vertellen wat er gebeuren zal. Het college hoopt nu dat de aanhangige plannen in den Raad zullen worden aangenomen. Maar dat weten ook Burgemeester en Wethouders niet. Zij willen wel, als het mogelijk is, aan de vereeniging schoolruimte geven, maar gaat de Raad niet op hun voorstellen in, dan is het niet mogelijk schoolruimte te geven. Dan is het verzoek der vereeni ging toegestaan, dan kan zij gaan bouwen. Nu hebben Burgemeester en Wethouders dit gezegd: Er is een verzoek en de termijn van 3 maanden waar binnen een beslissing moest vallen, is in gemeen overleg met een maand verlengd. Die 3 maanden zijn om en die eene maand ook en nu zou het toch wel een beetje gek

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 4