34 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1923. zijn, als Burgemeester en Wethouders niets lieten weten. Dan houdt zich het schoolbestuur natuurlijk aan art. 77, volgens welk artikel het verzoek is toegestaan. Maar, hebben Burgemeester en Wethouders gezegd, we zullen het een beetje beleefd maken en op papier zetten, dat wij geen beslissing nemen. Volgens artikel 77 moeten wij dus de vereeniging haar gang laten gaan. Als de Raad geen besluit neemt, is het verzoek der vereeniging toegestaan, dus is de zaak in kalk en cement. Wat de heer IJ. de Vries er bij haalt omtrent andere artikelen, dat wij b.v. nooit tot het bestuur zijn gekomen om de vereeniging een school aan te bieden, daaromtrent wil ik zeggen, dat Burge meester en Wethouders dat in het geheel niet verplicht zijn en, om een niet parlementaire uitdrukking te bezigen, dat dit natuurlijk slaat als een tang op een varken, om dat de wethouder dit niet kon zeggen, het college kon niet zeggen of de vereeniging gelden, dan wel een school kreeg. Er zit dus niets anders op dan maar niets te zeggen, m. a. w. doet de Raad dit, dan heeft de school- vereeniging daarmee de toezegging dat zij de gelden krijgt. De heer IJ. de Vries is zeer blij dat deze zaak hier aan de orde is gekomen. Hij heeft alleen verdere ver duidelijking gevraagd om de eenvoudige reden dat de vereeniging er hem om vroeg. Er is gesproken onder mekaar zullen wij een nieuwe school moeten bouwen of zal er een school aangeboden worden door de ge meente Er is een school met name genoemd en ge zegd die zal misschien aangeboden worden. Spreker werd ook meegedeeld, wat de plannen misschien op den duur zouden zijn in verband met het openbaar on derwijs. Waar dit voorstel nu bij den Raad komt, vraagt de vereeniging op welke wijze zij met September zal kunnen openen. Dat weet zij niet. Welke plannen er zijn besproken, daarmee is het bestuur heelemaal be kend, de school, die bij het bestuur is besproken, zal spreker hier niet noemen, maar de vereeniging wil graag openbare zekerheid hebben of zij kan doorgaan. Dat is de heele bedoeling. Nu kan de Voorzitter oordeelen dat het voorstel door het bestuur en door spreker verkeerd is gelezen, maar sprekers bedoeling was niet om het voorstel te bestrijden, maar alleen om zekerheid te krijgen. De heer Tulp (wethouder): Ik heb den heer IJ. de Vries nu toch nog niet begrepen wat hij zegt is mij zoo duidelijk als koffiedik. Wat ik hier nu heb verteld, heb ik Vrijdag voor een week ook aan den heer IJntema gezegd. Met den heer IJntema heb ik niets anders be sproken en hij is met die bespreking naar de vereeniging gegaan. De heer IJntema is dankbaar, gelukkig en te vreden bij mij weg gegaan met de wetenschap, dat er door het college aan de zaak wordt meegewerkt. De heer IJ. de Vries En de heer IJntema vraagt mij nu wat stellen zij nu voor De heer Tulp (wethouder)Dan wil ik den heer IJntema daar nog wel eens over spreken. De Voorzitter Ik kan namens Burgemeester en Wet houders nog wel deze korte mededeeling doen, zonder ei met het college nog verder over te hebben gesproken, dat absoluut niet te garandeeren is, dat deze school- vereeniging met September een van de Leeuwarder openbare scholen in gebruik kan nemen. Dat staat ab soluut niet vast en dat blijkt ook nergens uit. Indien de plannen, die Burgemeester en Wethouders den Raad zullen aanbieden, door de ingekomen adviezen niet wor den veranderd, is het misschien mogelijk, als de Raad op die plannen ingaat wat nog absoluut onbekend is dat deze schoolvereeniging eenige lokalen, die op 't oogenblik in gebruik zijn bij het openbaar onderwijs, zou kunnen krijgen. Waar de Raad echter nog absoluut geen beslissing heeft genomen en ook Burgemeester en Wethouders niet weten en ook niet kunnen vermoe den hoe hun voorstel in den Raad ontvangen zal worden, kan de Raad ook geen toezegging doen dat de vereeniging met September een school van de gemeente zal kunnen openen. Er blijft dus niets anders over dan dit. Op het ingediende request van de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging moet volgens de wet binnen 3 maanden een beslissing vallen en wanneer daarop niet wordt beslist, is het verzoek toegestaan. Nu stellen Burgemeester en Wethouders voor niet een beslissing te nemen, waardoor automatisch op het ver zoek van de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging een bevestigend antwoord wordt gegeven. Nu kan men onderhands wel gesproken hebben over het leveren van schoolruimte, maar Burgemeester en Wethouders heb ben gezegd precies hetzelfde te doen als ten opzichte van de Leeuwarder Schoolvereeniging; het beschikbaar stellen van schoolruimte zal afhangen van de beslissing omtrent de plannen, die den Raad zullen worden aan geboden. Ik wil dit nu nog in het openbaar zeggen, dat de zaak blijkbaar nog niet wordt begrepen, omdat is ge vraagd Kan de vereeniging nu doorwerken Als de Raad dit besluit neemt, beteekent dat niets anders dan dat, wat in het request is gevraagd, is goedgevonden, dat dit is aangenomen en dat Leeuwarden verplicht is aan de vraag in het request te voldoen, door aan de vereeniging geld te geven voor den bouw. Anders kan het college geen toezegging doen. Dan wil ik er dit nog bij zeggen dat er dikwijls ge noeg door Burgemeester en Wethouders met het bestuur dezer vereeniging is gesproken. Het bestuur weet heel goed hoe Burgemeester en Wethouders er over denken en het weet ook heel goed dat, als zij kunnen, Burge meester en Wethouders wel willen helpen en dat zij niet het openbaar onderwijs boven het bijzonder onder wijs willen bevoordeelen. De schoolvereeniging heeft hier recht op en ik wil hier nogmaals uitdrukkelijk zeg gen dat, als wij kunnen, wij graag willen helpen. De heer IJ.de Vries; U schuift mij iets in de schoenen wat ik niet heb gezegd. Ik heb alleen gezegd dat deze school moet wachten op de reorganisatie van het open baar onderwijs, maar ik heb niet gezegd dat het was ten bate van het openbaar onderwijs De heer Tulp (wethouder): U zegt ten bate van het openbaar onderwijs. De heer IJ. de Vries Ik zou nog meer mede- deelingen kunnen doen. Ik zou deze vraag willen doen, of deze vereeniging niet zooveel mogelijk heeft meege werkt om een voor Leeuwarden zoo zuinig mogelijke oplossing te vinden. Die gevonden oplossing zou dan zijn dat de gemeente Leeuwarden een nieuwe openbare school zou krijgen en dat de vereeniging zich tevreden zou stellen met een gebruikte school. Nu deze veree niging vraagt wanneer nu de zaak wordt opgelost, zegt de Voorzitter, dat zij misschien zal moeten overgaan tot nieuwbouw, als zij met September klaar wil zijn. Maar als het nu voordeeliger is voor de financiën van de ge meente Leeuwarden dat de vereeniging niet overgaat tot nieuwbouw, omdat haar nieuwbouw, waar die menschen leeken zijn, veel duurder zou komen dan die van de gemeente, wil de vereeniging graag schikken, als zij de zekerheid heeft een gebruikte school te krijgen. Ook uit haar conciliante houding is gebleken dat de vereeniging het belang van de financiën der gemeente zoekt. Maar zij heeft de bedoeling om met September te openen. De heer Tulp (wethouder): De voorstelling van den heer IJ. de Vries is absoluut onjuist. Het is niet om de gemeente financieele offers te besparen, dat is niet waar. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1923. 35 De bedoeling is een gebruikte school te krijgen, uitslui tend om met September klaar te zijn. Er is niet over ge sproken dat er financieele offers zullen worden bespaard. Dat zal het gevolg zijn natuurlijk, maar het is niet de opzet. De opzet is geweest ja, nu moet U niet met de schouders trekken de bedoeling is geweest, dat men graag op 1 September een school wilde hebben, die men in gebruik kon nemen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Als de school vereeniging nu tot nieuwbouw overgaat is het dan een stilzwijgende voorwaarde, dat de aanbesteding open baar is? De Voorzitter: Niet volgens de wet. Wilde U dat aan dit voorstel verbinden? Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Neen, dat kan wel aan het Dagelijksch Bestuur worden overgelaten. Maar ik zou willen voorstellen het als voorwaarde te stellen voor het krijgen van subsidie. De heer Tulp (wethouder)Het is niet voorge schreven bij de wet. Maar het taxatie-plan moet door Burgemeester en Wethouders worden goedgekeurd en dezen vragen advies van den directeur van gemeente werken. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Dat is wat anders dan een openbare aanbesteding. Kunnen wij het ook als voorwaarde stellen? De heer Fransen: Burgemeester en Wethouders kun nen volgens de nieuwe wet een openbare aanbesteding eischen. Dat is er bij de „herziening" ingekomen. De heer Tulp (wethouder): We zullen bij eventu- eelen schoolbouw daarop letten. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Als het in de wet staat kan men het wel degelijk als voorwaarde stellen. Dan is het definitief vastgelegd. De heer Fransen: Het staat niet definitief in de wet dat het moet gebeuren. Burgemeester en Wethouders kunnen het eischen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: De heer Fran sen maakt er mij op attent dat het niet definitief in de wet staat. Maar dan zou ik Burgemeester en Wethouders toch willen voorstellen het als voorwaarde te stellen. De heer Fransen: Het staat ongeveer met deze woor den in de nieuwe wet: Als Burgemeester en Wethouders zich niet kunnen vereenigen met de wijze, waarop het schoolbestuur voornemens is den bouw te doen uit voeren, kunnen zij zich goedkeuring voorbehouden of een openbare aanbesteding eischen. Het is het amende- ment-„Alberda". De nieuwe wet is nog niet in werking getreden. De heer M. Molenaar: Het zal wel aan mij liggen, maar de zaak is mij nu nog niet duidelijk De heer De Boer: Is dat wel noodig? De heer M. Molenaar: Indien de Raad nu dit besluit neemt, kan dan de vereeniging maar zonder meer over gaan tot het bouwen van een nieuwe school? Zij vraagt de beschikking over gelden maar zegt heelemaal niet over hoeveel. Dat is toch een zaak, die opgehelderd moet worden. Of komt men nog nader met een be grooting? De Voorzitter: Ik kan namens Burgemeester en Wet houders antwoorden dat de begrooting of voorloopige raming van kosten bij de stukken ligt van de Ned. Hervormde Schoolvereeniging tot een totaal van 107.475.Nu moet de schoolvereeniging naar Den Haag toe. De Raad kan niets meer doen, die moet dit toestaan. De heer Visser: Nu is het mij nog niet duidelijk naar aanleiding van Uw laatste woorden: de Raad kan niets meer doen, de Raad moet dit toestaan. Als er door wijziging van de lager onderwijswet straks schoolruimte beschikbaar is, dan heeft de Raad toch zeker wèl iets te beslissen? De Voorzitter: We hebben op 't oogenblik deze gel dende lager-onderwijswet. Wat later komt daar weet ik niets van. De heer Visser: Dus kan de vereeniging gaan bouwen. Hier staat: „Waar echter intusschen door de beide Kamers der Staten-Generaal het wetsontwerp tot wijziging van de Lager Onderwijswet 1920 is aangenomen, hetwelk o. m. tot strekking heeft het aantal leerlingen per klasse op te voeren en waardoor de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de gemeente in de toekomst schoolruimte over zal hebben, die dan ten goede zou kunnen komen aan de onderwerpelijke schoolvereeni ging, is het niet wel mogelijk op het meergenoemde adres een beschikking te nemen". Wij nemen dus als zoodanig geen beschikking hier. Nu zegt de Voorzitter: wij kunnen hier toch niets meer aan doen, het schoolbestuur kan gaan bouwen. Dat is de conclusie uit de laatste mededeeling van den Voor zitter. Als nu het schoolbestuur zou willen beginnen te bouwen, hebben wij dan als Raad niets meer te zeggen, als in Den Flaag deze bouw is goedgekeurd? De heer Tulp (wethouder): Ik kan dit antwoorden dat als het schoolbestuur gelden wenscht te ontvangen om in de toekomst te bouwen, het zich eerst moet wenden tot Den Haag, of men daar den bouw wil toe staan. Alaar in Den Haag zullen ze eerst wel eens willen weten hoe de toestand van de scholen hier is, of er ook gebouwen beschikbaar zijn. Dan zal de gemeente waar schijnlijk wel schoolruimte beschikbaar kunnen stellen en dan behoeft de vereeniging niet te bouwen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5 (Agenda no. 6). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van het St. Lucia Ge sticht te Rotterdam om beschikbaarstelling van gelden uit de gemeentekas voor het aanbrengen van electrische verlichting en waterleiding in het schoolgebouw in de Groote Kerkstraat (St. Elizabeth-gesticht). Dit prae-advies luidt als volgt Bij adres van 8 Februari 1923 vraagt het Bestuur van het St. Lucia-Gesticht, gevestigd te Rotterdam, ten behoeve van het aanbrengen van eene electrische licht installatie en eene waterleiding in de tot voornoemd gesticht behoorende R. K. Meisjesschool, Groote Kerk straat no. 89, alhier, de daarvoor benoodigde gelden op grond van art. 72 der Lager Onderwijswet 1920 uit de gemeentekas toe te staan. Aan dit adres zijn toegevoegd: a. eene verklaring dat genoemd Bestuur zich ver bindt om, voordat met de in het adres bedoelde werk-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 5