40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923.
willen vragen of het niet verstandig is —en wil het
voorstel doen dezen leeraar tijdelijk te benoemen.
Ik kan mij met de voordracht volkomen vereenigen maar
ik wou toch vragen of het ten opzchte van iemand, die
nog nooit onderwijs heeft gegeven, niet verstandig is
voor beide partijen de benoeming tijdelijk te doen zijn.
De heer Tulp (wethouder): De benoeming is altijd
tijdelijk.
De Voorzitter Dat staat in het voorstel, maar het
staat niet op de agenda.
De beraadslagingen worden gesloten.
Wordt benoemd j. Bosch voornoemd met 21 stem
men en 1 stem op P. Verhoeff.
De Voorzitter zou, als de Raad daartegen geen be
zwaar heeft, nog aan de orde willen stellen
3 Aan de agenda toegevoegd als no. 3a). Benoe
ming van een tijdelijk leerares in de Fransche taal en
letterkunde aan de school van Middelbaar Onderwijs
voor meisjes, gedurende het tijdvak dat aan mej. A. J.
C. de Jong verlof wegens ziekte is verleend.
De voordracht luidt
Mejuffrouw R. W. Kroes te Baarn.
De Voorzitter licht toe dat Burgemeester en Wet
houders bij het lager onderwijs de bevoegdheid hebben
om een plaatsvervangend onderwijzer aan te stellen,
doch dat ten aanzien van het middelbaar onderwijs de
Raad de plaatsvervangers moet benoemen.
Met algemeene stemmen wordt benoemd mej. R. W.
Kroes, voornoemd.
4 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der begrooting voor het Stads
Ziekenhuis, dienst 1922.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff Het spreekt eigenlijk vanzelf
dat ik niet zal stemmen tegen het voorstel tot wijziging
van deze begrooting, maar ik heb toch aanleiding ge
vonden om daarover enkele opmerkingen te maken. Ik
heb mij in hooge mate verbaasd dat deze begrooting
in een zoo buitengewoon sterke mate is overschreden.
Oorspronkelijk was het totaal bedrag ongeveer 46.000,
waarbij nu nog buiten beschouwing latende de ver
hooging der salarissen een bedrag van 10.800, dus
van bijna 25 komt als verhooging. Bij mij is de
vraag gerezen: wat doen wij met een begrooting, als
het mogelijk is haar in die mate te overschrijden? Nu
komt er bij dat de toelichtingen tot die overschrijding
van dien aard zijn, dat zij meer hebben van een soort
voor-den-gek-houderij van den Raad dan van een nadere
inlichting. Als men leest dat de post instrumenten ten
bedrage van 600.is verhogd met 2469.„omdat
het noodig was" en dat een post van 1500.voor
„waschbenoodigdheden" is verhoogd met 1771.en
de toelichting zegt „wegens noodzakelijke uitgaven",
dan meen ik dat dit meer heeft van een loopje nemen
met den Raad dan van een werkelijke toelichting. Dan is
er de post kleine uitgaven waarop allerlei kleinig
heden komen, die men elders niet onderbrengen kan
die oorspronkelijk was geraamd op 800.maar die
men heeft verhoogd met 3108.„wegens sanatorium-
verpleging van een zuster". Ik kan mij toch moeilijk
voorstellen dat dit 3100.in één jaar zou hebben
gekost.
zuster". Ik kan mij toch moeilijk voorstellen dat dit
dit 3100in één jaar zou hebben gekost.
Ik weet niet of deze overschrijding met medeweten
of goedkeuring van Burgemeester en Wethouders heeft
plaats gehad. Is dat wél het geval, dan moet ik mijn
leedwezen daarover uitspreken, is dat niet gebeurd, dan
is dus het college voor een fait accompli geplaatst en
dan is het meer dan tijd dat aan de commissie voor het
Stadsziekenhuis een ernstig schrijven wordt gericht dat
een begrooting er is om er zich zooveel mogelijk aan
te houden. Ik kan mij best voorstellen dat een begrooting
in den loop van een jaar soms eenigszins moet worden
overschreden, omdat men niet kan eischen dat men
vooraf alles overzien kan, maar dat het in die mate
moet, als hier is geschied, wil er bij mij niet in.
De heer O. F. de Vries (wethouder): De heer Oos
terhoff maakt er in de eerste plaats de commissie en
Burgemeester en Wethouders een verwijt van, dat zij
geen goede begrooting in elkaar hebben gezet, dat het
eigenlijk een grappenmakerij is om met zoo'n begrooting
bij de gemeente-begrooting te komen. Ik wil hierop
eenigszins uitvoerig antwoorden de heer Oosterhoff
stelt het voor alsof met voorbedachten rade de begroo
ting laag is gehouden, wat absoluut niet het geval is.
We hebben in de eerste plaats een overschrijding van
de begrooting gehad, doordat het aantal patiënten, dat
in 1921 was 25-28 per dag, over 1922 is geweest
4042 per dag. Daardoor zijn de verschillende cijfers,
door de verhoogde onkosten, die daarin zitten, verhoogd.
De heer Oosterhoff spreekt over den post kleine uit
gaven. Het is inderdaad juist dat voor 1 jaar zelfs
iets langer, maar deze kosten drukken alleen op 1922,
maar ook voor het volle jaar kosten voor sanatorium-
verpleging van een zuster zijn uitgegeven. Daar was
natuurlijk niet op gerekend. Er bestond eerst nog twijfel
of deze kosten uit de kas van het ziekenhuis of recht
streeks door de gemeente zouden moeten worden be
taald. Burgemeester en Wethouders hebben ten slotte
beslist dat ze moesten worden betaald uit de kas van
het ziekenhuis. Er stond echter geen post voor op de
begrooting van het ziekenhuis en toen zijn die kosten
ondergebracht bij den post kleine uitgaven.
Verder zou ik deze opmerking willen maken dat ik
het met den heer Oosterhoff in één opzicht eens ben,
n.l. dat het in elk geval geen doen is dat deze begroo-
tingswijziging zoo laat bij den Raad komt. Niet dat
daarmee de overschrijding was te veranderen, maar
het was toch beter geweest dat men in Juli of Augustus
met de begrootingswijziging was gekomen. De com
missie kon echter, door de zeer primitieve administratie,
die er was en die reeds jaren bestond, de zaak niet
eerder overzien. Die administratie is nu veranderd. Ver
der komt er nog bij dat pas later de te storten pensi
oensbijdragen bekend waren en dat ook pas na afloop
van het jaar de apothekers-rekeningen, die ook, als ge
volg van het grooter aantal patiënten, hooger waren
en over het geheele jaar liepen, binnen kwamen.
Dat zijn de groote posten geweest en de tegenvallers
voor de commissie voor het Stadsziekenhuis. De admi
nistratie is nu opnieuw opgezet, waardoor het mogelijk
is tijdiger met wijzigingen te komen en een beter over
zicht over de uitgaven van het ziekenhuis te hebben.
De heer Oosterhoff: Ik heb niet de opmerking ge
maakt dat ik de begrooting beschouw als een voor-den-
gek-houderij van den Raad, maar ik heb alleen opge
merkt dat deze begrooting op een zoo buitensporige
manier is overschreden en dat ik de toelichting tot die
overschrijding zoo vind, dat die meer lijkt op een voor-
den-gek-houderij dan op het geven van inlichtingen. Als
de commissie schrijft dat een post is verhoogd voor
noodzakelijke uitgaven, dan had zij die toelichting net
zoo goed achterwege kunnen laten. Dat zegt niets.
Wanneer als toelichting was gegeven wat nu door den
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923.
41
wethouder is meegedeeld, dan waren wij al een stap
verder geweest. Maar ook met die toelichting ben ik
niet geheel bevredigd. Ik geef toe dat de uitgaven stij
gen, wanneer het aantal patiënten gemiddeld van 25 tot
40 stijgt. Maar dat men dan uitgaven krijgt, die ongeveer
400 hooger zijn dan de begrooting, is daarmee niet
verklaard. De stijging van den post voor instrumenten
a 600.met 2469.heeft niets te maken met het
aantal patiënten, maar is alleen voor het in den loop
van het jaar aanschaffen van nieuwe instrumenten. De
kwestie is dan dat men in den tegenwoordigen tijd tegen
den geneesheer-directeur, die dergelijke eischen stelt,
moet zeggen: zooveel is er uitgetrokken, met het andere
moet U 't volgend jaar maar komen. Die post heeft dus
niet het aantal patiënten niets te maken. Voorts blijft
het mij een raadsel dat voor sanatorium-verpleging van
één zuster 3100.is uitgegeven. Ik veronderstel dat
er onder dat bedrag nog wel andere dingen voorkomen
dan de kosten van die verpleging.
De heer O. F. de Vries (wethouder)De kosten van
sanatoriumverpleging hebben, naar ik meen, 2400.
a 2500.bedragen. Dan is er nog een zuster ter
verpleging in het Diaconessenhuis geweest, van welke
kosten ook een gedeelte is betaald in 1922. Dat is
het geweest, waardoor de post kleine uitgaven is over
schreden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan D. Slagter te Blijham in erfpacht
af te staan een terrein op den hoek van de Marssumer-
en de Menaldumerstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Van D. Slagter te Blijham (provincie Groningen) ont
vingen wij het verzoek om aan hem in erfpacht af te
staan een perceel bouwterrein nabij den Harlingerstraat-
weg en gelegen op den zuidelijken hoek van de Menal-
dumerstraat en de Marssumerstraat. Wij zijn ten einde
een goede oplossing voor de bebouwing van dit hoek-
perceel te verkrijgen, met den adressant in nadere be
spreking getreden en met hem tot overeenstemming
gekomen.
De grondprijs, die tot grondslag van den erfpachts
canon zal strekken, is 7.per M2., welk bedrag vol
doende is te achten en overeenkomt met hetgeen tot
dusver voor grond van soortgelijke ligging in deze om
geving is bedongen. De Directeur der Gemeentewerken
kan zich blijkens zijn overgelegd advies met den be
doelden afstand in erfpacht vereenigen.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging te besluiten
aan D. Slagter te Blijham (provincie Groningen) tot
31 December 1990 in erfpacht af te staan een gedeelte
van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den Sectie D no. 1757 en gelegen aan de zuidzijde van
de Menaldumerstraat, hoek Marssumerstraat als op de
overgelegde situatieteekening is aangeduid, ter grootte
van ongeveer 153 M2., de juiste grootte nader door een
landmeter van het kadaster op te meten, zulks op de
volgende voorwaarden
1. de canon wordt berekend naar een grondwaarde
van zeven gulden 7.per M2. en een rentevoet
van 6
2. de erfpachter moet binnen tweemaal 24 uren,
nadat hij van de toewijzing in erfpacht kennis heeft be
komen, een waarborgsom van 53.55 storten ten kantore
van het gemeentelijk grondbedrijf ter nakoming van de
voorwaarden
3. de rooilijn van het te stichten gebouw zal nader
door den dienst der gemeentewerken worden aange
wezen
4. de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht
van bouwterreinen gelegen tusschen den Oostersingel
en het Cambuursterpad, vastgesteld bij raadsbesluit van
26 Juni 1917 no. 258R/138, voorzoover met het boven
staande niet in strijd, worden voor dezen afstand in erf
pacht van kracht verklaard.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hun een crediet te verleenen voor de
stichting van een tempeltje voor den beeldencyclus-Pier
Pander en tot aanwijzing van de plaats van het ge
bouwtje.
Dit voorstel luidt als volgt
Na langdurige besprekingen met den heer de Koo,
den universeelen erfgenaam van den beeldhouwer Pier
Pander, volgens wiens wensch zijne nagelaten werken
in een bij voorkeur hier ter stede te stichten museum
zullen worden ondergebracht en na overleg met de
Schoonheidscommissie en de Commissie voor de Open
bare Werken, is ten slotte over de plaats waar het zal
worden opgericht in ons college overeenstemming ver
kregen, en wel aan den Boterhoek ten noorden van en
tegenover de Oldehove, tegen den oploopenden glooi-
wal van het plantsoen. Voor een gedeelte wordt het
bedoelde terrein door opstal ingenomen, die reeds in
handen is van de woningvereeniging Leeuwarden en op
den duur zal verdwijnen. Aangezien deze vereeniging
aangaande de plannen in dit stadsgedeelte altijd voeling
met het gemeentebestuur heeft gehouden, zal ongetwij
feld ook thans op hare medewerking mogen worden
gerekend. Voorzoover de noodige grond, al of niet be
bouwd, nog niet haar of der gemeente eigendom is, zal
getracht moeten worden de perceelene hetzij minnelijk,
hetzij langs den weg van onteigening te verkrijgen. De
Raad zal zich herinneren dat krachtens zijn besluit van
23 Maart 1920 de keuze der plaats aan ons college
werd overgelaten in overleg met den schenker, die het
museum gaarne in de nabijheid geplaatst zag van het
tempeltje voor den beeldencyclus, voor de totstandko
ming waarvan de Raad laatstelijk den 28 Januari 1919
een schenking van 12,000.van de Vereeniging tot
Bevordering van het Vreemdelingenverkeer aanvaard
heeft. Deze groep zal worden geplaatst in een van ge
meentewege te stichten gebouw, waarvan het model
U toen is overgelegd en dat men zich voorstelde voor
ten hoogste 10,000.te kunnen bouwen. De juiste
plaats van dit gebouwtje zou door U echter nog moeten
worden bepaald. Hiervoor is voorloopig aangewezen het
„Klein Fentje", het voormalig bastion aan de andere
zijde van den plantsoenopgang dan waar het museum
zal verrijzen. Wij vleien ons dat het daar niet zal mis
staan, integendeel, met zijn strenge lijnen en niet te
groot van afmeting, zich te midden van het groen aan
de omgeving harmonisch zal aansluiten en zonder te
domineeren ook en vooral van de wandelingen aan de
overzijde der gracht het oog zal boeien.
De gekozen plaatsen hebben voor, behalve dat zij
naar Panders wensch, in eikaars nabijheid zijn, dat zij
gelegen zijn niet ver van het spoorstation en in de on
middellijke nabijheid van het Princessehof en bovendien
dat op het „Fentje" zelf de gemeente een woning be
zit, die voor den bewaker of concierge zal kunnen
dienen.
Inmiddels zal tot den bouw van het museum, ook al
bestaat volledige overeenstemming met de woning
vereeniging, nog niet dadelijk kunnen worden overge
gaan. De stichting zal geschieden uit een thans met