42 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. vruchtgebruik belast kapitaal, zij het dan ook dat de vruchtgebruiker reeds op leeftijd is. Het is echter met het oog op de zekerheid, die de heer de Koo over de totstandkoming van het museum eindelijk wel zou willen hebben en op de omstandigheid, dat de bouw van het tempeltje, zoowel uithoofde van de verplichtingen jegens den beeldhouwer zelf, als jegens Vreemdelingenverkeer ook niet langer moet worden uitgesteld, wenschelijk dat Uwe Vergadering thans een beslissing neemt. De juiste uitvoering van den bouw van het tempeltje zullen wij overeenkomstig de overgelegde schets nader in overleg met de Commissie voor de Openbare Werken doen ge schieden, zoodat van U, behalve het goedvinden der boven beschreven plaats voor het tempeltje, niet anders gevraagd wordt dan te besluiten tot het voteeren daarvoor, in afwachting van de juiste nadere regeling op de begrooting, van een bedrag van 10,000 met machtiging aan Burgemeester en Wethouders om voor de stichting van het museum, ten aanzien van de verkrijging van den vereischten grond, het noodige te verrichten. Wij hebben de eer U hierbij het daartoe noodige voorstel te doen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff: Ik zou even willen vragen: dit betreft alleen het tempeltje en het andere is aan Bur gemeester en Wethouders overgelaten De Voorzitter: Eigenlijk meen ik zelfs, dat, behalve de plaats van het tempeltje, alles aan Burgemeester en Wethouders is overgelaten. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de inrichting van bureauruimte voor Secretarie, Gemeentewerken, Woningtoezicht, enz. en Politie (bijlage no. 11). De Voorzitter deelt mee dat hij van den heer Tie- mersma bij den aanvang der vergadering dit voorstel heeft gekregen: „Ondergeteekende stelt voor punt 7 aan te houden". Spreker wil den heer Tiemersma het woord geven ter toelichting van zijn voorstel. De beraadslagingen over het voorstel-Tiemersma worden geopend. De heer Tiemersma zegt dat de Raad in Juli 1921 een beginselbesluit heeft genomen omtrent plannen en tee- keningen, waarvan deze plannen een herziening zijn. Ten opzichte van deze plannen vragen Burgemeester en Wethouders nu wederom een beginselbesluit met uit zondering van wat staat onder letter a, dat een besluit zou moeten worden. Zou men het van het andere los maken, dan is het dit ook. Maar het besluit sub a is in verband met het andere weer een beginselbesluit, opdat het college in de gelegenheid zal zijn verdere plannen enz. bij den Raad in te dienen. Het wil spreker nu voorkomen dat het indienen van die plannen, zooals hier is gevraagd, nog al eenigen tijd zal vorderen. Wat is nu het geval? Stel dat hier de meerderheid van den Raad het gevraagde beginsel besluit neemt, dan zal toch binnen betrekkelijk korten tijd hier een Raad zitten, die ten eerste 2 leden meer telt en die zoo kan zijn samengesteld, dat hij hier anders over denkt, dat hij de zaak in deze of gene richting anders ziet, waardoor de principieele lijn en de financieele opzet, die dan was gemaakt, door dien nieuwen Raad zou worden verworpen. Daarmee zouden alle moeite en financieele uitgaven nutteloos zijn ge weest en daarom stelt spreker voor deze punten aan te houden gedurende een zekeren tijd en ze dan opnieuw in handen van den Raad te stellen. De Voorzitter meent te moeten opmerken dat de heer Tiemersma met zijn voorstel eigenlijk niet nader tot het doel komt, dat hij zichzelf heeft voorgesteld. De heer Tiemersma zegt het voorstel vandaag niet maar op een nader te bepalen dag aan de orde te stellen, maar dan is men nog even ver. Dan komt weer het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a, b enz. ter tafel. Als men zoo doet, is men dan nog precies even ver, alleen is er dan een beetje tijd verloren. Met wat de heer Tiemersma beoogt, zal het alleen een beetje langer duren, dat kan spreker er alleen in zien. De heer Tiemersma zegt dat het niet zijn bedoeling is dit punt aan te houden tot de volgende vergadering, wat men ook wel uit zijn toelichting zal hebben be grepen. Hij heeft er op gezinspeeld dat dit voorstel een principe-besluit is en dat, wordt straks door den nieu wen Raad hetzij in engeren hetzij in ruimeren zin het besluit principieel afgekeurd, dan alle moeite en geld, daarvoor gegeven, zal zijn weggeworpen. Een beginsel besluit van dezen Raad zal geen steun in den rug zijn voor het college van Burgemeester en Wethouders, om dat het college de zaak wel verder kan opzetten, maar het niet is gezegd dat de nieuwe Raad inderdaad wel de gelegenheid tot uitvoering wil geven. Het is nu niet sprekers bedoeling dat het college de volgende raadszitting of over een maand weer met dit voorstel zal komen. Zijn bedoeling is het aan te houden gedurende zoo'n tijd, dat men meer zekerheid heeft omtrent de samenstelling van den nieuwen Raad. De Voorzitter: Uw bedoeling is dus eigenlijk om het voorstel tot September aan te houden. De heer Tiemersma: Ja. De Voorzitter zou zeggen dat, als de Raad op het oogenblik het gevraagde crediet wil geven, de volgende Raad daarmee dan niet heeft te maken. Wat die nieuwe Raad betreft, het is ten slotte de gemeenteraad van Leeuwarden die hier zit. De heer Tiemersma zou bang zijn dat, als hier andere menschen zitten, als de Raad van een andere samenstelling is, de dan zittende leden het niet met de eventueel thans gemaakte plannen eens zullen zijn. Spreker ziet daar zooveel bezwaar niet in. Ten eerste zal deze Raad mogelijk de zaak nog kunnen afhandelen en verder zou spreker zich niet kunnen be grijpen dat een eventueel anders samengestelde Raad de heele zaak zoo maar omver zou gooien en het vroeger genomen besluit zou negeeren. Als dat de taktiek zou zijn, dan zou een Raad het laatste jaar niets meer kunnen doen; had men geen zekerheid dat bij 't eind van den zittingstijd een zaak nog niet heelemaal zou zijn afge- loopen, dan zou men er niet aan mogen beginnen, omdat de vrees bestond dat de volgende Raad de geheele zaak weer onderst boven zou gooien. Spreker lijkt dit geen afdoend argument om het voorstel aan te houden. Verder komt er dit nog bij, dat Burgemeester en Wet houders nu ook wel eens willen doorwerken; de zaak heeft nu al zoo lang geduurd en Burgemeester en Wet houders meenen thans een zeer goede oplossing te hebben gevonden. Op de vraag of alles noodig is, wil spreker niet meer ingaan; daarover wordt ook nog ge sproken in het prae-advies. Er komt bij dat dit een wijziging is van plannen, om aan de verschillende dien sten andere ruimten te verschaffen, die hier oorspron kelijk al zijn aangenomen. Burgemeester en Wethouders stellen dus alleen voor een wijziging van een reeds vroeger genomen besluit. Deze wijziging is gebaseerd Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. 43 op een novum, op het later naar voren gekomen feit, dat de gemeente de beschikking heeft gekregen over het Militair Hospitaal. Toen de Raad indertijd zijn be sluit nam, wist men niet dat de gemeente dit ter be schikking zou krijgen, maar nu dat anders is geworden hebben Burgemeester en Wethouders dit novum als een gelegenheid aangegrepen die volkomener was, om dat zij een betere oplossing gaf. Het idee is dus niet nieuw meer; het is eenvoudig een verandering van de plannen in verband met iets, waarop men destijds niet rekende. De Raad staat hier dus niet onvoorbereid tegenover, de leden zijn er allen voldoende mee bekend. De kwestie is nu, dat, indien het mogelijk zal zijn, Burgemeester en Wethouders vóór September de nadere plannen bij den Raad zullen indienen en dat hier van daag een principieele beslissing van den Raad wordt gevraagd of hij met de plannen van Burgemeester en Wethouders kan meegaan. Ten opzichte van het be zwaar van den heer Tiemersma, die bang is dat de nieuwe Raad het geheele principe weer omver zal gooien, wil spreker dan nog alleen dit zeggen: laat dan de Raad, in plaats van Burgemeester en Wethouders „uit te noodigen aan den Raad nadere plannen en be grootingen in te dienen", eenvoudig „besluiten tot" het sub b 14 genoemde. Dan is men heelemaal klaar; het is zoo eenvoudig mogelijk. De heer Visser kan niet meegaan met het idee van den heer Tiemersma. De conclusie, die hij uit diens be toog trekt, is deze: wij kunnen wel met vacantie gaan. De zittende raadsleden hebben echter deze zaak onder den hamer gehad en spreker meent dat, 't zij dat men vóór- of tegenstander is, het meer in de lijn ligt dat deze Raad een beslissing neemt, dan dat die later door een volgenden Raad wordt genomen. Met het idee van den heer Tiemersma zou hier het tegenovergestelde gebeuren als wat in de Provinciale Staten is gebeurd daar is gezegd: wij moeten die zaak behandelen, omdat de nieuwe leden, die komen, er niet mee bekend zijn, zich er nog moeten inwerken. De leden hief hebben zich tegenover deze kwestie ook reeds principieel gesteld, zij hebben de zaak mee gemaakt, zich georiënteerd, zich geprepareerd en zich er in gewerkt. Het systeem-Tiemersma is we weten niet wat straks de nieuwe Raad wil, dus kunnen we niet onze houding bepalen. Hij zegt we kunnen wel iets vaststellen, maar we weten niet of de nieuwe Raad die van een andere samenstelling kan zijn, er om tech nische- of principieele reden wel mee accoord gaat en moeten daarom de behandeling opschorten. Zoo ziet spreker het niet in. Hem dunkt dat deze raadsleden reeds meermalen deze zaak hebben bestudeerd, zij zitten in de materie. Spreker meent dat men nu niet uit een soort beleefdheid voor de nieuwe raadsleden of om reden dat men bang is zich te branden, de zaak moet uit stellen. De zaak is door den Voorzitter juist gesteld als men het systeem van den heer Tiemersma hier ging huldigen dan zou men ook met evenwel recht andere belangrijke punten moeten uitstellen en dat zou voor dezen Raad beteekenen dat hij in zekeren zin niet meer met zijn arbeid kon doorgaan. Spreker kan zich dan ook den gedachtengang van den heer Tiemersma niet in denken. De heer Oosterhoff kan zich volkomen met het voor stel-Tiemersma vereenigen, al is het dan niet alleen op de gronden, door hem aangevoerd. Het wil spreker voorkomen dat deze zaak eigenlijk, voor den Raad al thans, niet voldoende is voorbereid. Hij wil hier als zijn opinie en ook als die van den heer Fransen, meedeelen, dat, toen deze zaak behandeld werd in de commissie voor openbare werken, de heer Fransen en spreker geen oogenblik den indruk hebben gehad dat dit een voorstel was, dat 14 dagen daarna in den Raad zou worden be handeld. Spreker dacht dat het slechts een eerste ken nismaking was met het nieuwe complex van voorstellen, waarvan men nog wel meer zou hooren. In nog mindere mate kan spreker zich vereenigen met het denkbeeld, door den Voorzitter aan de hand gedaan, cm thans reeds te besluiten tot uitvoering van deze werken. Dit voorstel bevat voor een niet gering deel geheel nieuwe dingen. Het maken van een garage voor de brandweer is hier nooit ter sprake geweest, dat idee is geheel nieuw; hoe de geneeskundige dienst er na de reorganisatie zal uitzien, daar weten we absoluut niets van men kan daar nu wel een gebouw voor inrichten of het college uitnoodigen daarvoor plannen en begreo- tingen in te dienen, maar dat is een vooruitloopen op allerlei beslissingen, die nog niet genomen zijn. Spreker is het met den heer Tiemersma eens dat men met een uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders, om nadere plannen en begrootingen in te dienen, gevaar loopt, dat dit werk weer kan worden te niet gedaan, doordat later enkele gedeelten niet worden aangenomen. Spreker kan zich daarom geheel vereenigen met het idee van den heer Tiemersma om dit voorstel nog eenigen tijd te laten rusten, terwijl hij ook eerst een betere voorbereiding zou wenschen. De heer De Boer: Ik kan mij ook geheel vereenigen met het voorstel-Tiemersma, maar het lijkt mij toch van groote beteekenis dat het gedeelte, dat betrekking heeft op de reorganisatie van den geneeskundigen dienst ik meen ook dat het dit gedeelte is, dat geen geld voor verbouwing enz. behoeft te kosten althans in den komenden tijd wordt voorbereid en afgewerkt. De heer Visser: Het zit allemaal aan elkaar vast. De heer De Boer: Neen, dat zit niet aan elkaar. Toen deze 4-jarige periode begon, is er van onzen kant een voorstel gekomen om den geneeskundigen dienst te re- organiseeren en daarin o. a. moederschapszorg op te nemen. Ik heb nu in het stuk gelezen dat het rapport daaromtrent gereed is en dat de Raad eerstdaags dat rapport kan verwachten. Het lijkt mij niet verstandig, dat deze kwestie ook op de lange baan wordt geschoven, omdat alles, wat de heer Tiemersma heeft gezegd ten opzichte van de verbouwing van het stadhuis enz. geen betrekking heeft op het voorstel sub I 61, dat thans als een volledig voorbereid voorstel bij den Raad zal komen. Ik meen dan ook dat dit deze zittingsperiode nog moet worden afgehandeld De heer Tiemersma wil een enkele opmerking maken omtrent dat, wat door den heer Visser is gezegd, die zich de bedoeling van sprekers voorstel niet kon inden ken. Spreker heeft reeds opgemerkt dat, als dit geen voorstellen waren, waaromtrent van den Raad een be ginsel-uitspraak werd gevraagd, zijn bezwaar dan zou zijn weggenomen. Doch hij vreest dat een beginsel-uit spraak van dezen Raad niets van beteekenis is, daar hij meent te voorzien dat de gevolgen van het principe, dat hier wordt uitgesproken door dezen Raad van deze sa menstelling, niet zullen zijn te bereiken. Vermoedelijk zal men hier dan menschen hebben, die tegenover deze zaak anders staan, hetzij in ruimeren, hetzij in engeren zin. Deze raadsbrief zelve geeft spreker aanleiding om die gedachte te ontwikkelen. Na bespreking van den aan bouw van een rechtervleugel aan het stadhuis leest hij hier „Wij ontveinzen ons die (moeilijkheid) niet en mede niet de bezwaren, gelegen in de oplossing van het vraagstuk om dien aanbouw zoo te doen ge schieden, dat later, zij het na vele jaren, in aansluiting aan hetgeen eens ter plaatse van het politebureau zal worden gesticht, ook inwendig, een goed geheel zal worden verkregen. Van de richting, waarin voor een juiste opheffing der moeilijkheden moet worden ge zocht, zullen Burgemeester en Wethouders zich nog

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 4