44 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. nader rekenschap geven en de definitieve plannen zullen Uwe Vergadering te zijner tijd bereiken en aan haar eindoordeel worden onderworpen." Die zin gaf spreker aanleiding te denken: hoe gaarne het college ook met spoed wil werken, het kan ook niet inzien dat ons die voorstellen nog zullen bereiken. Dat is sprekers hoofdmotief. De heer IJ. de Vries had zich voorgesteld dat het voorstel-Tiemersma alleen was gedaan om 14 dagen uitstel te krijgen. Maar uit diens nader betoog blijkt dat hij pleit voor een langer uitstel, wat dus beteekent dat hij het laatste halfjaar van deze zittingsperiode geen verantwoordelijkheid op zich durft te nemen zooals wanneer hij het eerste jaar zit. Men zit hier echter in het belang van de stad Leeuwarden. Nu komt het spreker voor dat, wanneer het voorstel-Tiemersma wordt aangenomen, het minstens een jaar zal duren voor dit voorstel van het college weer ernstig onder de oogen kan worden genomen. Het is hier vroeger al meer uit gemaakt, dat de toestand van het stadhuis van dien aard is, dat verbetering zeer zeer gewenscht is. Nu is in den tusschentijd het Militair Hospitaal beschikbaar gekomen, waar zeer gemakkelijk Gemeentewerken kan worden on dergebracht. Het komt spreker voor dat 14 dagen uitstel hier geen kwaad kan, maar wat de heer Tiemersma wil wel. Spreker voor zich durft gerust de verantwoording op zich te nemen om het laatste halfjaar, dat hij hier zit, hierop een beslissing te nemen, evengoed als midden in den zittingstijd. Als de Raad meent dat het in het belang van Leeuwarden voor nu en voor het nageslacht en in het belang van den goeden gang van den dienst is, dat er een nieuwe vleugel aan het stadhuis wordt gebouwd, dan moet hij ook de verantwoording daarvoor op zich durven nemen. Al is het dan in het laatst van de zittingsperiode van den Raad, als men dit voorstel in het belang acht van de toekomst onzer plaats van inwoning, dan moet men niet om de eene of andere reden sprekers vriend achter hem zou misschien zeggen: „om kiezersgunst of kiezersvrees" de be handeling daarvan uitstellen tot hier een andere Raad zal zitten. De heer Lautenbach kan, wat zijn collega De Vries in het voorstel-Tiemersma ziet, daarin heeleniaal niet zien. Hij kan er heel goed in meegaan. Spreker zal het betoog van den heer Oosterhoff niet herhalen, maar hij sluit zich aan bij diens woorden dat de Raad deze zaak nog niet kan beoordeelen. In de tweede plaats is nog niet uitgemaakt of deze verandering wel absoluut nood zakelijk is. Het is een zeer ingrijpend voorstel, waarvoor een behoorlijke tijd van aanhouding noodzakelijk is. De heer De Boer zegt dat geneeskundige dienst en woning toezicht niet aan elkaar vast zitten. Maar ze staan hier toch naast elkaar; de beteekenis van aanhouding is hier toch dat dan de geheele zaak moet worden aangehou den. De bureau- en grensscheidingen kunnen heel anders worden, wanneer men over het een of het ander een beslissing gaat nemen. De heer Dijstra zou een kleine opmerking willen maken naar aanleiding van hetgeen de heer De Boer heeft gezegd. Burgemeester en Wethouders weten dat het rapport van de commissie voor het Stadsziekenhuis zeer aanstaande is. De Raad zal daarover dus eerst een beslissing moeten nemen, doch de heer De Boer wil het college nu reeds machtiging geven tot het nemen van preparatieven voor uitvoering van dat werk, terwijl er nog in 't geheel geen beslissing over het rapport, waar van de inhoud nog geheel vreemd is aan den Raad, is gevallen. Dit acht spreker geen gelukkige greep. Hij staat aan de zijde van de menschen die, op andere gronden dan de heer Tiemersma, er voor gevoelen deze kwestie uit te stellen tot na September, om ze dan rustig af te wikkelen. Dan weet men de samenstelling van den nieuwen Raad. Waar het hier gaat om het beduidend bedrag van 1 y4 ton, lijkt het spreker goed, dat deze Raad niet over dit voorstel beslist, waarom spreker dan ook in die richting het voorstel-Tiemersma zou willen steunen. De heer Visser heeft zichzelf de vraag gesteld wat thans aan de orde is. Men heeft nu een voorstel-Tie mersma en daarnaast een voorstel-De Boer, terwijl het voorstel-Tiemersma nog niet is afgehandeld. Spreker meent dat de heer De Boer thans een deel van het heele plan in bespreking brengt en wil vragen of eerst niet het voorstel-Tiemersma moet worden afgehandeld. Spreker meent dat de heer De Boer weer iets doet wat niet in verband is met het geheel. Men mag toch niet het plan in zijn geheel of in onderdeelen bespreken, al vorens het voorstel-Tiemersma in stemming is geweest. Spreker wil zich wel tegenstander van het plan ver klaren, maar om zijn tegenstemmen te motiveeren zal hij dit moeten doen in verband met het geheel, dat een complex van vraagstukken is. Als hij de zaak goed heeft begrepen zit het punt geneeskundige dienst zeer zeker vast aan woningtoezicht enz. Al deze diensten zouden naar de Infirmerie worden overgebracht. Spreker verneemt nu van den heer Tiemersma dat hij den nieuwen Raad het recht wil geven over deze plannen te beslissen, terwijl de heer Oosterhoff zegt dat de plannen technisch niet goed zijn voorbereid. Dat zijn dus 2 stemmen. De Voorzitter wil eerst den heer Visser, die zich niet geheel goed thuis gevoelt, even terecht helpen. De heer Tiemersma stelt voor het geheele voorstel uit te stellen ad calendas Graecas en de heer De Boer wil als ex ceptie punt 1 b 1 van het voorstel wel behandelen. Spre ker meent dat het voorstel-Tiemersma wordt onder steund, maar van dat van den heer De Boer weet hij het niet. Wordt dat voorstel ook ondersteund De heer Muller Ja. De Voorzitter zegt dat het dan zijn bedoeling is om, zoodra de discussies zijn afgeloopen, eerst het voorstel- Tiemersma, dat tot strekking heeft alles uit te stellen, in stemming te brengen en, mocht dit worden verwor pen, dan daarna het voorstel-De Boer, als zijnde van minder verre strekking alles aanhouden op punt I b\ na in stemming te brengen. Tot den heer Tiemersma heeft spreker al gezegd hoe Burgemeester en Wethouders over deze zaak dachten; het is geen nieuwezaak. De heer Lautenbach zegt dat de veranderingen zoo ingrijpend zijn dat hij de kwestie eens rustig moet bekijken. Spreker wil echter opmerken dat de Raad reeds meer een besluit in deze richting heeft genomen; de Raad heeft den 26en Juli 1921 besloten het tegenwoordige politiebureau in te richten tot stad huis en om het voormalig hotel-Weidema in te richten tot bureau van Gemeentewerken, waarvoor Burge meester en Wethouders al een crediet is gegeven. Er is principieel besloten tot het inrichten van het tegen woordige politiebureau tot bureaux van het stadhuis en tot bouw van een nieuw politiebureau, dat destijds 175,000.moest kosten, terwijl aan het college voor de verbouwing van het hotel-Weidema reeds een crediet is verleend. De Raad is principieel in deze zaken mee gegaan, zoodat men niet kan zeggen dat het college nu plotseling den Raad heeft overvallen; het was den Raad niet onbekend dat het stadhuis moet worden uitgebreid. Burgemeester en Wethouders meenden daaromtrent te kunnen verwijzen naar de discussies die daarover des tijds hebben plaats gehad. De Raad is toen meegegaan met het principe van Burgemeester en Wethouders, dat nog geldt uitbreiding van het stadhuis. Nu is door Burgemeester en Wethouders ook pas later het nieuwe punt ontdekt, n.l. dat waarschijnlijk het Militair Hospitaal in dit verband kon worden ge Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. 45 bruikt. Zij zijn nu als het ware over stag gegaan en hebben gezegd nu dit er bij kan worden genomen, meenen wij dat de oplossing anders moet zijn dan des tijds is voorgesteld, ten eerste, omdat het beter uitkomt met de financiën en ten tweede, omdat er een betere inrichting wordt verkregen. Het doet spreker nu verbazend zonderling aan dat hier nog raadsleden zitten, die tegen het nieuwe plan zitten te kijken. Als de heeren het nu nog niet onder de knie hebben, zullen ze het ook wel nooit onder de knie krijgen. Wat hier wordt voorgesteld, is niet iets nieuws, het is wel een verandering, maar het principe blijft gelijk, n.l. dat het stadhuis moet worden uitge breid en dat Gemeentewerken betere en ruimere bureaux moet hebben, wat binnen enkele jaren toch zeer zeker noodig zal zijn. Daar omheen zijn andere veranderingen gegroepeerd en verder kunnen van de vrijkomende pan den enkele eenvoudig worden verhuurd en andere van de hand worden gedaan; alles een logisch gevolg van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spreker voor zich zou ernstig in overweging willen geven om nu ten minste een besluit te nemen; hij is niet zoo heel bevreesd dat men na September zal zeg gen het gaat niet op. Men moet niet altijd, als er eenigszins belangrijke voorstellen komen, willen aan houden. Nu eens wenscht men aanhouding, omdat de leden de stukken te kort in huis hebben gehad, dan weer omdat voorstellen niet voldoende zijn voorbereid of niet volkomen duidelijk zijn en nu wenscht men ten slotte ook al aanhouding, omdat de Raad misschien van politieke samenstelling zal veranderen. Op die manier zou men ook kunnen zeggen: we doen maar niets meer. Er is altijd wel wat te vinden voor uitstel, maar spreker vindt dat dit toch niet opgaat. De Raad moet hier nu eindelijk ook eens uit komen; spreker zou haast zeggen: verwerp dan het voorstel maar liever, dan weten Bur gemeester en Wethouders waar ze aan toe zijn. Spreker weet niet of hij namens Burgemeester en Wethouders spreekt, maar hij zou den Raad persoonlijk ook sterk willen ontraden op het voorstel-De Boer in te gaan. Burgemeester en Wethouders zeggen zelf de heer Dijstra heeft daar ook op gewezen dat het rapport inzake den geneeskundigen dienst zeer spoedig bij den Raad zal komen .Is spreker wel ingelicht, dan is het geheel klaar. Het is echter nog niet bij Burge meester en Wethouders behandeld en ook nog niet dooi den Raad ingezien. Burgemeester en Wethouders hadden het idee het voormalig Militair Hospitaal in te richten tot bureaux van Gemeentewerken, polikliniek, vergaderkamers, enz. Doch ook bij het voorstel, dat hier is gemaakt, hebben Burgemeester en Wethouders zich wel degelijk voor oogen gesteld dat, nu het rapport omtrent den geneeskundigen dienst niet kan worden overgelegd, men het moet afwachten en bovendien hangen, zooals ook de heer Visser heeft gezegd, deze plannen van Burgemeester en Wethouders zoo aan el kaar, datdaar niet iets valt uit te lichten. Daarom kan de heer De Boer, afgescheiden van de argumenten, die hij bij het doen van zijn voorstel heeft gebruikt, waar er eigenlijk nog niets omtrent het rapport inzake den geneeskundigen dienst bekend is, Burgemeester en Wethouders moeilijk uitnoodigen om door te gaan met het inrichten van den geneeskundigen dienst, omdat de Raad nog heelemaal niet heeft beslist hoe die dienst moet worden ingericht. Spreker adviseert dus ook het voorstel-De Boer te verwerpen en eerst met de andere plannen omtrent die zaak een beslissing te nemen. Spreker weet niet wat de meerderheid van den Raad zal doen, maar zijn advies is eerst het voorstel-Tie mersma te verwerpen en daarna niet een speciaal punt hieruit te lichten, maar de zaak werkelijk als één geheel te beschouwen. Indien b.v. dat punt van den heer De Boer naar voren werd gehaald en de Raad het Militair Hospitaal voorloopig alleen zou bestemmen voor den geneeskundigen dienst, zouden Burgemeester en Wet houders eigenlijk voor zich het idee hebben, dat zij hun voorstel niet kunnen handhaven, om Gemeentewerken daar onder te brengen en verschillende vergaderkamers. Als een gebouw voor 3 diensten moet worden ingericht, dan moet men het over die 3 diensten verdeelen, maar dan moet men er niet eerst een uitpikken, waardoor later de andere worden gedwongen om genoegen te nemen met wat er overblijft. Het is wel mogelijk dat dit zou kunnen, maar het zou toch te gevaarlijk zijn om het gebouw reeds voor den eenen dienst te bestemmen, ter wijl men omtrent bestemming van de andere diensten nog niets wist. De heer O. F. de Vries (wethouder) is het volkomen eens met wat de Voorzitter heeft gezegd, maar wil daar nog enkele woorden aan toevoegen. Hij zou haast zeggen dat Burgemeester en Wethouders niet anders konden doen dan zij nu hebben gedaan. Burgemeester en Wethouders hebben ook al gezegd dat den 26en Juli 1921 reeds een besluit door den Raad is genomen; toen is aan het college een crediet verleend van ƒ31,000. voor inrichting^van het hotel-Weidema tot bureaux van Gemeentewerken, terwijl Burgemeester en Wethouders zijn uitgenoodigd met nadere plannen bij den Raad te komen. Toen nu door een toevallige omstandigheid na Juli 1921 het Militair Hospitaal in handen van de ge meente kwam, is er een aanmerkelijke wijziging in de plannen gekomen, wat ook beteekent een groot voordeel voor de gemeente, omdat hierdoor een goedkoopere uitvoering van de verschillende plannen mogelijk is. Nu is door verschillende raadsleden weer op uitstel aangedrongen, maar dat kan nooit de consequentie zijn van het raadsbesluit van 26 Juli 1921. Wanneer men zoo het dergelijke plannen gaat omspringen, dan is het feitelijk voor Burgemeester en Wethouders maar beter om tot September niets meer te doen, dan kunnen zij met geen enkel nieuw plan in den Raad komen. Hier zijn nu verschillende dingen naar voren gebracht, maar de auto-garage is eigenlijk het eenige nieuwe element, dat niet voor dezen tijd in den Raad bekend was. De heer Oosterhoff heeft de opmerking gemaakt dat de verplaatsing van Openbare Werken naar het Militair Hospitaal niet in de commissie voor Openbare Werken is behandeld. Spreker weet niet of de heer Oosterhoff aanwezig was in de vergadering eenige maanden ge leden, toen de badinrichting in de commissie voor Open bare Werken kwam en toen door spreker het overbren gen van Openbare Werken naar het Militair Hospitaal is uiteengezet De heer Oosterhoff geeft te kennen dat hij in die ver gadering wel aanwezig is geweest. De heer O. F. de Vries (wethouder): Oh, was U wel tegenwoordig. Dan is het U dus wel bekend. Spreker vervolgt dat er, nu het Militair Hospitaal er bij is gekomen, natuurlijk in de andere plannen een aan merkelijke wijziging is gekomen, omdat verschillende dingen hiermee samenhangen. Nu is er juist dit ge vaarlijke in het voorstel-Tiemersma dat, waar practisch gesproken alles hiermee samenhangt, dit alles ook tot September of langer van de baan zal zijn. De heer De Boer heeft ook gesproken over de reorganisatie van den geneeskundigen dienst. En werkelijk, verschillende raadsleden weten het, dat het dienaangaande noodig is, dat er verbetering komt. De toestand is zoo, dat de stadsartsen reeds hebben bericht dat zij op deze manier hun diensten niet langer kunnen waarnemen en dat, als het niet verandert, zij daarvoor bedanken. Dan zal het onmogelijk zijn stadsartsen te krijgen. Verder is voor de moederschapszorg, die reeds jaren aanhangig is, nog nooit een oplossing gevonden, in verband met verschil lende omstandigheden is daarmee gewacht. Nu kunnen Burgemeester en Wethouders wel prae-advies over het door de commissie ingediende rapport uitbrengen, maar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 5