46 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. als zij niet voorstellen den geneeskundigen dienst hier of daar onder te brengen, heeft dat practisch eigenlijk nog geen waarde. Dan wil spreker nog op een voornaam punt wijzen. Er is hier enkel gesproken over de bureau-geschiedenis, maar men bedenke dat de exploitatie ook voordeeliger zal zijn. Spreker heeft de cijfers eens nagegaan en heeft berekend dat op onkosten voor verlichting, verwarming, concierges enz. in totaal een 4000.a 5000.per jaar kan worden bespaard, wanneer vergaderlokalen enz. worden geconcentreerd in het Militair Hospitaal. Stelt men de zaak nu uit, dan zal het in elk geval nog een paar jaar zoo blijven doorgaan. Spreker ontraadt daarom aanneming van het voorstel-Tiemersma. De heer De Boer: Ik geloof dat het voorstel, dat ik heb gedaan, een klein beetje verkeerd is begrepen èn door den heer Dijstra èn door den Voorzitter. De heer Tiemersma heeft voorgesteld de heele zaak een korten tijd te laten rusten, maar naar mijn meening mag dat niet betrekking hebben op dat gedeelte, wat den ge neeskundigen dienst betreft. In het stuk staat dat het rapport eerstdaags bij den Raad zal komen. Nu kunnen wij, waar dat vast staat en de zaak in een dergelijk stadium van voorbereiding verkeert, wei dit besluiten, dat, als het voorstel-Tiemersma wordt aangenomen, dit niet betrekking mag hebben op het besluit tot reorga- nisate van den geneeskundigen dienst en dat wij dezen dienst na het vallen van het besluit dus zullen onder brengen in het gebouw van het Militair Hospitaal. Mijn voorstel is dus eigenlijk een amendement op het voor stel-Tiemersma. De heer Tulp (wethouder) kan met het voorstel-De Boer niet meegaan, omdat het volstrekt niet zeker is dat ae Raad de plannen van Burgemeester en Wethouders aanneemt. Spreker persoonlijk kan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet meegaan; de motieven zal hij straks, als het voorstel zelf aan de orde is, ter sprake moeten brengen en verdedigen. Als de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aan neemt, kan dat zijn, omdat hij andere bedoelingen heeft met het Militair Hospitaal, misschien wel om het later tot een groot ziekenhuis of tot spreker weet niet wat in te richten. Spreker wil ook niet met de heer Tiemersma de ge- heele zaak uitstellen. Het is niet een heel nieuw plan, dat in den Raad komt. Laat men desnoods de auto garage aanhouden. Maar het verbouwingsplan, zooals dat den Raad thans is aangeboden, is slechts een kleine variatie op het vroegere plan. Spreker kan niets voelen voor het voorstel-Tiemersma, om de zaak uit te stellen, omdat deze plannen al lang aanhangig zijn. De heer B. Molenaar: Ik geloof toch den indruk te moeten krijgen dat het voorstel-Tiemersma hier wat verkeerd is opgenomen. Hier is gesproken dat de ver schillende voorstellen den Raad niet tijdig hebben be reikt, dat zij niet duidelijk genoeg zijn of dat wij niet genoeg bekend zijn met de noodzakelijkheid van wat in de verschillende voorstellen is genoemd. Het wil mij voorkomen dat dit hier niet het geval is. De grond gedachte van het voorstel-Tiemersma komt hierop neer, dat wij gaarne willen meegaan met de plannen en voor stellen, die door Burgemeester en Wethouders zijn ont vouwd, mede op grond, dat deze plannen een nader gevolg zijn van de betrokken Juli-vergadering van 1921, naar ik meen. Ik zou nu dit willen zeggen dat, als Bur gemeester en Wethouders ons de zekerheid kunnen geven dat, van hetgeen zij onder punt b vragen, nog deze zittingsperiode de definitieve plannen den Raad zullen bereiken, ik voor mij en ik geloof wel van meerderen met mij dan wel bereid ben om dit voor stel van Burgemeester en Wethouders te steunen. Maar het is toch betrekkelijk monnikenwerk om te trachten nu een principieele beslissing te krijgen, terwijl straks de nader uitgewerkte plannen, die waarschijnlijk in de zittingsperiode na ons pas aan de orde zullen komen waar wij niet weten hoe de dan zittende leden daar over zullen denken misschien weer zullen worden verworpen. Al het werk en het geld, dat toch ontegen zeggelijk aan het maken van de plannen en begrootingen moet worden besteed, is dan weggegooid. Dat is juist de grondgedachte van het voorstel-Tiemersma, dat men bijna de zekerheid heeft dat het indienen van nadere plannen voor September niet meer kan gebeuren, daarop is het voorstel tot uitstel gegrond. Kunnen Burgemeester en Wethouders echter de zekerheid geven dat de nadere voorstellen dezen Raad nog zullen bereiken, dan zijn ik en meerdere leden van mijn fractie bereid om dit voorstel van Burgemeester en Wethouders in behande ling te nemen. De heer Dijstra: Ik heb zoopas ook het woord ge vraagd en het lijkt mij toch niet zonder bezwaar om de middenmoot van den heer De Boer hier tusschen uit te nemen. Dat gaat toch niet. Ik voel wel dat de ge neeskundige dienst wijziging behoeft, maar als in de volgende of in een nog latere vergadering bij den Raad het rapport van de commissie voor het Stadsziekenhuis in behandeling komt en er blijkt dan inderdaad, dat er wijzigingen aangebracht moeten worden, om den gang van zaken voor het Stadsziekenhuis beter te maken dan nu het geval is, dan kan de commissie bij het college van Burgemeester en Wethouders altijd nog met een voorstel komen om die zaak nader onder de oogen te zien en ze in den kortst mogelijken tijd af te doen De heer De Boer: Dat is mijn bedoeling ook. De heer Dijstra: De heer De Boer interrumpeert dat dit ook zijn bedoeling is. Maar dan kunnen wij nu geen beslissing nemen, omdat wij nog niet weten hoe de Raad staat tegenover het rapport inzake het Stadszie kenhuis. Al weet men, dat de leden het er algemeen over eens zijn dat er wijziging moet plaats hebben, ten slotte kunnen er toch over het hoe verschillende gedach ten zijn. Ik voel er alles voor om met het voorstel-Tiemersma mee te gaan, ook om andere reden. Hier is ook weer ter sprake gekomen Openbare Werken. Nu kan men daar mild tegenover staan en ik kan mij indenken dat een deel van de leden daar milder tegenover staat dan ik. Ik wil niet zeggen dat ik geen vertrouwen heb in het beleid van Openbare Werken, maar een andere kwestie is, of ik genoegzaam vertrouwen daarin heb om op deze wijze door te gaan. Ik kan mij zeer wel inden ken dat, als hier straks een nieuwe Raad is, dergelijke werken zeer zeker aan de orde zullen komen, maar dat de voorbereiding en controle ten opzichte van deze werkzaamheden een ander karakter zullen hebben dan op dit oogenblik het geval is. Om een enkel geval te noemen: eenigen tijd geleden is hier uitgesproken dat men behoefte kreeg aan een adjunct-directeur van ge meentewerken. Ik heb nog nooit gehoord dat die me neer zijn aanstelling al heeft gekregen. Maar een andere kwestie is het, of er ook wat voor te zeggen valt, of het ook goed zou zijn met de aanstelling van dien ad junct-directeur ook tot September te wachten. Want de gang van zaken daar bevredigt mij niet. Ik sta op het standpunt dat, wanneer men op redelijke gronden kan bewerken den gang van zaken daar zooveel mogelijk aan banden te leggen, ik daar dan zoo hard mogelijk aan wil meewerken. Waar nu het voorstel- Tiemersma op dit oogenblik zich in die richting be weegt, door deze afdeeling tot na September aan den ketting te leggen, daar is mijn standpunt doe dat. De heer Oosterhoff: Ik schijn vanmiddag buitenge woon onduidelijk te spreken, want het is nu al de tweede maal dat Burgemeester en Wethouders mij verkeerd hebben verstaan. Ik heb heelemaal niet gezegd dat de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. 47 verplaatsing van Openbare Werken niet ter sprake is gekomen in de commissie voor Openbare Werken in tegendeel, daar is ter sprake gekomen het geheele plan, zooals het hier ligt. Ik heb alleen gezegd dat de heer Fransen en ik den indruk hadden gekregen dat dit slechts een zeer voorloopige kennismaking was met de plannen en dat wij absoluut niet den indruk hadden dat het was een behandeling in de commissie om ze daarna onmiddellijk in den Raad te brengen. U hebt gezegd dat U eenigszins verbaasd is dat ik voor uitstel pleit op grond van het feit, dat wij niet voldoende op de hoogte zijn, en dat deze plannen eigen lijk slechts een herziening zijn van de plannen, die vroeger zijn aangenomen. Ik geef toe dat de Raad inder tijd dat besluit heeft genomen op grond dat de ruimte aan Openbare Werken en aan de secretarie te klein is, maar de oplossing, die nu wordt gegeven is een absoluut andere dan die van vroeger. Zij lijken niets op elkaar en bovendien komen er nu nog een 3-tal punten bij, n.l. inrichting van vergaderzalen, een auto-garage en onderbrenging van den geneeskundigen dienst. Per slot van rekening is dit voorstel dus heel iets anders dan het vroeger genomen besluit. Ik meen en volgens Uw woorden ook volkomen terecht dat dit geheele complex van voorstellen één plan is. Maar in dat geval kunnen wij het plan ook niet uitvoeren, voor wij omtrent de verschillende onderdeelen zekerheid hebben. En die zekerheid bestaat niet, zoomin omtrent de auto-garage als omtrent den geneeskundigen dienst. Als wij niet een eventueele vergelijking hebben in hoeverre die pun ten op het totaal inwerken, dan is het beter te wachten tot wij zekerheid hebben omtrent die verschillende pun ten. Ik zou mij kunnen voorstellen, dat, wanneer de vroegere leeszaal vrij kwam, dit gebouw als een andere uitweg voor uitbreiding van de secretarie kon worden bestemd, al is dat dan ook eenigszins behelpen. Mij wil het voorkomen dat wij eigenlijk geen stappen kunnen doen en dat wij Burgemeester en Wethouders geen plannen kunnen opdragen, alvorens vast staan de ver schillende dingen, als auto-garage, geneeskundige dienst enz., die in het voorstel van Burgemeester en Wethou ders zijn genoemd. De heer Westra: De heer B. Molenaar heeft zoopas de opmerking gemaakt dat men hier blijkbaar een ver keerden of eenigszins verwarden indruk van het voor stel-Tiemersma heeft gekregen. Maar het voorstel-Tie mersma is gekomen van een zijde, die zoozeer bevriend is met het college van Burgemeester en Wethouders, dat ik mij niet kan onttrekken aan den indruk, dien ik gekregen heb en die ik ook meen dat de juiste is dat het alleen daarom is gedaan, dat die zijde het in de tegenwoordige politieke atmosfeer niet raadzaam acht om haar politieke balans aan de debetzijde nog hiermee te belasten, door dit voorstel aangenomen te krijgen. Dat moet het eenige motief wezen tot het doen van dit voorstel. Ik zie er echter ook geen bezwaar in om de heeren niet tegen te werken, maar ik wil graag mijn medewerking verleenen dat zij in dit opzicht met een blanco register bij het kiezerscorps verschijnen. De heer B. Molenaar: De heer Westra schijnt de zaak al heel slecht te hebben begrepen. Hij zegt dat het schijnt dat deze zijde bang is voor de politieke conse quenties van dit voorstel. Ik heb echter zoojuist aan Burgemeester en Wethouders de vraag gesteld of zij zekerheid kunnen geven dat, als deze plannen worden aangenomen, zij ook worden uitgevoerd. In dat geval aanvaarden de sociaal-democraten de volle conse quentie hiervan. Het is er hun absoluut niet om te doen dit te verzwijgen, de heeren van „Gemeentebelang" weten dus wat zij aan ons hebben, en in het bekende blaadje kan maar weer naar hartelust over ons worden geschreven. Het voorstel berust enkel hierop, dat wij niet wenschen mee te werken aan een machtiging aan Burgemeester en Wethouders om plannen klaar te ma ken, die misschien na September bij een andere ver houding in den Raad weer van de hand worden gedaan. Een dergelijke bezuinigingswijze wenschen wij niet toe te passen. De Voorzitter zou willen voorstellen de discussies te sluiten, de zaak is nu van alle kanten belicht. Spreker zou na mevrouw Buisman niet weer het woord willen geven. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Wordt van de zijde van Burgemeester en Wethouders de toezegging gegeven dat de nadere plannen voor September bij den Raad zullen zijn? Dan wordt, zooals ik begrepen heb, het voorstel-Tiemersma ingetrokken. De heer O. F. de Vries (wethouder) wil op de vraag van den heer B. Molenaar antwoorden dat het natuurlijk zeer goed mogelijk is, de plannen voor September bij den Raad te brengen. Het eenige plan, waar veel werk mee is, is dat van den vleugel aan het stadhuis, de andere werken zijn betrekkelijk eenvoudig. Spreker schat dat die plannen binnen 2 a 2/2 maand klaar kunnen zijn, dat is dus in elk geval voor September. Verder wil spreker den heer Dijstra nog opmerken dat de bedoeling van den heer De Boer blijkbaar zoo moet worden opgevat, dat Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd prae-advies uit te brengen over het rapport omtrent den geneeskundigen dienst en dat daarna punt I b\ hier wordt uitgelicht. Dat is de be doeling. Spreker heeft zoopas ook gezegd dat Burge meester en Wethouders wel met een voorstel kunnen komen, maar dat, als zij geen plaats hebben, het heel moeilijk is dezen dienst onder te brengen wanneer de uitspraak valt. Wanneer het principe omtrent de plannen tot verbouw niet is uitgesproken, kan men niet verder komen; dan zal men óf naar een ander gebouw moeten moeten omzien óf toch den dienst hier moeten trachten onder te brengen, al is daartegen bezwaar, omdat daar omtrent geen beslissing in den Raad gevallen is. De heer Dijstra heeft verder aan zijn opmerking meenen te moeten vastknoopen een opmerking over Openbare Werken, dat men daar niet op deze manier moet doorgaan. Spreker meent dat de heer Dijstra dat beter bij de behandeling der begrooting voor 1923 had kunnen opmerken, maar toen heeft spreker hem er niet ever gehoord. Spreker wil ook nog zeggen dat dit plan niet is uit gegaan van Openbare Werken, omdat Openbare Wer ken beslist andere kantoren moet hebben, maar dat de drijfveer is geweest, dat de ruimte aan de secretarie te klein is. Daarom moet Gemeentewerken worden ver plaatst naar het Militair Hospitaal. Den Voorzitter heeft het als iets eigenaardigs getroffen dat de heer Oosterhoff zei, dat de Raad eerst de plannen moest hebben omtrent de garage. Spreker vindt het verbazend jammer dat hier dat woord „auto-garage" is gebezigd. Als hier eenvoudig het woord brandweer bergplaats en niet het deftige woord auto-garage was gebruikt, dan was er niet over gesproken en dan was men het er zoo maar over eens geweest. Ten slotte is dit een idee, dat door spreker persoonlijk in de verga dering van Burgemeester en Wethouders naar voren is gebracht, n.l. dit: indien deze plannen doorgaan, komt het gebouw van de vroegere leeszaal vrij; beneden is een heele ruimte, die overigens niet erg schitterend is en boven kan het gebouw uitstekend met betrekkelijk zeer geringe kosten tot 2 bovenwoningen worden inge richt. De heer Oosterhoff zegt nu dat men eerst de plannen moet zien, vooral van de nieuwe dingen, omdat men anders niet kan oordeelen. Burgemeester en Wethouders vragen den Raad echter: zeg eerst, dat gij het princi-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 6