48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. pieel met ons eens zijt, dan kunnen wij plannen maken en weten wij, dat wij geen monnikenwerk doen. Zoo gaat men nu achter elkaar aan redeneeren. Als de Raad echter zegt dat hij het principieel eenigszins met Bur gemeester en Wethouders eens is, dan zal het college zijn plannen geven. Dat is het idee van Burgemeester en Wethouders geweest. De heer Berghuis (wethouder) wil de woorden van zijn collega De Vries nog even aandikken. In het college van Burgemeester en Wethouders is wel degelijk onder de oogen gezien de kwestie: kan de tegenwoordige Raad nog afwerken, wat hier aan de orde is? Die vraag is in het college van Burgemeester en Wethouders toestem mend beantwoord. Dit tot degenen, die vreezen dat het de nieuwe Raad moet wezen, die ten slotte zal hebben te beslissen en daarom hier geen beslissing willen ne men. De zaak is onder de oogen gezien, het werk ligt, op enkele onderdeelen na, zoo goed als gereed. Het ligt nu verder maar aan de ambtenaren en het personeel, maar het kan klaar wezen. Alleen het plan voor den vleugel aan het stadhuis is nog niet gereed. De heer Tiemersma is begonnen met te doelen op hetgeen verleden jaar in het midden is gebracht om trent de noodzakelijkheid. Door den Voorzitter is toen een verdediging gehouden ten opzichte van de ruimte aan de secretarie, maar spreker kan die heele zaak laten glippen omdat dit voor hem, bij wat hij gevraagd heeft, bijzaak was en geen hoofdzaak. De Voorzitter heeft thans nog eens bevestigd dat het meer dan nood zakelijk is dat er verandering komt; sprekers fractie heeft indertijd ook de volle verantwoording voor het toen genomen besluit op zich genomen en men mag dus nu niet de conclusie trekken dat spreker en partij- genooten thans niet durven, omdat zij het niet voor de kiezers kunnen verantwoorden; zij stellen de veiligheid en de gezondheid van de menschen hooger dan de vei ligheid van de gulden. Voor spreker is hoofdzaak dat men hier een beginsel-besluit vraagt. Wanneer deze Raad een beginsel-besluit neemt omtrent deze plannen maar niet een besluit omtrent de definitieve plannen, dan zal de andere Raad misschien zeggen: wij willen niet doen wat de vorige Raad heeft besloten, en dan is geld en tijd vermorscht. Dat is het wat men zich moet voorstellen als de definitieve plannen dezen Raad niet meer bereiken. Nu wordt echter van de zijde van het college de verzekering gegeven dat die plannen dezen Raad nog wèl zullen bereiken. Maar waarom komt men daarmee dan niet direct in dit stuk? Het beginsel besluit omtrent deze plannen is al genomen. Wanneer nu de nadere plannen den Raad binnen betrekkelijk Korten tijd kunnen bereiken, dan had het college dit niet behoeven te doen. Als spreker dan ook van het college de verzekering krijgt dat de voorstellen, die hieruit voortvloeien, dezen Raad nog zullen bereiken, dan wil hij zijn voorstel wel intrekken, maar ook niet eerder. De heer Lautenbach: Als ik goed begrijp, dan heeft de heer Tiemersma zijn voorstel ingetrokken. Dan neem ik het over. De Voorzitter: Ik zal het eenvoudig in stemming brengen. De heer Tiemersma: Ik trek mijn voorstel in. De Voorzitter: En de heer Lautenbach neemt het over. Ik wilde nog vragen: Is het voorstel-De Boer een amendement op het voorstel Tiemersma De heer De Boer: Ja. De Voorzitter: Dan is Uw voorstel ook weg. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Lautenbach wordt met 14 tegen 8 stem men verworpen. Vóór stemmen: de heeren Dijstra, Van der Werff, Lautenbach, Oosterhoff, Westra, De Vos, Cohen en mevrouw BuismanBlok Wijbrandi. Tegen stemmen: de heeren Dijkstra, M. Molenaar, Tiemersma, Visser, Tulp, Jansen, Collet, O. F. de Vries, Muller, IJ. de Vries, De Boer, Koopal, B. Molenaar en Berghuis. De heer De Boer: De kiczersvrees werkt toch wel. De heer Lautenbach: Ja, aan jullie kant. Aan de orde is thans het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De beraadslagingen worden geopend. De heer Tulp (wethouder) heeft zooeven het woord gevraagd, omdat hij niet met de meerderheid van het college van Burgemeester en Wethouders kan meegaan inzake deze stadhuis-plannen. Hij wil hiermee niet te kennen geven dat hij den toestand hier ideaal vindt, maar naar zijn meening is de behoefte niet zoo dringend groot, om veranderingen als deze te maken, die zoo groote kosten met zich meesleepen. En gaat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders door, dan krijgt men toch evenmin een ideaal-toestand, wat komt door de eigenaardige indeeling van dit gebouw. Het vierkant, waar de leden op 't oogenblik in zitten, ligt zoo onmo gelijk in het gebouw, dat men nooit den toestand zoo kan krijgen, dat de chef van alle ambtenaren een over zicht kan hebben over het heele personeel van de se cretarie; hij zit nu opgesloten op zijn kamer en in het andere geval ook, dan heeft hij ook geen overzicht over liet geheel, wat een groot gebrek is. De reden, waarom spreker niet met het voorstel kan meegaan is, omdat er naar zijn meening voor weinig of geen geld een andere oplossing te vinden is. Hij heeft zich de zaak zoo voorgesteld: de afdeeling Onderwijs gaat naar het huis Nauta. De heeren zeggen wel dat dit huis invalt, maar waar dat niet gebeurt, met de lucht trillingen, nu de muziekschool er in gevestigd is, zal dat ook niet gebeuren als men er rustig zit te werken. En als de toestand werkelijk wel zoo is, dan is het niet ver antwoord om de zaak daar zoo te laten liggen. Verder kan de controleur met Ensingh naar de" tegen woordige kamer van den wethouder van Onderwijs ver huizen. De heer Dijkstra (wethouder): Dat had U ons wel eens eerder kunnen vertellen 1 De heer Tulp (wethouder): Dan hadden de heeren, als ik er in het college over begon, niet steeds moeten zeggen: het huis Nauta zakt in elkaar. Ik herhaal dus: de controleur en Ensingh kunnen naar de tegenwoordige kamer van den wethouder van Onderwijs gaan; de af deeling Expeditie die met de 3 typisten 2 vertrekken heeft, welke noodig zijn voor het politiebureau, kan overgaan naar het huis Raadhuisplein 30 aan de over zijde, waardoor de afdeeling Expeditie en de drukkerij bij elkaar komen; de muziekschool kan worden onder gebracht in de Infirmerie evenals vergaderkamers. Dan zijn ook volgens mijn plan hotel-Weidema en Barbas overbodig en kunnen die panden worden verkocht, we behouden echter de huur van het winkelhuis St. Jacobs- straat en de waarde van het huis van den Commissaris van Politie en verder komen vrij de vertrekken, die nu in gebruik zijn bij Onderwijs en Verkiezingen, heelemaal boven in 't stadhuis. De kwestie is, zooals door den wethouder De Vries Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1923. 49 in 't midden is gebracht, dat niet van Gemeentewerken en van het politiebureau het idee tot verplaatsing is uitgegaan, maar dat dit principe uitsluitend het gevolg is doordat de secretarie te min ruimte heeft. Gemeente werken vraagt niet om meer of andere ruimte, de Com missaris van Politie zegt: als ik er een paar vertrekken bij krijg, heb ik meer dan genoeg ruimte. Spreker zou dus zeggen dat met het plan, dat hij in overweging geeft, de secretarie goed kan worden overgebracht en dat het politiebureau niet behoeft te verhuizen en ook Ge meentewerken op zijn plaats kan blijven en niet 1 y4 ton behoeft te worden uitgegeven. De Voorzitter: Ik wil direct even dit opmerken dat Burgemeester en Wethouders absoluut onbekend zijn met de plannen van den heer Tulp. Er is nooit een woord over gesproken in het college. De heer Tulp (wethouder): Ik wil daarop dit ant woorden dat, als ik het in het college ter sprake wilde brengen en ik begon over het huis Nauta, men daar dan direct begon met: het huis Nauta is niet te gebrui ken. Maar dat huis was voor mij juist het groote steun punt en zoo raakten de besprekingen daarover vanzelf weer van de baan. De Voorzitter: Ik wil zeggen dat mij daarvan per soonlijk niets bekend is. De heeren Dijkstra en O. F. de Vries (wethouders) Mij ook niet. De Voorzitter Ik kan antwoorden dat wij van de verdere plannen van den heer Tulp, die hier nu een zeer eigenaardige houding aanneemt, niets afwisten. Wij wisten dat hij tegen dit groote plan was, waarin hij natuurlijk volkomen vrij was, maar de heer Tulp heeft nooit in het college van Burgemeester en Wethouders eenige moeite gedaan om te trachten de verplaatsing en de plannen, die hij nu lanceert, aan Burgemeester en Wethouders uit te leggen. Ik zou haast zeggen dat ook in dezen weer de De heer Jansen Heu, heu, heu. De Voorzitter de politiek een rol speelt. De heer IJ. de Vries: Zou het niet verstandig zijn om de zaak nu maar aan te houden en ook het plan van den heer Tulp nog eens ernstig onder de oogen te zien. Ik ben daartoe nu wel bereid nu ook het college zegt dat het van de plannen van den heer Tulp nog niets afwist. De heer De Vos zou op een punt de aandacht willen vestigen in verband met wat hier is gezegd onder punt II, met betrekking tot het perceel Doelestraat 3. In dit gebouw zijn, zooals bekend is, de vertrekken onderge bracht van den Armenraad; er zijn voor noodig 2 ver trekken benevens een vergaderzaal. Nu zal het Burge meester en Wethouders bekend zijn dat, als dit perceel opnieuw wordt verhuurd, zij ook te zorgen hebben dat de Armenraad onder dak komt. Verder zou spreker er op willen wijzen dat in dit gebouw ook, behalve van den Armenraad, de vergaderingen worden gehouden van Armenzorg, van het Nederlandsch Damescomité, van de commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs, van de commissie tot wering van schoolverzuim, dat daar is gevestigd het ziekenfonds „Eendracht maakt Macht" en dat daar een enkele maal in den winter op Woensdag en Zaterdag samenkomsten worden gehou den van den Kinderbond. Voorzoover spreker bekend is, betalen die verschillende vereenigingen ook huur; zullen zij nu ook door Burgemeester en Wethouders elders ondergebracht kunnen worden Spreker gelooft wel dat het overweging verdient dat Burgemeester en Wethouders die zaak eens onder de oogen zien hij gelooft inderdaad dat er aan het perceel Doelestraat 3 geen betere bestemming kan worden gegeven dan er op 't oogenblik aan gegeven is. De heer Jansen verheugt zich er over dat de heer Tulp dit voorstel in den Raad heeft gebracht niet over de manier, waarop de wethouder dat doet, dit laat spreker in 't midden dat de heer Tulp een uitweg heeft willen trachten te zoeken, waarop spreker in 1921 ook al heeft aangedrongen. Zooals bekend, was spreker toen een ernstig tegenstander van de plannen van het college en de heer Tulp ook. Deze houdt thans één lijn en waar spreker het idee van den heer Tulp onder steunt is hij zijn opzet ook getrouw gebleven. Spreker heeft van morgen nog met den heer Visser de verschillende gebouwen, die hierbij in 't geding kwamen, bezien. Hij kan niet ontkennen dat het geen ideaal-toestand is, integendeel, maar het schijnt hem toe dat alleen om ruimte te krijgen voor de secretarie een dergelijke uitgaaf niet is gemotiveerd, gezien de algemeene inzinking, die merkbaar is De heer Dijkstra (wethouder)'t Loopt tegen Mei De heer Jansen De heer Dijkstra zegt 't loopt tegen Mei, maar ik ben mijn standpunt van 1921 trouw gebleven, dus kan men mij niet beschuldigen van poli tieke tendenzen. Vast staat, dat de heer Tulp op dit oogenblik een uitweg heeft gezocht. Ik weet niet of het de juiste uitweg is, maar het is een uitweg, dien ik graag nader onder de oogen zou zien. Maar ook in 1921 is het college niet willen komen met „lapmiddelen", zooals het toen de voorstellen van den heer Oosterhoff noemde; het is daar toen ook niet nader op ingegaan. Ik krijg sterk den indruk dat de secretarie doordrijft op nieuw bouw. Maar ik geloof inderdaad dat wij het in den be- staanden tijd dan maar met de z.g. lapmiddelen moeten doen en dat wij daarmee wel degelijk iets zouden kunnen bereiken. De heer De Boer: Ik wou een vraag doen. Wat de heer Tulp heeft gezegd klonk zoodanig, dat de secretaris opgesloten zit in zijn kamer. Is dat een besluit van Burgemeester en Wethouders of van den Raad? Of mag dat ook anders? Ik vond dat die woorden van den heer Tulp een eigenaardigen indruk maakten en achtte het daarom van beteekenis er even de aandacht op te ves tigen. Ik dacht dat de secretaris ook wel eens mocht rondkijken in andere vertrekken. De heer Dijstra kan niet zeggen dat hij een hoogen indruk krijgt van de debatten, die hier hedenmiddag zijn gevoerd. Het is weer een politiek gescharrel van het begin tot het eind. Als spreker nagaat de zwenking waarop zich de overzijde heeft gedraaid, dan was dat niet schitterend. En met alle waardeering voor den wet houder, die de zijde kiest van hen, die tegen het plan zijn, gelooft spreker toch ook niet dat dit de juiste ma nier van doen is De heer Collet: Is dat nu geen politiek Bah De heer Dijstra Maar bij 't scheiden van de markt leert men de kooplui kennen, dat blijkt ook hier en spreker is hier ook weer wijzer geworden. Spreker heeft zijn eigen standpunt omtrent deze zaak, hij heeft dat zoopas ook ontvouwd: dat de Raad, al vorens hij niet opnieuw is samengesteld, deze kwestie niet meer moet behandelen. Daarom, omdat hij zoopas een verklaring daarvan heeft gegeven, zal spreker tegen deze geheele zaak stemmen, terwijl hij er ook niet aan wenscht mede te werken om daarin op het oogenblik wijzigingen aan te brengen. De wethouder van Openbare Werken heeft zoopas

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 7