Vergadering van Dinsdag 10 April 1923.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1923. 69
Tegenwoordig 21 leden, te weten de heeren Tie-
mersma, Van Weideren baron Rengers, O. F. de Vries,
Visser, Dijstra, Collet, Lautenbach, Westra, Tulp,
Koopal, De Boer, B. Molenaar, Dijkstra, De Vos, IJ. de
Vries, Muller, Jansen, M. Molenaar, mevrouw Buisman
Blok Wijbrandi, de heeren Berghuis en Cohen.
Afwezig 4 leden, waarvan met kennisgeving de heeren
Oosterhoff en Zandstra, zonder kennisgeving de heeren
Fransen en Van der Werff.
Voorzitter: aanvankelijk de heer Jhr. Mr. J. M. van
Beyina, Burgemeester, later de heer S. Tulp Szn., wet
houder.
I. Het verslag der vergadering van 13 Februari 1923
wordt onveranderd vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat door den Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen is goedgekeurd het raadsbesluit van
27 Februari 1923 no. 45R/31, houdende benoeming van
W. de Vries tot tijdelijk leeraar in de lichamelijke oefe
ning aan het gymnasium
2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de
raadsbesluiten
d.d. 23 Januari 1923 tot wijziging der gemeente-be
grooting voor 1922
d.d. 27 Maart 1923 tot wijziging der gemeente-be
grooting 1923, strekkende tot uitkeering aan het bedrijf
der gemeentewerken van een bedrag groot 205,000.
voor de stichting van een centrale slachtgelegenheid
3. schrijven van Gedeputeerde Staten waarbij wordt
medegedeeld dat de Koninklijke goedkeuring is verleend
voor de verordening op de veemarkten.
De punten sub 13 worden voor kennisgeving aan
genomen.
4. dat het raadsbesluit van 13 Maart j.l. om beroep
bij de Kroon in te stellen tegen het besluit van Gede
puteerde Staten, houdende niet goedkeuring van het
raadsbesluit tot wijziging der begrooting 1922, omdat
daarop o. m. was aangebracht eene uitgaafpost ad
950.voor steunverleening aan uitgetrokken sigaren
makers, niet behoeft te worden uitgevoerd, aangezien
deze post reeds bij raadsbesluit van 12 September 1922
op de gemeente-begrooting voor 1922 was gebracht,
welk besluit door Gedeputeerde Staten bereids was
goedgekeurd.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer: Wat is dat
De Voorzitter: Er wordt voorgesteld om dit raads
besluit in te trekken. Er is n.l. een kleine vergissing
die zoowel hier als elders mogelijk is begaan. De
post stond al op de begrooting 1922 en is reeds door
Gedeputeerde Staten goedgekeurd, doch den tweeden
keer werd zij niet goedgekeurd. Er is dus geen hooger
beroep noodig.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten het raads
besluit van 13 Maart j.l. in te trekken.
5. adres van J. de Jong e. a. bewoners van de
Schrans, houdende verzoek maatregelen te willen nemen
dat de bij de verbranding van vleeschafval op het terrein
der Stadsreiniging ontstane stank zooveel mogelijk
wordt tegengegaan.
Wordt voorgesteld dit adres in handen van Burge
meester en Wethouders te stellen ter afdoening.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer B. Molenaar: Ik zou naar aanleiding hiervan
een enkele vraag willen stellen. Kunnen Burgemeester
en Wethouders niet meedeelen wat de aanleiding is dat
in den laatsten tijd die oven daar zoo'n geweldige lucht
verspreidt? En is het niet mogelijk, zoolang de Reini
ging daar nog is, maatregelen te nemen, die tot ver
mindering van den stank leiden? Ik heb mij laten mee
deelen dat het verspreiden van die lucht mede het ge
volg is van te weinig gebruik van brandstoffen in dien
oven. Zooals ik zeg, ik heb dat gehoord en ik zou graag
willen weten of het mogelijk is daar nog verbetering
aan te brengen. Ik ben vanmorgen nog bij enkele be
woners daar geweest, maar de toestand is werkelijk
onhoudbaar.
De heer Dijkstra (wethouder): Ik kan den heer Mo
lenaar het volgende meedeelen. In de eerste plaats be
hoeft het heelemaal niet te verwonderen dat de bewo
ners daar in de Schrans beginnen te klagen. De toestand
is zoo dat er met de strengere keuring van vleesch in
gevolge de uitvoering van de Vleeschkeuringswet hoe
langer hoe meer vleesch verbrand wordt; gedurende de
laatste 3 maanden ging dat over 76 kalveren en 25
koeien plus nog andere hoeveelheden vleesch. Dan heb
ben we een tijd achter den rug dat we steeds oostenwind
hebben gehad en ik begrijp heel goed dat het er dan
niet te houden is, wat ook komt doordat de schoorsteen
van den oven eigenlijk veel te laag is die is voor
of meer versleten waardoor de vette rook in de
woningen overslaat.
De vraag, die de heer Molenaar stelt, wat hier aan
te doen is, meen ik zoo te moeten beantwoorden. Ik
meen wel namens Burgemeester en Wethouders te kun
nen meedeelen dat het college gelooft dat hier radicaal
moet worden ingegrepen, wat dan hierin moet bestaan,
dat die belt met alles wat er aan vastzit, binnen den
kortst mogelijken tijd uit de bebouwde kom verdwijnt.
De kans is zeer groot dat over 14 dagen en zeker over
4 weken de uitgewerkte plannen omtrent de verplaat
sing van de Reiniging den Raad bereiken; de bestekken
enz. zijn al klaar, de zaak is thans in een stadium als
waarin zij nog niet is geweest. Ik meen dat het op die
manier moet gebeuren. Anders zou men dezen ouden
oven en alles wat daaraan vastzit nog moeten vernieuwen
en dat zou toch te gek wezen in verband met de heele
geschiedenis. Ik geloof dan ook dat, als Burgemeester
en Wethouders de medewerking van den Raad hebben
en ook die van Gedeputeerde Staten, aan welker mede
werking ik persoonlijk niet twijfel, dezen zomer dan de
laatste zal zijn dat zich daar een dergelijke toestand
voordoet.
De heer B. Molenaar: Ik heb op mijn vraag betref
fende het gebruik van brandstoffen nog geen antwoord
van den wethouder ontvangen. Mijn vraag was of het
mogelijk zou zijn te onderzoeken of door het gebruik
van meerdere brandstoffen de afvalproducten beter
zouden verbranden, waardoor de stank verminderd
wordt.
De heer Dijkstra (wethouder) Ik kan daarop dit
antwoorden, dat ik weet, dat er bij de verbranding van
vleesch brandstoffen worden gebruikt. Maar of nu door
meer brandstof b.v. meer turf of hout toe te voegen, de
stank verminderen zou, ik geloof het niet. Ik wil er
echter den directeur wel eens over raadplegen; als er
iets aan te doen is ,dan is het niet verantwoord om het
na te laten. Een onderzoek daartoe wil ik dan ook gaarne
toezeggen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het adres sub 5 wordt in handen van Burgemeester
en Wethouders gesteld ter afdoening.