72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1923. andere gemeentelijke eigendommen, stellig voor de ge meente van groot belang zal zijn. Wij geven U dus in overweging van 1. Jarig Koning, landbouwer te Oude-Bildtzijl, 2. Pieter Bontekoe, arts te Hardegarijp, 3. Jan Wassenaar te Sint Anna-Parochie, mede als gemachtigden van de andere eigenaren aan te koopen de kadastrale perceelen gemeente Leeuwarden sectie D no. 1758, weiland, groot 2.10.80 H. A. en D no. 1759, weiland, groot 69.90 Are, onder voorwaarde dat de koopsom wordt berekend per M2. en naar de kadastrale grootte, het bedrag te bepalen door drie des kundigen, op verzoek van beide partijen te benoemen door den Kantonrechter te Leeuwarden dat deze deskundigen tot de vaststelling der waarde eensgezind zullen komen dat met alle mogelijke omstandigheden omtrent ge melde perceelen door de deskundigen rekening zal worden gehouden, en dat de aanvaarding en betaling der koopsom zal plaats hebben veertien dagen na het passeeren der akte. 8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun een crediet te verleenen voor het aanbrengen van verbeteringen in het Beurs- en Waag gebouw. Dit voorstel luidt als volgt De Commissie voor de beurs en de waag heeft ons verzocht ook de aan graan- vlas- en aardappelhandel aanverwante artikelen tot de beurs toe te laten en deze dan te plaatsen op het vrije gedeelte in het midden der beurs tusschen de 2 vleugels. Vervolgens meent zij dat de bestaande 3 telefooncellen in de waag onvoldoende mogen worden geacht en dat uitbreiding met 4 cellen alleszins gerechtvaardigd is. Deze cellen zouden met de 3 bestaande dan geplaatst kunnen worden in het vroegere kantoortje van de fa. Halbertsma. De ruimte die verkregen wordt door het verplaatsen der bestaande 3 cellen zou dan weder benut kunnen worden voor een nis, welke naar het oordeel der Commissie gemakkelijk zal zijn te verhuren. Al deze cellen zouden dan, met die op de beurs, van electrische lichtpunten moeten worden voorzien, wijl anders daarin moeilijk notities zijn te maken welke per telefoon worden overgebracht. Voorts komt het de Commissie voor dat ook de di verse vlas- en aardappelhandelaren de gelegenheid moet worden geboden om een nis te huren. Voor dit doel zouden dan aan den noordelijken muur een 8-tal nissen moeten worden gebouwd. Ten slotte is ook nog door de Commissie verzocht met wegneming van het ijzeren hek de toegang tot het beurs- en waaggebouw te veranderen en deze meer in overeenstemming te brengen met die van andere beurs gebouwen hier te lande. Het gevolg hiervan zal zijn dat het tourniquet moet worden verplaatst, terwijl bovendien een dubbel kan toortje voor kaartverkoop moet worden aangebracht. De Directeur der Gemeentewerken becijfert de uit gaven, die vorenstaande veranderingen zullen mede brengen, als volgt aanbrengen van 10 tafels voor de aan graan-, vlas- en aardappelhandel aanverwante ar tikelen op de beurs335. verplaatsing in de waag van de 3 bestaande telefooncellen en uitbreiding met 4 cellen met aanbrengen van electrische verlichting 1280. aanbrengen van electrische verlichting in telefooncellen op de beurs 145. het plaatsen van 8 nissen voor aardappel- en vlashandel,,2112. verplaatsen tourniquet en plaatsen dubbel kantoortje voor kaartverkoop 330. Samen 4202. Wij kunnen ons met de voorgestelde wijzigingen ver eenigen en stellen U, onder overlegging van stukken, voor, te besluiten Burgemeester en Wethouders voor de uitvoering een crediet te verleenen van 4202. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 28 (agenda 39). 9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het raadsbesluit van 15 Februari 1921, betrejfende het verleenen van steun door de gemeente in de wachtgeldregeling van werk lieden in particuliere bedrijven. Dit voorstel luidt als volgt Bij raadsbesluit d.d. 15 Februari 1921, no. 52r/14 werden wij gemachtigd, in verband met de door den Minister van Arbeid onder dagteekening van 11 Oc tober 1920 daarvoor vastgestelde „Algemeene Regelen", in gevallen waarin dat noodig werd geoordeeld steun uit de gemeentekas te verleenen ten behoeve van door werkgevers in de gemeente overeenkomstig de daar voor door genoemden Minister gestelde of nader te stellen bepalingen voor hun personeel in geval van stilstand van of slapte in het bedrijf te treffen wacht geldregeling tot een bedrag van 10 der uitkeeringen aan in de gemeente wonende werklieden. Dit besluit werd genomen daar, naar de bepaling onder punt ill van genoemde „Algemeene Regelen", slechts op steun van het Rijk gerekend kan worden indien de gemeente, waar de arbeider is gevestigd, ten minste Vio in die uitkeeringen bijdraagt. Bij missive van den Minister van Arbeid d.d. 14 De cember 1922 zijn genoemde „Regelen" met ingang van 1 Januari 1923 gewijzigd in dier voege, dat in de uit keeringen, welke voortaan ingevolge eene wachtgeld regeling als hiervoren omschreven door een werkgever worden gedaan, door het Rijk niet meer wordt bijge dragen dan 1/4 gedeelte (vroeger i/3), terwijl het sub sidie alleen zal worden verstrekt, indien de gemeente, waar de arbeider is gevestigd, J4 gedeelte in die uit keeringen bijdraagt. Ofschoon tot heden slechts één wachtgeldregeling werd getroffen waarvoor van gemeentewege 479.22 steun werd verleend, komt het ons toch gewenscht voor, met het oog op eene eventueele slapte of stilstand in verschillende bedrijven, deze gewijzigde regeling te aanvaarden, waarom wij U voorstellen te besluiten: het raadsbesluit d.d. 15 Februari 1921, no. 52r/14 aldus te wijzigen, dat in gevallen waarin dat noodig wordt geoordeeld, door Burgemeester en Wethouders steun uit de gemeentekas kan worden verleend in de door werkgevers in de gemeente overeenkomstig de door den Minister van Arbeid gestelde of nader te stellen bepalingen voor hun personeel in geval van stilstand of slapte in het bedrijf te treffen wachtgeld regeling, tot een bedrag van 25 der uitkeeringen, aan in de gemeente wonende werklieden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller: Ik wilde een vraag stellen. Komen wij met dit voorstel niet te laat? Als ik goed gelezen heb clan moest vóór 28 December het antwoord aan den Minister binnen zijn. De Voorzitter: U hebt gelijk, het is iets te laat, maar dat doet er in dit geval niets toe. De heer Muller: Dus, het kan nog wel? De Voorzitter: Ja. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1923. 73 De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een voorschot over 1922, ingevolge art. 101 der L. O.wet 1920, aan de Leerschool der Kweekschool van de Vereeniging tot instandhouding enz. van Christelijke kweekscholen voor onderwijzers. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uw besluit d.d. 28 Maart 1922 werd voor het jaar 1922 aan onderscheidene besturen van bijzondere scho len, een voorschot toegekend op de gemeentelijke ver goeding overeenkomstig artikel 101 der Lager Onder wijswet 1920. Het maximum-bedrag van dit voorschot werd daarbij bepaald op f 14.80 per leerling. Thans is nog een verzoek ingekomen van het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van eene of meer kweekscholen ter opleiding van onder wijzers en onderwijzeressen aan christelijke scholen te Leeuwarden om een dergelijk voorschot over 1922, ten behoeve van de school Margaretha de Heerstraat no. 2 voor 268 leerlingen tot een bedrag van 3500. Aan de voorwaarden, genoemd in het Koninklijk be sluit van 31 December 1920 (Staatsblad no. 952) is voldaan, waarom wij U, met verwijzing naar het hier boven aangehaalde besluit, in overweging geven te be sluiten aan het bestuur der Vereeniging tot stichting en in standhouding van eene of meer kweekscholen ter op leiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan christelijke scholen, ingevolge artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920 over het dienstjaar 1922, een voor schot toe te kennen van 3382.79, berekend als volgt 268 leerlingen a 14.80 f 3966.40 af ontvangen schoolgelden over het tijd vak van 1 Januari tot en met 30 April 1922 583.65 Blijft 3382.75 11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van een voorschot over 1923, ingevolge art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, aan onderscheidene schoolbesturen. Dit voorstel luidt als volgt Evenals het vorige jaar, voor het dienstjaar 1922, zijn door besturen van bijzondere scholen thans verzoeken ingediend om een voorschot op de gemeentelijke ver goeding, overeenkomstig artikel 101 der Lager Onder wijswet 1920, voor het dienstjaar 1923. Deze vergoeding wordt berekend over het gemiddeld aantal leerlingen dat op 16 Maart, 16 Juni, 16 September en 16 December van het onmiddellijk voorafgaande jaar als werkelijk schoolgaande bekend stond en bedraagt in gemeenten, die een of meer overeenkomstige open bare scholen in stand houden, per leerling het gemid deld bedrag per leerling van de kosten over hetzelfde dienstjaar der overeenkomstige openbare lagere scholen in de gemeente en wordt bepaald na aftrek van de ver schuldigde schoolgelden. Met uitzondering van het bestuur der vereeniging voor christelijk volksonderwijs die zelf de school gelden int, hebben al de bijzondere schoolbesturen de inning der schoolgelden aan de gemeente overgedragen, zoodat deze onmiddellijk in de gemeentekas vloeien en bij de vaststelling van het voorschot op de mogelijk toe te kennen vergoeding, overeenkomstig art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, buiten beschouwing blijven. (7e lid, art. 101). Het verzoek om voorschot moet zijn ingericht over eenkomstig het bij Koninklijk besluit van 31 December 1920 (Stbl. no. 952) vastgestelde formulier L., waarbij het schoolbestuur zich verbindt tot terugbetaling van hetgeen eventueel bij voorschot te veel mocht worden genoten, voor de nakoming van welke verbintenis twee door Burgemeester en Wethouders goed te keuren borgen behooren te worden gesteld (artikel 18 van bovenvermeld Koninklijk besluit). Van deze borgstelling kan volgens hetzelfde artikel vrijstelling worden verleend voor het schoolbestuur, hetwelk aantoont te zijn aangesloten bij een rechtsper soonlijkheid bezittende organisatie van besturen, als- zoodanig door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen erkend en die ten genoegen van dezen Minister zich borg heeft gesteld voor de nakoming van verbintenissen der aangesloten schoolbesturen (artikel 7 van het Koninklijk besluit). Aan deze voorwaarden is door alle besturen voldaan met uitzondering van het bestuur der vereeniging voor christelijk volksonderwijs. De regeling der uitbetaling van het voorschot is bij artikel 19, 2e lid, van het Koninklijk besluit geheel over gelaten aan den Raad. Deze zou zoo gesteld kunnen worden dat telkens na het verstrijken van elk kalender kwartaal y4 gedeelte van het voorschot wordt uit betaald. Voor de vaststelling van het gemiddeld kostenbedrag per leerling zullen de cijfers genomen moeten worden over 1922. Waar deze evenwel nog niet vaststaan is het wenschelijk voorloopig de cijfers over 1921 te nemen. Blijkens de cijfers ontleend aan de gemeenterekening over 1921 is het kostenbedrag per leerling te stellen op 24.70 wat het lager en op 34.30 wat het U. L. O. onderwijs betreft. Hiervan 80 is respectievelijk 19.76 en 27.44. Voorschot op de gemeentelijke vergoeding overeen komstig artikel 101 der Lager Onderwijswet wordt ge vraagd door a. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver- eeniging te Leeuwarden voor de school Speelmansstraat no. 1 voor 180 leerlingen tot een bedrag van 3280. b. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver- eeniging te Leeuwarden voor de school Tweebaksmarkt no. 44 voor 216 leerlingen tot een bedrag van 3000. c. het bestuur van het Sint Luciagesticht te Rotter dam voor de school Groote Kerkstraat no. 89 voor 180 leerlingen tot een bedrag van 3000. d. het bestuur van het Sint Luciagesticht te Rotter dam voor de school Groote Kerkstraat no. 11a voor 230 leerlingen, waarvan blijkens de schoolgeldlijsten 23 leerlingen zijn geplaatst in de z.g. kopklassen, tot een bedrag van 5000. e. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs te Leeuwarden voor de school Pieter Feddesstraat no. 2 voor 295 leerlingen tot een bedrag van 5133. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs te Leeuwarden voor de school Leeuwerikstraat no. 10 voor 263 leerlingen tot een be drag van 4589. g. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs te Leeuwarden voor de school Mar garetha de Heerstraat no. 1 voor 275 leerlingen tot een bedrag van 5098.20; h. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Volksonderwijs te Leeuwarden voor de school School straat no. 1 voor 66 leerlingen tot een bedrag van f 1300.—; i. het bestuur der Vereeniging tot stichting en in standhouding van eene of meer kweekscholen ter oplei-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 3