142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Juli 1923. het dus mogelijk is, zou spreker liever hebben een cen tralisatie van het bedrijf, een algeheele verplaatsing, in plaats van ten allen tijde een terrein voor den reinigings dienst in de stad beschikbaar te houden, het verdwijnen van den geheelen dienst naar buiten. De heer Westra: Wanneer ik een enkel woord wil spreken, dan is dat, om er mijn voldoening over uit te spreken, dat eindelijk zal worden overgegaan tot verplaatsing van het aschland. Ik heb misschien meer dan een van de andere leden van dit college de onaan genaamheden en de nabijheid van het aschland onder vonden; mijn wieg heeft gestaan onder de rook en de reuk van het aschland en 23 jaren lang heb ik de ur gentie van de verplaatsing mogen ondervinden. Ik zal daarom thans met voldoening aan die verplaatsing mee werken en ik wil daaraan toevoegen een woord van waardeering ten opzichte van wat hier door den wet houder is bereikt, omdat er op allerlei wijzen is getracht, vooral aan de hand van wetenschappelijke voorlichting, te komen tot de technisch meest volmaakte oplossing van deze kwestie, maar ten slotte is gebleken, aan de hand van de practijk, dat deze zaak het beste op een eenvoudige wijze tot oplossing kon komen. Ik zeg dit daarom, omdat men het hier eerst in een andere richting wilde sturen, terwijl men nu juist in die plaatsen, waar de technisch meest volmaakte oplossing van het vuil- verwijderingsvraagstuk bestaat, waar men meende dat de oplossing reeds voor jaren gevonden was, hetzelfde systeem gaat bestudeeren, dat wij hier in toepassing brengen: het systeem van wègbrenging van het vuil en berging op een terrein, dat daar geschikt voor is en misschien op den duur daardoor voor andere doeleinden geschikt kan worden. Dit is, meen ik, een practische oplossing van het vraagstuk en deze verschillende over wegingen zijn het voor mij dan ook die mij straks con amore voor dit voorstel zullen doen stemmen. De heer Oosterhoff: Ik kan mij ook geheel vereenigen met het voorstel, zooals het hier ligt en ik wil daarover dan ook niet het woord voeren. Ik zou alleen willen vragen waarom nu nog altijd wordt vastgehouden aan de, naar mijn wijze van zien, verkeerde methode een crediet aan te vragen in afwachting van de vermelding daarvan op de begrooting. Waarom niet meteen daarom behoeft nog niet direct te worden overgegaan tot een formeele regeling op de begrooting mede gedeeld op welke wijze men die gelden kan krijgen Het lijkt mij veel beter, dat dit gebeurt bij ieder voorstel van eenigen omvang, opdat men de zaak beter kan overzien. De Raad krijgt nu later wel een begrootings- wijziging, maar daar komen dan allemaal andere cijfers bij. En men weet, hoe het dan gewoonlijk gaat: men ziet het alleen maar even vluchtig in. Als men bij ieder voorstel apart echter een mededeeling krijgt, hoe het geld zal worden gevonden, kan men de zaak overzien. De heer IJ. de Vries: Ik zou graag een vraag doen. Ik zal mij hiertegen absoluut niet verzetten, alleen heeft het bij mij een vraag uitgemaakt, of de weg, die daar heen zal worden gelegd, wel aan de eischen zal voldoen, wel voldoende breed zal zijn. Het komt mij voor dat de weg, nadat hij een tijd is gebruikt, misschien blijkt niet aan de eischen te voldoen doordat hij te smal is. De heer Dijkstra (wethouder)Laat ik beginnen met mijn voldoening uit te spreken over de zeer welwillende critiek als men het critiek mag noemen die uit den Raad naar voren komt ten opzichte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Westra heeft zeer duidelijk gezegd dat hij daarmee sympathiseert en dat hij er gaarne aan zal meewerken en wat de andere heeren hebben gezegd, komt ten slotte neer op het vragen van enkele inlichtingen, die ik volgaarne namens het college wil geven. In de eerste plaats dan de vraag van den heer Mole naar, naar aanleiding van de redactie, die hem misschien eenigszins onduidelijk voorkwam, of de dienst van het huisvuil alsnog op het oude terrein zal blijven. Laat ik dat zoo toelichten. Het beteekent, dat er eigenlijk niets van dat vuil op het oude terrein zal blijven; men be houdt de aschdienst uit de stad naar het oude terrein, maar vervolgens wordt onmiddellijk het vuil in lichters gestort en naar Wartena vervoerd of het wordt verbrand in den oven op het nieuwe terrein. Het bezwaar, dat de heer Molenaar zag, was misschien dat men op het oude terrein die vuile boel om het zoo maar te noemen zou houden. Maar daar is geen sprake van. Ten opzichte van de kwestie van de vleesch- verbranding is de bedoeling deze misschien staat dat ook eenigszins onduidelijk in de toelichting dat het vleesch natuurlijk niet meer op het oude terrein wordt verbrand maar in den nieuw te bouwen oven op het nieuwe terrein van de Reiniging. Daar zal ook de verbranding plaats hebben van het vleeschafval en het afgekeurde vleesch van de slachtplaats, wat ook duide lijk hieruit blijkt, dat in de plannen omtrent de centrale slachtplaats, die bij opvolging den Raad zullen bereiken, ook niet wordt gesproken van een verbrandingsoven. Ik geloof ook niet dat het voor de gemeente, die het toch moet betalen, een voordeelige exploitatie zou zijn om, wanneer zij over een goeden oven op het nieuwe terrein van de Reiniging beschikt, ook nog een oven bij de slachtplaats te bouwen. Wat verder het gevaar van het vervoer van het afgekeurde vleesch betreft, men be grijpt wel dat, als er centraal wordt geslacht, de men schen, die daarbij zijn, daar wel op zullen toezien en Burgemeester en Wethouders hebben dan ook wel de overtuiging dat de leiding aan de slachtplaats wel zal zorgen dat het eventueel afgekeurde vleesch in den oven terecht zal komen. De heer Molenaar heeft verder gesproken over de bezuiniging, zooals die in de bijlage is aangegeven en hij voegt er aan toe, dat, al zou deze verplaatsing de gemeente nog eenige duizenden guldens meer kosten, hij er dan nog voor zou zijn. Het betreft hier echter jaarlijks terugkeerende bedragen en deze mogen ons niet onverschillig zijn. De heer Oosterhoff heeft gevraagd waar men het benoodigde geld vandaan wilde halen en of dit aanwezig was uit een overschot van geleend geld. Ten opzichte van het bedrag, noodig voor de ver plaatsing, mag men ook niet onverschillig zijn. Maar nog belangrijker is het, wanneer door de verplaatsing een zeer belangrijke verhooging van telkens terugkee rende kosten zou ontstaan. Nu heeft de directeur in zijn begrooting doen uitkomen dat de annuïteit van de ge- heele begrooting van 260.000.zeker een belangrijk bedrag is, maar hij heeft tevens doen uitkomen dat tegenover dat bedrag een betrekkelijk belangrijke bate staat, die ons niet onverschillig mag zijn. Ik wil hierbij nog even meedeelen dat, mag dit cijfer nog al belangrijk zijn, de directeur mij dezer dagen nog heel andere be dragen liet zien. Ik voeg dit hier even aan toe, omdat het mij zeer na ter harte gaat dat door deze reorgani satie een zeer belangrijke bezuiniging bij het bedrijf wordt verkregen. Ik kan dan meedeelen dat in 1921 de werkloonen aan de Reiniging bedroegen ruim 261.000.en dat nu daarvoor op de begrooting voor 1924 41.000.minder wordt aangevraagd. Dat is een positieve bezuiniging, die er nog al in loopt. Ik noem dit, omdat dit staat buiten de hier genoemde bezuiniging. De directeur ziet echter kans door de reorganisatie ook deze bezuiniging te bereiken. En dat is ook wel eenigszins verklaarbaar, zelfs wel voor menschen, die tot op zekere hoogte buiten het bedrijf staan. Men krijgt nu natuurlijk een grooter afstand vanuit het centrum der stad ik spreek over den tonnendienst maar men denkt deze door toepassing van een tramdienst te ondervangen. En verder bereikt men dit. Vooral de tonnendienst was eigenlijk, door den spoorwegovergang, niet goed te Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Juli 1923. 143 regelen. Wat ziet men tegenwoordig gebeuren De tonnenwagen rijdt, met den koetsier op den bok, van het aschland en 2 menschen wandelen er achteraan. In hun wijk aangekomen doen die menschen hun dienst en daarna loopen zij met den wagen terug. Als men nu dat j heen en weer geloop, dag in dag uit, voor 12 tonnen- wijken, uitrekent, dan zal ook ieder, die buiten het be drijf staat, wel begrijpen dat hier met invoering van een soort tramdienst wel een bezuiniging is te bereiken. Deze tramdienst bestaat dan hierin. Op bepaalde punten in de stad wordt een leege wagen neergezet, die door 4 menschen, die daar blijven, wordt volgeladen. Zoo wordt telkens op een ander punt een leege wagen ge plaatst, die, volgeladen, door een tractor wordt verwij derd en zoo kunnen de 12 wijken worden teruggebracht tot 4. Ieder voor zich voelt, dat hier een zeer belangrijke bezuiniging in zit. De zaak komt ten slotte hier op neer dat, terwijl men op 't oogenblik voor den tonnendienst 40 werklieden noodig heeft, men bij den gereorganiseerden tonnendienst, zeer voorzichtig berekend, met 7 werk- lieden minder toe kan, wat met vacantie- en ziekengeld een besparing beteekent van rond 13.000.Voor paardenonderhoud is ook minder noodig. Dit cijfer is ook zeer voorzichtig getaxeerd. In overleg met den di recteur van het bedrijf, die de zaak zeer nauwkeurig heeft nagegaan en van den practischen kant heeft be schouwd, durft het college van Burgemeester en Wet houders echter volhouden dat er 7 paarden minder noodig zullen zijn, wat ook 7000.scheelt, waardoor men op een totale bezuiniging komt van 20.000. Ik moet hieraan toevoegen dat men door deze reorga nisatie ook zit voor de aanschaffing van een 8- of 10-tal tonnen- en aanhangwagens de kosten daarvan zijn echter al in het kapitaal opgenomen en bij de annuïteit is daar ook rekening mee gehouden. De directeur kon natuurlijk ook niet alles precies onder cijfers brengen. Als wij een paar tractors laten rijden, moet daarvoor ook olie en benzine zijn en nu zou men ook kunnen vragen: wat kost dat? Dat is echter een kwestie, die niet in de duizenden loopt, de directeur heeft aan den anderen kant ook een beetje moeten ega- liseeren. Het is niet doenlijk de zaak precies tot op de laatste halve cent over te leggen. Ik hoop echter, dat men uit de toelichting den indruk krijgt, dat het bedrag, dat men met de reorganisatie denkt te bereiken als be zuiniging, ook werkelijk bezuiniging is. De heer Visser heeft gevraagd of, waar men nu een bedrijf op twee plaatsen krijgt, het niet beter was het bedrijf te centraliseeren. Ik kan mij die vraag wel be grijpen, maar als de heer Visser in het bedrijf zat en daar den gang van zaken volgde, zou hij tot de con clusie komen, dat dit de meest dure oplossing zou zijn. Men stelt zich de zaak zoo voor. Men heeft bij de Reiniging op het oogenblik 114, dus ruim 100 werk lieden, waarvan er misschien, naar ruwe schatting, een 20 op het nieuwe terrein komen; de anderen hebben daar niets te maken. Zooals ik zoopas al zei, de men schen van de tonnenwagens blijven in de stad en die van het aschophalen ook, die hebben op het nieuwe terrein niets te maken. Als men die wagenvrachten asch, die daar niets te maken heeft, ook naar het nieuwe terrein zou brengen, dan voelt men wel, dat dit er belangrijk in zou loopen. En mij dunkt dat het aardig in de lijn ligt, om kortheidshalve het oude terrein nog te gebruiken voor garage, bergplaats en paardenstallen. Men kan zoo tot een aardig geheel komen en tegelijk den gang van zaken aan het bedrijf mogelijk maken. Dat is de reden, waarom men er niet aan dacht, alle materiaal en menschen, die er niets te maken hebben, naar het nieuwe terrein over te brengen. Dit is de voor- deeligste oplossing. De weg zal naar het oordeel van de deskundigen, die de plannen onder de oogen hebben gezien, voldoen aan de eischen en zal zelfs op het oogenblik nog zwaar der worden gemaakt dan verleden jaar is besproken, toen het plan was, den rijweg te bestraten met waal klinkers en aan den kant een verhard pad te maken. Sindsdien toch is de prijs van de steen gedaald en nu is het pad ook in den rijweg opgenomen, zoodat deze geheel zal worden bestraat met waalklinkers, wat een zeer belangrijke verbetering is. De heer Berghuis (wethouder)Ik wil graag namens Burgemeester en Wethouders den heer Oosterhoff even antwoorden op zijn vraag op welke wijze het geld zal worden gevonden. Ik geloof dat ik hier bij de begrooting of in een van de andere vergaderingen, op de vraag, waarom met de beschikbare gelden geen oude leeningen worden afgelost, al eens heb opgemerkt, dat deze gelden zouden dienen voor nieuw uit te voeren werken en dat een van deze posten was de verplaatsing van het asch land, waarvoor het geld zou worden geput uit hetgeen over was van de leeningen voor het abattoir enz. Ik kan nu namens Burgemeester en Wethouders meedeelen, dat het de bedoeling is dat aan het college van Gede puteerde Staten wordt verzocht, het daarvoor geleende geld over te boeken als uitgaven voor het aschland. De heer Visser zal zich niet tegen dit voorstel ver klaren en zal straks misschien ook vóór stemmen, maar kan zich nog niet losmaken van zijn idee. Er zal hiermee wel voortreffelijk werk worden geleverd maar hij zou toch liever één bedrijf willen. De wethouder van de Bedrijven zegt dat dit de meest dure oplossing zou zijn. ja, misschien in eerste instantie, wat de uitgaven be treft. Maar spreker meent dat men dan toch een betere en meer economische regeling zou krijgen. Men maakt nu Leeuwarden wel stankvrij, door de minder pleizierige factoren naar buiten te brengen, maar het oude bedrijf blijft intact, het oude aschland blijft er, daar wordt door personeel arbeid verricht. Ook uit een aesthetisch oog punt zou spreker het aschland radicaal willen doen ver dwijnen naar één centrale plaats. Het kan wel zijn dat dit in eerste instantie een duurdere oplossing is, maar z. i. mag men gerust de vraag stellen of die duurdere eerste uitgaven in de toekomst niet rendabel zullen zijn. In het particulier bedrijf bemerkt men toch ook steeds het streven naar zooveel mogelijk centralisatie in het bedrijfsleven. Men krijgt nu in dit deel van de stad een deel van het bedrijf en in een ander deel van de stad ook een deel van het bedrijf. Bij centralisatie heeft men één leiding, één hoofd, één bestuur, hier zal men bij het eene deel leiding moeten hebben en bij het andere deel ook. Spreker zal daarom altijd de voorkeur geven aan centralisatie en zou daarom liever hebben een radicale verplaatsing van het bedrijf. De heer Dijkstra (wethouder): De heer Visser ge bruikt de uitdrukking: men houdt in Leeuwarden het aschland. Maar er is dan in ieder geval één geluk bij: het wordt een aschland zonder asch. Het is naar mijn oordeel niet noodig hier nog uitvoerig bij stil te staan en er nog lang over te praten. Maar in ieder geval is de opzet van den heer Visser fout als hij meent dat deze voordeeliger is. Men tracht te bezuinigen door het bedrijf op twee plaatsen te brengen. Als het voordeeliger kon, door alles naar het nieuwe terrein te brengen, dan zou men dat doen. Maar dat is in ieder geval mis. Het zou toch verkeerd zijn om alles, wat nu in Leeuwarden kan blijven, ook daarheen te brengen, want dat kost alle dagen met 't heen- en weerbrengen vice versa, nog eens zooveel er bij. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 4