160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Augustus 1923. doch merkt op, dat hij zich in petit comité, n.I. in de commissie voor de bewaarscholen, niet zoo positief heeft uitgedrukt. Spreker heeft daar gezegd, dat men de con sequenties van het besluit ten volle moest aanvaarden en niet moest gaan schipperen. In de laatste commissie vergadering heeft spreker gezegd, dat de school van mej. Fischer ook zou moeten worden bezocht door kin deren uit het stadsdeel waar de school staat. Dat was de wijkindeeling. De heer Muller wilde dat toen niet; hij vond het beter, dat de kinderen uit de steegjes en slopjes aan de Tuinen niet op die school werden ge plaatst, hij vond het verschil met de kinderen van de elite wel wat groot en wilde gaan schipperen. En nu doet hij alsof hij het besluit radicaal wil handhaven en al wat daar woont ook daar op school wil plaatsen. De heer Muller moet echter niet doen als de man in Harlingen, de man met 2 gezichten, Caspar di Robles, die met het eene gezicht landwaarts en met het andere zeewaarts kijkt. Hij moet hier nu niet voor de publieke tribune propageeren voor geen standenscholen en in petit comité spreken om de zaak anders in toepassing te brengen. Hij moet radicaal een wijkverdeeling willen of niet, maar niet in petit comité willen schipperen en hier in openbare vergadering zeggen, dat de zaak zoo gemakkelijk is. De heer Tulp wethouder) kan geheel de woorden van den heer Visser onderschrijven, dat de heer Muller hier in openbare raadsvergadering heel anders spreekt dan in de commissie. Hier wil hij, dat Burgemeester en Wethouders den boel forceeren, de zaak door elkaar gooien en de standenscholen afschaffen, maar in de commissievergadering vindt hij, dat de kinderen uit de armste buurten niet op de school aan de Tuinen moeten gaan, het besluit dus consequent wordt doorgevoerd, de commissie ook al op de moeilijkheid gewezen dat, als men de armste kinderen bij de andere op school laat gaan het besluit dus consequent wordt doorgevoerd, dan het gevolg is, dat de ouders hun kinderen niet meer naar de school op de Tuinen zullen zenden. Die con sequentie durft spreker niet aanvaarden. Zoo'n zaak is maar niet een. twee, drie voor mekaar. De heer Muller heeft de stad verdeeld in wijken en is naar de hoofd onderwijzeressen geloopen om de zaak te bespreken. De heer Muller had echter niet daar, maar bij spreker moeten wezen. Zij regelen de zaak niet, maar spreker en Burgemeester en Wethouders doen dat en als de heer Muller iets goeds heeft moet hij niet daarheen gaan, maar moet hij bij spreker komen. Van sprekers drukke werkzaamheden heeft de heer Aluller blijkbaar geen flauw benul. Doch de drukte aan de afdeeling Onderwijs is van dien aard, dat spreker zich niet kan permitteeren dezen zomer vacantie te nemen. Hij heeft daarom geen medelijden met zichzelf, maar wil het alleen zeggen om aan te toonen hoe druk het aan zijn afdeeling is. De heer Muller wil nu geen indeeling naar de in komens maar naar de omgeving. Maar toen in de com missie werd opgemerkt, dat dan ook de kinderen uit de Weerklank, Amelandsstraat enz. naar de school op de Tuinen zouden moeten gaan, was dat ook niet de be doeling van den heer Muller. Hij wilde de school op de Tuinen net op de grens leggen, wilde wel allemaal wijken, maar die indeeling uitschakelen voor de school op de Tuinen. De heer Muller acht een debat over de wenschelijkheid van deze zaak niet meer noodig al willen de heeren dat er wel in betrekken omdat die kwestie indertijd al is besproken. Waar het nu om gaat is, dat spreker in de commissie een geheel andere houding zou hebben aangenomen dan hier in 't openbaar. De heeren Visser en Tulp zullen zich echter uit de commissievergadering wel herinneren mevrouw Buisman en de heer De Vos waren er niet dat het de heer Tulp was, die op sprekers vraag of er haast wat kwam van het besluit, antwoordde: „ja, meneer Muller, daar zit ik mee aan ik weet niet hoe ik het zal uitvoeren zonder een leeg- loopen van de school op de Tuinen". De wethouder de monstreerde dat hiermee, dat, als men de kinderen uit de Amelandsstraat plaatste op de school op de Tuinen, zeer waarschijnlijk het gevolg zou zijn, dat de kinderen, die deze school nu bezoeken, daar niet meer naar toe zouden gaan. Spreker heeft toen gezegd de heer Visser zal zich dat ook herinneren dat, wanneer dit noodzakelijk het gevolg zou moeten zijn van zijn voor stel, hij dat dan zou aanvaarden, omdat hij nog liever had dat de kinderen, die momenteel de le klas scholen bezoeken, thuis bleven, omdat er voor hen een betere gelegenheid is hen bezig te houden, dan dat de arme kinderen thuis zouden moeten blijven in de buurt, waar ze wonen, omdat ze het schoolgeld niet kunnen betalen en naar een school zouden moeten gaan, die veel verder af is. Dat is door spreker gezegd. Daarna heeft hij echter gezegd dat men de zaak niet behoeft te forceeren en dat men niet noodzakelijk bij de indeeling in wijken tot de uiterste grenzen behoeft te gaan. Zoo noodig aanvaardt hij de consequenties, maar men behoeft het niet precies zoo te doen. Spreker heeft in zijn schema ook aangeduid dat men b.v. voor de school aan de Tui- nne alles zou kunnen nemen wat daar beneden ligt, n.I. Keizersbuurt, Hollanderdijk en Achter Tulpenburg. Dat gegoeden en minder gegoeden bij elkaar komen wil spreker, niet omdat hij op het standpunt staat dat alles door elkaar moet worden gegooid, maar omdat het hem een gruwel is dat kinderen van de Keizersbuurt, omdat zij het hooge schoolgeld niet kunnen betalen, de school van inej. Fischer voorbij moeten loopen en langs drukke verkeerspunten moeten gaan. Zoo ook met de kinderen van het Vliet die het schoolgeld voor de school op het Zuidvliet niet kunnen betalen en het drukke Vliet moeten passeeren om de school op de Vijversbuurt te bereiken. Dergelijke toestanden deugen niet. Spreker zou de heeren van het college willen uitnoo- digen eens een bezoek te brengen aan de verschillende scholen. Zij zullen dan, enkele uitzonderingen daarge laten, niet kunnen zien welke kinderen zijn van gegoeden en welke van minder gegoeden. Waar de toestand zoo is, is het niet verantwoord kinderen noodeloos de drukste punten van de stad te laten passeeren. Dat kan absoluut anders en dat is het wat spreker hierbij steeds heeft bezield. Als men dus meent, waar spreker in de commissie heeft gezegd en dat ook hier weer wil zeggen dat men niet de armste kinderen behoeft te plaatsen naast de best gesitueerden en niet de zaak behoeft te forceeren, dat dit schipperen is, dan wil spreker zeggen dat het nooit zijn bedoeling is geweest om dwars door alles heen de zaak te forceeren. Hij wil enkel de beschikbare scholen zoo goed mogelijk bevolken en dat is uit te voeren ook. De heer Tulp (wethouder): Nu kunnen wij toch zien aan het voorbeeld, dat de heer Muller aanhaalt, hoe hij reclame maakt. Hij zegt dat de kinderen van het Zuid- vliet wel naar de Tuinen moeten gaan, maar naar de school op de Oostersingel, die even ver af is, mogen ze niet. Dat de kinderen over drukke verkeerspunten naar de school op de Tuinen moeten gaan hindert niet, maar dat ze naar den Oostersingel gaan, is glad verkeerd De heer Muller U verdraait mijn woorden. De heer Tulp (wethouder) Neen, U zegt dat de kinderen we! naar den Oostersingel worden gezonden, maar niet naar de Tuinen. Ik zou zeggen, of ze naar de Tuinen of naar den Oostersingel worden gezonden, is vrijwel hetzelfde; misschien is het op den Oostersingel nog niet eens zoo druk. Verder zegt de heer Muller dat de kinderen wel naar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Augustus 1923. 161 scholen met een lager schoolgeld worden gezonden, maar niet naar scholen met een hooger schoolgeld. Mij persoonlijk is dat niet bekend. Ik heb tegen de dames gezegd als U kinderen krijgt, die U niet meer kunt hebben, laat ze dan gaan naar een andere school, 't zij met een lager of hooger schoolgeld. In dien geest heb ik de zaak besproken. Als er dan geen kinderen worden gezonden naar een school met hooger schoolgeld, dan ligt dat niet aan de regeling, maar aan de dames, die haar uitvoeren. De heer Visser is het volkomen met den heer Muller eens als deze zegt dat men niet meer opnieuw hier een principieel debat over de standenscholen naar voren be hoeft te brengen. Daar gaat het niet om; het gaat om de uitwerking van een eens genomen besluit De heer Muller: Waar U zelf ook hebt vóór gestemd. De heer Visser: Volkomen correct. Spreker is daar nóg voor. Maar hij heeft ook in de bewaarschool commissie gezegd dat men het besluit nu consequent moest aanvaarden en dat ieder, besluit uitvoering van dat besluit met zich medebrengt. Spreker ziet hier één logisch gevolg van en hij heeft dat gewild hij heeft die consequentie willen aanvaarden. Hij heeft eerst schuchter gestaan tegenover de opheffing van standen scholen, hij heeft de zaak gewikt en gewogen. Zijn ge- heele fractie is ook niet met hem meegegaan. Ten slotte heeft hij zich voor die opheffing verklaard, maar hij wilde dat besluit dan ook radicaal doorvoeren. De heer Muller heeft echter in de commissie, om bij den wethouder van Onderwijs in 't gevlei te komen, gezegd, dat men met de uitvoering wel wat soepel kon wezen. Spreker heeft daarentegen gezegd: wij wijken hier niet af; we hebben een besluit genomen en dienen dat consequent en in zijn volle proporties te aanvaarden. Spreker ziet de uit voering slechts op een manier logisch mogelijk: waar de kinderen wonen, daar gaan ze naar school. De heer Muller heeft in de commissievergadering gezegd dat de kinderen uit de steegjes en slopjes aan Tuinen en Oos tersingel niet naar de school van mej. Fischer moesten, hij was dat volkomen met den wethouder eens, omdat op die school de kinderen gaan van de élite. Dat ver wondert spreker van den heer Muller als sociaal-de mocraat, die in openbare vergadering zoo scherp heeft gepleit voor opheffing van de standenscholen. In petit comité wilde hij gaan schipperen, daar vond hij ook niet wenschelijk, wat een logisch gevolg is van het besluit. Er is besloten tot opheffing van de standenscholen. Spreker is daar voor en hij hoopt ook dat de wethouder zal overgaan tot uitvoering van dat besluit. Maar dan ook radicaal. Een debat over de principieele kwestie is hier niet meer noodig, daarmee is spreker 't volkomen eens. Maar ten opzichte van de uitvoering is er slechts één methode, men moet geen enkele school passeeren. Als een kind uit wijk A naar school A zou moeten, maar daar minder geschikt voor wordt geacht, moet men niet school B passeeren en het kind naar school C zenden, maar A hoort bij A, B bij B en C bij C. Dat is het logisch gevolg en dat moet men aandurven. Het steno grafisch verslag van de bewaarschoolcommissie zou kunnen uitwijzen, dat spreker heeft gezegd dat men het besluit in al zijn consequenties moet aanvaarden. Spre ker gaat er, in figuurlijken zin gesproken, geen vrijerij op na houden met de bewaarschooljuffers, maar hij heeft in de commissie deze kwestie en meer belangrijke zaken als de salarisherziening enz. zeer zeker serieus onder zocht en ook in den Raad. Als de heer Muller het besluit wil uitvoeren, dan moet hij ook in petit comité de lo gische consequenties van dat besluit aanvaarden en niet de kinderen, die toevallig aan de Tuinen wonen, niet naar de school van mej. Fischer maar naar de school op de Oostersingel willen laten gaan. Hij kan nu wel om de zaak heen gaan, maar de kwestie, waarom het gaat, is, dat de kinderen zullen gaan naar die school, waar zij hooren. Als de heer Muller dat wil, staat spreker aan zijn zij. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft de laatste commissievergadering niet bijgewoond, maar weet wel, dat de commissie in de vergadering, waarin de zaak besproken is, tot deze conclusie gekomen is, dat op heffing van de standenscholen volstrekt niet insluit het vormen van wijkscholen. In dat opzicht is zij het niet met den heer Visser eens. En de heer Visser heeft zich toen ook eenigszins gewonnen gegeven; als bleek dat het in de praktijk niet te moeilijk zou zijn, zouden de kinderen worden geplaatst op de school, die de ouders wenschten. De commissieleden zullen zich ook herin neren dat dit ook is vastgelegd in de concept-veror dening. Als die concept-verordening in den Raad komt, zullen de heeren Visser en Muller daar voor moeten zijn, omdat zij er in de commissie beiden in mee konden gaan. Er zou een evenredig schoolgeld worden geheven en met verzoeken van ouders tot plaatsing op een bepaalde school rekening worden gehouden. Dan heeft men zich hier dus niet meer af te vragen of een kind van het Vliet liever naar de Doelesteeg dan naar de Tuinen moet wor den gezonden, maar heeft men enkel aan het verlangen van de ouders te voldoen. En verder behoeft men hier over de kwestie van de wijkscholen geen woord meer te spreken. Spreekster wil dus nog eens zeggen, dat het opheffen van standenscholen, zooals dat hier is aangenomen, niet insluit het invoeren van wijkscholen, net zoo min als bij het lager onderwijs. Spreekster weet wel dat hier een moeilijkheid meer is als bij het lager onderwijs, om dat het voorbereidend onderwijs geen leerplicht kent als het de ouders niet aanstaat, dat hun kinderen bij bepaalde andere kinderen op school gaan, kunnen zij hun kinderen van school nemen. Dat zal de wethouder ook hebben bedoeld met de vele moeilijkheden, die zich hierbij voordoen. De heer Visser vraagt het woord. De Voorzitter: Mijnheer Visser, U hebt al eenige malen gesproken. U is niet aangevallen en U hebt geen voorstel gedaan. Als ik U nu weer het woord verleen, kunnen wij wel aan den gang blijven. De heer Visser vraagt een enkele minuut ter verdui delijking van hetgeen mevrouw Buisman heeft gezegd. Hij heeft principieel op het standpunt gestaan van de wijkindeeling, maar heeft toegegeven dat het practisch wel eens niet mogelijk zou zijn, wanneer op de school geen plaats meer is. Dan zal zoo'n kind naar een andere school moeten worden gezonden. De heer Muller wil echter rekening houden met de soort van kinderen; hij wil een bepaalde soort niet op de school aan de Tuinen toelaten. Dat heeft spreker nooit naar voren gebracht; hij heeft zich gesteld op het standpunt van de wijkindeeling, alleen als de school vol zou zijn, dan is er natuurlijk niets tegen om de kinderen te zenden naar een school in een andere wijk. De heer Muller zegt dat de heer Tulp datgene, wat spreker heeft gezegd met betrekking tot het Zuidvliet, verkeerd schijnt te hebben verstaan. Spreker heeft juist gezegd dat het hem een droefenis is dat kinderen van het Vliet school 2 aan het Zuidvliet moeten passeeren om te komen aan de school aan de Vijversbuurt. Naar de school, waarvoor zij in aanmerking zouden komen, kunnen zij niet gaan wegens het schoolgeld. Spreker heeft niet gesproken over het zenden naar de school op de Tuinen of naar de school van mej. Hollinga hij heeft alleen gezegd dat de kinderen van het Vliet de school, die op het Zuidvliet is, moeten passeeren, omdat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 6