5 (Agenda no. 6). Benoeming van een tijdelijk leeraar in de natuurlijke historie aan de Gemeentelijke Hoogere Burger School met 3-jarigen cursus, tijdens de afwezigheid van A. F. M. Reijnders. 236 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 6 November 1923. Kooij, alhier, pl.m. 304 M2., jaarlijksche erfpachtssom pl.m. 136.80 c. aan J. van der Horst op zijn verzoek met ingang van 1 Januari 1924 als gemeentebode eervol ontslag hebben verleend. 14. dat de afdeeling Leeuwarden der Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dran ken heeft ingetrokken haar adres van den 18 November 1921 om van gemeentewege een drankvrij afrekenlokaal beschikbaar te stellen, welk adres de Raad den 22 No vember d.a.v. om prae-advies in handen van Burge meester en Wethouders heeft gesteld. De punten sub 13 en 14 worden voor kennisgeving aangenomen. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Rapport der Commissie, belast met het onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw benoemde lid, den heer Mr. C. Beekhuis (vacature Mr. D. van Weideren baron Rengers). De heer Tiemersma rapporteert namens de commissie, bestaande uit de heeren Tiemersma, Westra en Ooster- hoff, tot toelating van den heer Beekhuis als lid van den Raad. Onder dankzegging aan de commissie voor het uit gebracht rapport, wordt met algemeene stemmen be sloten overeenkomstig het voorstel der commissie. 2 Agenda no. 3). Benoeming van een lid der Com missie van Administratie der Stads Bank van Leening, ter vervulling der vacature P. Attema Dzn. De aanbeveling luidt als volgt 1. Mr. P. D. Poelstra, notaris 2. Sj. Attema. Wordt benoemd Mr. P. D. Poelstra met 19 stemmen en 4 stemmen op Sj. Attema. 3 (Agenda no. 4). Benoeming van twee Voogden der Stads Armenkamer, wegens periodieke aftreding van Jac. Marcus en O. Plantenga T.Bzn. De aanbevelingen luiden als volgt a. vacature Jac. Marcus 1. Jac. Marcus 2. H. H. J. Feitz 3. S. Dijstra b. vacature O. Plantenga T.Bzn. 1. O. Plantenga T.B.zn. 2. Mr. IJ. W. Tijsma 3. Th. A. Overmeer. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra: Ik vraag het woord naar aanleiding van deze voordracht. Het is betrekkelijk met gemengde gevoelens, dat de sociaal-democratische fractie de 2 voorgedragen personen stemt. Ik wil er de aandacht op vestigen dat men ook bij deze voordracht weer niet schijnt te weten, dat er ook in Leeuwarden een bedui dend aantal sociaal-democraten zijn. Hier worden voor gedragen in de vacature-Marcus de heeren Feitz en Dijstra De Voorzitter: De heer Marcus ook, mijnheer Dijkstra. De heer Dijkstra en in de vacature-Plantenga de heeren Tijsma en Overmeer. Ik wou er nu nog eens de aandacht op vestigen dat, hoewel reeds herhaalde malen door onze fractie de wenk is gegeven: denk er om, wij mogen eischen en men moet het rechtvaardig vinden, dat in een dergelijk college ook menschen van onze rich ting plaats nemen, er in dit college van 8 of 9 man slechts één sociaal-democraat zit. Dat is heelemaal niet een weerspiegeling van den Raad en ook niet van de bevolking. Wij zullen ons nu dezen keer bij deze voor dracht neerleggen, omdat het anders den schijn zou wekken dat wij iets tegen de aftredende menschen, de heeren Marcus en Plantenga hebben. Dat is het geval niet. Ik heb hier dit korte woord willen spreken in de hoop dat het een richtsnoer zal zijn dat ook eens met de wenschen van anderen rekening zal worden gehouden en opdat wij hier niet weer, zooals we dat al eens eerder hebben beleefd, andere menschen zullen moeten stem men dan op de voordracht staan. Als wij dat hier nu den heelen middag eens deden, dan zou het er wel eens wat anders voor kunnen komen te staan, maar dan krijgt men iets, wat voor de betrokken personen altijd onaan gename gevolgen heeft. Dit is het, wat ik naar aanleiding van deze voordracht meende te moeten zeggen, hopende, dat men in het vervolg met dezen wenk rekening zal houden. De Voorzitter: Ik kan den heer Dijkstra dit antwoor den. Zooals U weet wordt voor de vervulling eener vacature door het college van regenten een aanbeveling bij Burgemeester en Wethouders ingediend. En ik vind het zeer vanzelf sprekend dat, wanneer het betreft een vacature door periodieke aftreding, het aftredend lid, dat te goeder naam en faam bekend staat, weer wordt benoemd. Uw wensch, waarmee U nu naar voren komt, is niet nieuw, maar is hier al eerder gehoord, wat inder tijd dan ook aanleiding is geweest dat de heer Fritzlin is benoemd en ik geloof zeker dat, wanneer er eens een vacature ontstaat, waarbij de aftredende niet kan wor den herbenoemd, het college van regenten graag met Uw wensch rekening zal willen houden. De heer Dijkstra: Dat zullen we dan met belangstel ling afwachten. Maar tot nog toe was de practijk anders. De Voorzitter: Dat ziet U toch aan mijnheer Fritzlin. De beraadslagingen worden gesloten. Worden benoemd in de vacature sub a Jac. Marcus met algemeene stemmen in de vacature sub b O. Plantenga T.Bzn. met 22 stemmen en 1 stem op Overmeer. 4 (Agenda no. 5). Benoeming van vier leden der Commissie van toezicht op het Lager Onderwijs. De aanbevelingen luiden als volgt I. voor de perodieke aftreding van drie leden op 1 Januari 1924 a. vacature mej. A. Oosterling, meerderjarig onder wijzeres aan een openbare lagere school 1. mej. A. Oosterling, onderwijzeres aan gemeente school no. lb 2. mej. P. van der Veen, onderwijzeres aan ge meenteschool no. 5o 3. mej. K. Steenhouwer, onderwijzeres aan ge meenteschool no. 9. b. vacature R. Th. A. Bisschop, meerderjarig onder wijzer aan een bijzondere lagere school 1. R. Th. A. Bisschop, hoofd eener bijzondere lagere school 2. J. H. Spoelstra, onderwijzer aan een bijzondere lagere school 3. R. J. Feddema, onderwijzer aan een bijzondere lagere school. c. vacature J. van der Linden, vader van een kind op een bijzondere lagere school Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 6 November 1923. 237 1. J. van der Linden, Groote Kerkstraat no. 31 2. R. Visser, Kelders no. 195 3. Tj. van Eijck van Heslinga, Emmakade no. 71. II. voor de vacature, ontstaan door de tusschentijd- sche aftreding van 1 October tot 1 Januari 1924 en verder ter voorziening in de vacature A. L. Brouwer (meerderjarig inwoner) op 1 Januari 1924 1. H. Feddema Azn., Emmakade no. 11 2. G. Bijlenga, Vredeman de Vriesstraat no. 15 3. Joh. Tiemersma, Emmakade no. 100. Worden met algemeene stemmen benoemd in de vacature sub I a mej. A. Oosterling, voornoemd; I b R. Th. A. Bisschop, I c J. van der Linden, II H. Feddema Azn., Overeenkomstig de aanbeveling wordt met algemeene stemmen benoemd IJ. Kooistra te Hallum. 6 (Aan de agenda toegevoegd als no. 6a). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan mej. A. C. Jaarsma op haar verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de schippersschool. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7 (Aan de agenda toegevoegd als no. 6b). Benoeming van een onderwijzeres aan de schippersschool. Overeenkomstig de voordracht wordt met algemeene stemmen benoemd mej. J. Kniphorst, thans reserve-on derwijzeres aan de scholen voor openbaar lager onder wijs. 8 (Aan de agenda toegevoegd als no. 6c). Benoeming van een reserve-onderwijzeres. Overeenkomstig de voordracht wordt met algemeene stemmen benoemd mej. A. de Vries, thans op wachtgeld gestelde onderwijzeres, als eervol ontslagen, in verband met de opheffing der gemeenteschool no. 10c. 9 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de rooilijn voor de be bouwing aan de westzijde van de Bleeklaan. Dit voorstel luidt als volgt Nadat Uwe Vergadering zich den 9 Januari van dit jaar vereenigd had met ons voorstel tot wijziging van de rooilijnen voor enkele bouwblokken aan en nabij de Bleeklaan, is van J. en H. Hettema ingekomen een ver zoek om vergunning tot het bouwen van winkel- en woonhuizen op het terrein aan den Oostersingel, de Tjerk Hiddesstraat en de Bleeklaan. Voor de uitvoering van het bouwplan aan laatstgenoemden verkeersweg blijkt het echter wenschelijk dat ook hier 2'/2 M. vóór de vroeger vastgestelde rooilijn wordt gebouwd, omdat de toestand aldaar zich dan beter aansluit aan de ten oosten van het bewuste gedeelte der Bleeklaan gelegen perceelen, waar de rooilijn bij het aangehaalde besluit van 9 Januari 1.1. naar voren is gebracht. Tevens wordt daardoor het smalle terrein achter de kolenloods van de N. V. Leeuwarder Brandstoffenhandel beter ver koopbaar. Het advies der Commissie voor de Openbare Werken, dat nog moet worden uitgebracht, zal bij de stukken worden gevoegd. Wij geven U dus in overweging te besluiten met aanvulling in zooverre van onderdeel I van Uw besluit d.d. 9 Januari 1923 no. 5r/4 de rooilijn voor het bouwterrein, gelegen aan de zuidzijde van de Bleeklaan, westwaarts van de Tjerk Hiddesstraat, vast te stellen als op de overgelegde teekening met een witte bloklijn is aangegeven. De beraadslagingen worden geopend. De heer OosterhoffIk heb tegen dit voorstel zelf geen bezwaar, maar ik zou even deze opmerking willen ma ken, dat ik de wijze, waarop Burgemeester en Wet houders hier tegenover de Commissie voor de Openbare Werken handelen, wel een beetje eigenaardig vind. Hier staat ,,Het advies van de Commissie voor de Openbare Werken, dat nog moet worden uitgebracht, zal bij de stukken worden gevoegd." Als Burgemeester en Wethouders nu meenen geen ad vies te moeten vragen in spoedeischende gevallen of bij kwesties van weinig beteekenis, dan laat ik zulks in het midden, maar hier beteekent het zooveel als: wij hechten niet veel aan het advies der commissie, ons besluit is klaar. Ik vind dat niet buitengewoon beleefd en vrien delijk tegenover de commissie. In het stuk staat toch eigenlijk, wij hebben ons besluit klaar enwat de commissie daarvan zegt, heeft daarop geen invloed meer. De Voorzitter Ik geloof niet dat Burgemeester en Wethouders die onvriendelijkheid in het voorstel hebben willen leggen, die U daaruit leest. Wat de oorzaak is dat de wethouder hierover met de Commissie voor de Openbare Werken nog niet heeft vergaderd, weet ik niet, maar Burgemeester en Wethouders waren er van over tuigd dat de commissie ook overtuigd zou zijn van het goede van dit voorstel. U moet daarom niet meenen dat het is een tekortkoming van den wethouder of een on vriendelijkheid van het college. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de onderhandsche verpachting van de opkomsten der Poppebrug, enz. Dit voorstel luidt als volgt Van den pachter der opkomsten van de Poppebrug, G. van der Veer, ontvingen wij de mededeeling, dat hij wegens hoogen leeftijd niet langer de bediening van die brug kan waarnemen. Krachtens Uw besluit van den 14 November 1922 werden o. a. die opkomsten aan hem verpacht tegen eene toelage uit de gemeentekas van 8.per week, benevens het genot van vrije woning. Bij dat besluit zijn wij tevens gemachtigd de pachtover eenkomsten betreffende de daar genoemde bruggen over het Vliet, waaronder ook de Poppebrug, met de betrok ken brugwachters, indien naar ons oordeel gewenscht, van jaar tot jaar te verlengen. Degene, die blijkens het hierbij overgelegd schrijven van den Directeur der gemeentewerken aanvankelijk voor de bediening van de Poppebrug geschikt werd ge acht, is sedert echter ernstig ziek geworden en daardoor buiten aanmerking geraakt. In deze omstandigheden was het gewenscht niet tot verpachting aan dezen over te gaan, doch met de bediening te belasten P. de Jong, wonende Noordvliet Slot no. 525d, hoek Celebesstraat. Tegen het verleenen van een opdracht aan dezen persoon, waarop de verpachting eigenlijk neerkomt, be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 2