260 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. kelijk zeer korten tijd met de zaak op de hoogte. Hoe de heer Weima daarvan op de hoogte is gekomen kan hij beter vertellen dan spreker. Er is zoo op het stadhuis wel eens een beetje bij geruchte over gesproken, maar precies wist men het niet; de architecten zijn ook niet eiken dag hier, zoodat men niet precies de cijfers wist, hoewel men het wel globaal kon nagaan. Er is hier blijkbaar in de vorige vergadering eenige verwarring ontstaan door het antwoord van den heer Scheltema, die ook nu nog zegt dat het salaris van de architecten niet begrepen was in de begrootingssoinmen. In de oorspronkelijke begroo ting van 245.000.was het honorarium echter wel degelijk begrepen en ook had de Raad het later in de begrooting van f 205.000.begrepen, doch het is misschien te verontschuldigen dat de archi tecten hebben gezegd dat hun honorarium in die 205.000.niet begrepen was, omdat, zooals spreker al zei, dat bedrag van 205.000.is vastgesteld zonder ruggespraak met de architecten. Nu kan men achteraf wel zeggen dat dit niet heelemaal juist is geweest, dat is het ook niet. Toen echter dat bedrag van 205.000. zonder dat de architecten er iets van wisten, was vast gesteld en hun werd gezegd dat zij geen cent meer mochten uitgeven dan 205.000.hebben zij gedacht dat dit alleen de bouwkosten waren en zoo is het mo gelijk dat deze verwarring in de wereld is gekomen. De heer B. Molenaar heeft gezegd dat er nog iets ge dekt moet worden, dat er nog iets moet zijn vergeten. Het eenige, wat hier vergeten is, zijn de kosten van ver voer en montage van het ijzerwerk a 10.000.Dit is een bedrag dat heel veel lijkt, maar spreker maakt er op attent, dat er ook nog bij staat „met enkele veran dering daaraan". Dit heeft betrekking op verandering van het ijzerwerk voor de varkensslagerij, waar men een systeem zal gaan toepassen, dat in de practijk beter blijkt te voldoen, maar waarvoor het ijzerwerk niet hee lemaal geschikt is, zoodat daaraan iets veranderd moet worden. Het bedrag wordt dus niet zuiver alleen voor vervoer en montagekosten gebruikt. Spreker meent hiermee de zaak te hebben uitgelegd en zou nu willen voorstellen de nieuwe kwesties, die de heer Weima heeft naar voren gebracht al geeft spre ker volkomen toe dat ze wel belangrijk zijn; de heeren zullen trouwens ook wel hebben begrepen dat Burge meester en Wethoudere diligent zijn op dat punt absoluut te scheiden van het bouwen van het slachthuis. Anders zou men, op die manier doorredeneerende, ook wel kunnen voorstellen nog even te wachten, om ook een crediet voor een nieuwe Doksbrug die ook niet zoo best meer is aan te vragen, en men zou dan ten slotte ook wel kunnen wachten tot de slagers hun sla gerijen hebben verkocht. Men moet de zaken apart hou den en ze niet vermengen. Spreker zou daarom nu willen voorstellen dat de Raad dit voorstel van Burgemeester en Wethouders accepteert. De heer Weima merkt op dat de Voorzitter om maar met 't laatste te beginnen zegt, dat men de zaken los van elkaar moet beschouwen en dat de rijweg niets te maken heeft met de slachtplaats. Spreker is het daarmee niet eens. Als de slachtplaats in Mei klaar komt, moet men haar kunnen bereiken anders heeft men er niets aan en was het beter dat zij er niet stond. De Voorzitter zegt dat het college op dit punt diligent is. Spreker weet ook wel dat men hier met de gemeente Sneek te doen heeft. Maar als deze kwestie al jaren duurt, had men eerst niet met het slachthuis moeten be ginnen; men had eerst moeten trachten den weg te leg gen en dan had men kunnen overgaan tot bouw van een abattoir. Spreker heeft overwogen of men ook buiten Sneek om een rijweg kan maken; hij heeft daarover ook met deskundigen gesproken en die beweerden dat het wèl kon. Spreker wil alleen de zaak bespoedigen, want hij handhaaft nog steeds: als het abattoir klaar is, moet het worden gebruikt ook. Spreker is het in zooverre met den Voorzitter eens dat de huidenzouterij, 't zij dan dat die door de gemeente of door anderen wordt gebouwd, betrekkelijk los staat van de slachtplaats. Maar toch staan ze ook weer in nauw verband met elkaar. Als de gemeente hiervoor zal bou wen, zal daarvoor toch weer een crediet noodig zijn en het is daarom dat spreker heeft gezegd dat men het licht moest laten vallen op alle uitgaven. Men kan die zoo niet overzien, misschien komt men nog niet klaar met 3 of 4 ton. Het eene is een gevolg van 't andere. Men zal straks niet alleen 230.000.hebben uit te geven, maar daar komt nog van alles bij. Nu zegt de Voorzitter dat men die 5000.in elk geval niet mag meerekenen als tekort, omdat dit ten slotte een verbetering beoogt van het oorspronkelijk plan. Spreker heeft ook toegestemd dat men niet altijd vooruit kan beoordeelen hoe men precies moet bouwen en dat later nog wel eens kan blijken dat dit of dat moet worden gewijzigd. Maar hij gelooft toch dat. wanneer deze wijzigingen in het oorspronkelijk plan waren op genomen, deze grap ons geen 5000.had gekost, wat achterna, nu het al gedeeltelijk te laat is, wel het geval is. Wat die 1500.betreft, heeft de Voorzitter spreker niet goed begrepen; hij heeft daaromtrent niet de schuld willen geven aan de architecten, die staan daar natuur lijk buiten. Spreker wist ook dat dit bedrag bestemd was voor professor Renimelts in Den Haag. Hij heeft alieen gezegd dat men hier een vergissing heeft begaan, die onder de oogen had moeten worden gezien; hij heeft daar niet zooveel kwaad mee bedoeld, al is het dan ook een strop, die de gemeente weer 1500.zal kosten en al had spreker graag gewild dat dit niet was gebeurd. Ten opzichte van de vraag van den heer De Boer heeft de Voorzitter gezegd dat spreker daarop beter kon antwoorden dan hij. Dat is juist. Maar spreker zou het zelfde aan den heer De Boer kunnen vragen hij kan wel naar zijn zegsman gaan om dezen te vragen wie het hem heeft gezegd en dan zou men verder kunnen gaan en men zou er op die manier kunnen komen of misschien ook niet komen, maar daar gaat het hier niet om. Als spreker iets hoort omtrent belangen van de gemeente op welke wijze dan ook als hij hoort dat er straks een tekort zal zijn van 30.000.dan meent hij, zonder namen te noemen, hierover een vraag te mogen doen aan het college. Dat heeft hij gedaan en hij gelooft dat daar heelemaal niet iets verkeerds in is geweest. Nu is er ten minste eenig licht ontstoken en het doet er niets toe, wie het verteld heeft. Als de heeren er echter op gesteld zijn, wil spreker nog wel een nader onderzoek instellen. Zij zullen echter goed moeten vin den dat spreker hier niet zoo maar zonder meer zijn zegsman noemt, dat zouden de heeren zelf ook niet doen. Spreker heeft een vraag gedaan en het is gebleken dat die vraag recht van bestaan had ook. Het blijkt nu in derdaad dat er nog 25.000.moet komen en dat dus het crediet van 205.000.dat was toegestaan, tot 230.000.— zal worden overschreden. Of men nu voor die 25.000.dit of dat doet, doet er in zooverre niet toe, het moet er komen en dan doet het er in de eerste plaats minder toe, wie het gezegd heeft. Spreker zou het nu op prijs stellen hij wil dan de bijgebouwen voorloopig buiten beschouwing laten dat toch werd vastgehouden aan den rijweg en dat, op dat het eene met het andere klaar zal zijn, het college tegelijk met een crediet voor den rijweg ook dit crediet wilde aanvragen. De heer B. Molenaar kan zich in laatste instantie ge deeltelijk vereenigen met hetgeen door den Voorzitter is gezegd ten opzichte van het gesprokene door den heer Weima. De opmerkingen van den heer Weima be helzen in hoofdzaak verbeteringen en uitbreidingen van en aan de centrale slachtplaats in de toekomst en, na tuurlijk zal, als iemand een huis bouwt en dit gaat ver Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. 261 crooten, hij niet met het bestaande crediet kunnen vol staan. Sprekers vraag zelf is hem echter, door het antwoord van den Voorzitter daarop, niet veel lichter geworden. De Voorzitter heeft, naar aanleiding van sprekers vraag of er nog iets was vergeten, gezegd: ik kan enkel zeggen dat de kwestie van het ijzerwerk is vergeten, maar anders is er niets vergeten. En, zooeven zegt de heer Scheltema zoo maar flapuit dat het honorarium van de architecten en de kosten van bouwtoezicht zijn vergeten en dat die kosten in dit voorstel zijn verwerkt. Nu is het eigenaardige in deze zaak en het is daar om dat spreker graag zooveel mogelijk licht daaromtrent zou zien dat dit bedrag van 25.000.overeen komt naar men zegt met het honorarium en de kosten van bouwtoezicht, die de heeren Huurman en Stok nog moeten hebben en welke kosten „zoogenaamd" zijn vergeten. Spreker meent dat de Raad recht heeft te weten, wat daarvan juist is, öf het antwoord van den heer Scheltema öf dat van den Voorzitter. Is het ant woord, dat de heer Scheltema den vorigen keer zoo botweg en zonder bedenken op de vraag van den heer Weima heeft gegeven en ook het antwoord, dat de heer Scheltema nu direct geeft, juist naar sprekers mee ning heeft de Raad er recht op te weten wat juist is en welk bedrag aan honorarium in dat geval is vergeten welnu, laat men dan een crediet daarvoor bij den Raad aanvragen maar het niet doen op de wijze, waarop men daarmee thans naar voren komt. Is echter de verdedi ging door den Voorzitter van dezen raadsbrief juist, dan zullen hiertegen, naar sprekers meening, bij den Raad geen bezwaren bestaan spreker acht het vanzelf sprekend dat bij den bouw van dergelijke werken ver schillende dingen kunnen voorkomen, die kunnen leiden tot verhooging van de betrokken posten. Spreker vindt dit op zichzelf zooiets natuurlijks, dat hij meent dat er in dat geval weinig verzet tegen dit voorstel kan komen. Maar het ergste en het minst duidelijke in deze zaak is voor hem dat er een groote tegenstrijdigheid is in de antwoorden van den Voorzitter en van den heer Schel tema. Die zaak is nog niet opgelost. Een van beiden öf de heer Scheltema moet beide keeren mis geweest zijn bij wat hij heeft gezegd, öf er zal den Raad een ander voorstel moeten bereiken dan het onderhavige. Spreker zou graag willen dat daarover meer licht werd verspreid, omdat er daaromtrent geruchten gaan en het, als de kwestie niet van dien aard is, beter is, dat die geruchten zoo gauw mogelijk den kop worden ingedrukt. Spreker verzoekt daarom dat het juiste licht en de waarheid omtrent deze zaak naar voren wordt gebracht. De heer O. F. de Vries kan zich in hoofdzaak aan sluiten bij wat de heer B. Molenaar nog heeft gezegd, maar wil er nog iets aan toevoegen. De zaak heeft daarom zoo'n eigenaardigen loop genomen en er is zoo'n eigenaardig licht op geworpen, juist door het antwoord, dat de heer Scheltema in de vorige vergadering heeft gegeven. Niet alleen dat de heer Scheltema nu zegt dat hierin zitten het architectenloon en de kosten van bouw toezicht, maar hij heeft de vorige vergadering ook toe gegeven dat dit al direct bij de aanbesteding bekend was en dus ook aan het vroegere college bekend was De heer Scheltema (wethouder) Dat heb ik niet gezegd. De heer O. F. de Vries: Hier staat in de „Leeuwarder Courant" dat U zegt „dat het inderdaad juist is, wat de heer Weima in het midden gebracht heeft. Het was bij de aanbesteding ook al bekend." De heer Scheltema (wethouder)Juist, bij de archi tecten was het bekend, zeker. De heer O. F. de Vries: Hier staat duidelijk „Het was bij de aanbesteding ook al bekend." Er staat niet bij dat het aan de architecten bekend was, maar uit dit antwoord van het college kan verondersteld worden dat het aan het vroegere college en aan den Raad bekend was. Daarom is juist de zaak zoo eigenaardig geloopen. Er is naar buiten toe de schijn gewekt en zoo wordt het op straat verteld dat het vroegere college juist den post voor honorarium heeft verzwegen om met alle geweld het abattoir er door te krijgen. Zoo wordt er over gesproken. De heer Tulp (wethouder)Door wie? Ik heb daar nooit van gehoord. De heer O. F. de Vries: Dat is de indruk die de be handeling van de vraag van den heer Weima den vorigen keer heeft gewekt. Ik kan mij nu echter heel goed begrijpen dat ver schillende verhoogingen moeten gebeuren en heb dan ook verder geen bezwaar tegen het verleenen van dit crediet. De heer Van der Schoot wil nog even terug komen op wat zoopas is gezegd, n.I. dat door de architecten voor hun werk voor de gemeente een bedrag is bedongen en dat, wat spreker meent, door den heer B. Molenaar een bedrag van 25.000.is genoemd. Als dat wer kelijk juist is, zou dat ook nog eens nader moeten worden bezien. Spreker wil er ook nog eens op wijzen dat men in plaats van architecten van buiten, toch beter de deskundigen van de gemeente of menschen uit deze plaats kan nemen, dat is in alle opzichten veel voor- i deeliger. Dan zou spreker nog een vraag willen doen in ver band met die 10.000.voor het aangekochte ijzer werk. Doet de gemeente dergelijke aankoopen wel meer, koopt zij voor elk werk, dat zij moet uitvoeren zelf het ijzer aan Spreker zou dan zeggen laat dat over aan de aannemers en laat niet de gemeente zich op het terrein van aankoopen begeven. Men kan het hier met een goede bedoeling hebben gedaan, maar het is niet goed dat de gemeente zulks doet. De heer Weima heeft geen antwoord ontvangen op zijn vraag omtrent het koelhuis. De Voorzitter tracht zoowat alles los te maken van het abattoir, maar hij wil dit er toch niet van losmaken De VoorzitterDat betalen de slagers toch met elkaar De heer Weima verwacht toch binnenkort het prae- advies over het koelhuis en als het dan zoo uitvalt, dat de Raad besluit een koelhuis te bouwen, dan zal er op nieuw een crediet aangevraagd moeten worden. Spreker leeft in de hoop dat het prae-advies spoedig komt en om nu te voorkomen dat men telkens met een crediet- aanvrage zal komen bij Gedeputeerde Staten over de zelfde zaak, zou spreker willen voorstellen dit voorstel even op te houden en het prae-advies van Burgemeester en Wethouders af te wachten om daarna de zaak samen te vatten en op die wijze een crediet voor het geheel aan te vragen. Spreker zal in laatste instantie stemmen voor dit voorstel van het college, zooals het hier ligt, maar in beginsel heeft hij liever, wat door hem naar voren is gebracht, dat men de heele zaak gaat combineeren. De heer K. de Boer zou deze vraag willen stellen Als dit crediet wordt toegestaan, komt er dan later niet meer een nadere credietaanvrage voor de salarissen van Huurman en Stok, zooals de heer Scheltema feitelijk in de vorige vergadering heeft meegedeeld Spreker wil daar graag een pertinent antwoord op hebben, een pertinente weerlegging dus ook van wat de vorige ver- gadering, en ook nu, door den heer Scheltema is gezegd. 1 I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 10