Vergaderino van Dinsdag 27 november 1923. 242 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 6 November 1923. De beraadslagingen worden geopend. De heer K. de Boer: Ik zou zeggen, dat dit voorstel van U niet veel raison heeft. Bij de behandeling der verordening zijn wij het gedeelte, dat betrekking heeft op het onderwijs aan zwakzinnigen, reeds gepasseerd. Ik zou dus zeggen, wij kunnen er gewoon mee door gaan en wanneer Burgemeester en Wethouders tot de conclusie komen dat het gedeelte, dat op het onderwijs aan zwakzinnigen betrekking heeft, gewijzigd moet worden, is dat altijd nog mogelijk. Wij zijn ook het vervolgonderwijs zoo gepasseerd en dat is toch ook iets, waarover nog wel eens gesproken zal moeten worden en waaraan nog wel eens iets zal moeten gebeuren. De Voorzitter: Er is hier thans geen college en als het gaat zooals den vorigen keer, als de wethouder van Onderwijs zijn volle aandacht moet wijden aan de be sprekingen om te kunnen antwoorden en dan nu tevens nog de leiding heeft van de vergadering, dan wordt het mij te zwaar. Ik zou dus persoonlijk graag willen dat dit punt in de volgende vergadering wordt behandeld, omdat het anders te veel van de werkkracht van den wethouder van Onderwijs neemt. En daar komt dan nog bij het nieuwe Koninklijk besluit. Ik doe dus een beroep op de beleefdheid van den Raad. De heer K. de Boer: Ik zie de noodzakelijkheid van aanhouding niet in. Ik kan daar niet in meegaan. De Voorzitter: Maakt U daar een voorstel van? Dan zal ik dat in stemming brengen. De heer K. de Boer: Dan doe ik het voorstel om met de behandeling door te gaan. Ja, 't is een formaliteit, maar U doet zelf 't voorstel om de behandeling aan te houden. Dan heb ik niets te zeggen. De VoorzitterDan zal ik laten stemmen over het voorstel van Burgemeester en Wethouders om de be handeling der verordening tot de volgende vergadering aan te houden. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de behandeling van het punt tot de volgende vergadering aan te houden, wordt met 12 tegen 11 stemmen aange nomen. Vóór stemmen: de heeren Cohen, Oosterhoff, Koop- mans, Visser, Scheltema, Tulp, Weima, Jansen, Westra, Hofstra, Van der Schoot en mevrouw BuismanBlok Wijbrandi. Tegen stemmen de heeren M. Molenaar, Dijkstra, Muller, O. F. de Vries, K. de Boer, Collet, Tiemersma, H. de Boer, Hooiring, Botke en B. Molenaar. Op voorstel van den Voorzitter wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering deelt de Voorzitter mede dat door den heer Weima is verzocht een vraag tot Burgemeester en Wethouders te mogen richten. Indien de Raad daartegen geen bezwaar maakt, stelt spreker voor den heer Weima daartoe thans in de gelegenheid te stellen. De Raad maakt hiertegen geen bezwaar. V. Aan de orde is de interpellatie-Weima. De interpellatie wordt geopend. De heer Weima: Er gaan de laatste dagen onrust barende berichten door de stad in verband met den bouw van het slachthuis. Officieus heb ik gehoord dat nu reeds vast staat dat het bedrag, dat door Gedepu teerde Staten is toegestaan, vrij vast met 30.000.zal worden overschreden. Nu heb ik mij afgevraagd, als dat nu reeds vast staat bij het begin van den bouw, wat moet dat dan worden, als straks het slachthuis klaar is. Ik heb dat officieus gehoord, ik heb mij daar ongerust over gemaakt en mijn vraag is nu deze of het college bereid is antwoord te geven op de vraag in hoeverre dat bericht waar is het is een publiek geheim, maar wij weten alleen nog niet of het waar is en, wanneer het juist is, aan wien wij dat dan te danken hebben. Het komt mij voor dat, als het gerucht inderdaad waar is, wij dan straks zullen vastloopen, omdat het door Gedeputeerde Staten toegestane bedrag niet mocht worden overschre den. Ik zou dus in de eerste plaats antwoord willen hebben op de vraag of het bericht juist is en dan aan wien wij het te danken hebben. De heer Scheltema (wethouder): Wat de heer Weima bedoelt is waar en dit was bij de aanbesteding ook al bekend. De gemeenteraad had een crediet aangevraagd van 205.000.en dit was door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Maar in dat bedrag waren niet begrepen de kosten van honoraria en bouwtoezicht. Burgemeester en Wethouders kunnen dus antwoorden dat de centrale slachtplaats gebouwd kan worden voor 205.000. maar daar komen dan nog boven de kosten van hono raria en bouwtoezicht. De Voorzitter: Ik wil daaraan toevoegen dat, wat de heer Weima zegt, ook aan Burgemeester en Wethouders bekend is. Burgemeester en Wethouders zijn zeer zeker, nadat zij de zaak nader in hun college hebben besproken, bereid den Raad nadere mededeelingen te doen. Per soonlijk kan ik er nu niet dieper op ingaan omdat ik niet voldoende ben ingelicht om er meer van te vertellen. Ik zou dus graag willen dat men zich hiermee tevreden stelde; Burgemeester en Wethouders zullen dan de vol gende vergadering volledig antwoorden. De interpellatie wordt gesloten. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. 243 Tegenwoordig aanvankelijk 25, later 26 leden, te weten de heeren Visser, Fransen, Lautenbach, Tulp, Dijkstra, Scheltema, K. de Boer, Collet, H. de Boer, Hooiring, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Oosterhoff, Koopmans, Botke, O. F. de Vries, Tiemersma, Westra, IJ. de Vries, Hofstra, Weima, Van der Schoot, Cohen, Muller, M. Molenaar en B. Molenaar, later de heer Beekhuis. Afwezig zonder kennisgeving de heer Jansen. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Bur gemeester. I. Het verslag der vergadering van 25 September 1923 wordt onveranderd vastgesteld. II. Beëediging van het nieuw inkomende lid, den heer Mr. C. Beekhuis. De heer Beekhuis, door den Secretaris binnengeleid, wordt door den Voorzitter beëedigd en legt daartoe de eeden, bedoeld in artikel 39 der Gemeentewet, af. De Voorzitter wenscht den heer Beekhuis weder geluk met zijn intrede in den Raad. De heer Beekhuis is hier j geen onbekende, zoodat spreker hem op dit punt geen nadere inlichtingen meent behoeven te geven. Spreker hoopt dat de heer Beekhuis hier tot zijn eigen genoegen en tot heil der gemeente werkzaam zal zijn. Spreker wenscht van deze gelegenheid tevens even gebruik te maken door met een enkel woord den heer Rengers te bedanken, die gedurende den tijd, dat hij raadslid is geweest, heeft getoond een groote belang stelling voor 't Raads werkzaamheden te koesteren en een goed raadslid te zijn. Hij gelooft dat het den leden allen zal spijten de reden, welke de heer Rengers daarvoor heeft, zijn voor zijn eigen verantwoording dat de heer Rengers heeft gemeend als lid van den ge meenteraad te moeten bedanken en dat de heer Rengers altijd met belangstelling zal terugzien op de daden van de gemeente, die hij zoo lang gediend heeft. III. Wordt medegedeeld 1. dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen heeft berust in de benoeming van H. R. Boulan tot tijdelijk leeraar in de Fransche taal aan de hoogere handelsschool met 2-jarigen cursus, voor welk vak van onderwijs deze leeraar aan die school niet be voegd is. 2. dat Gedeputeerde Staten a. hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d. 23 October 1.1. tot wijziging der gemeente-be grooting voor 1923, het verleenen van vergunning aan de N. V. Werktuigenfabriek „Friesland" tot onder- handschen verkoop van een perceel bouwterrein aan het Nieuwe Kanaal, in afwijking van de bepalingen der akte van verkoop aan die N. V. d.d. 6 November 1.1. tot afstand in erfpacht van een terrein aan de Bildtsche straat, hoek Menaldumerstraat, aan J. Koopal alhier. De punten sub 1 en 2a worden voor kennisgeving aangenomen. b. niet hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d. 6 November 1.1. betreffende het verleenen van garantie voor de terugbetaling van gelden, opgenomen door de woningbouwvereeniging „Beter Wonen" en van de Vereeniging voor Volkshuisvesting. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller zegt dat naar aanleiding van deze be slissing van Gedeputeerde Staten en na onderlinge be spreking met den Voorzitter, is besloten dat, èn door „Volkshuisvesting" èn door „Beter Wonen" zou worden getracht bij rijksinstellingen geld voor dit doel los te krijgen. Vooraf wil spreker nog zeggen dat, indien het inderdaad de meening van het college van Gedeputeerde Staten was dat bij rijksinstellingen het geld goedkooper was te krijgen, men dan dit streven zou moeten appre- cieeren, omdat, indien het mogelijk was, dit den woning bouw en in de eerste plaats den toekomstigen huurders ten goede zou komen. Zooals U weet, aldus spreker, is èn door „Volkshuis vesting" èn door ons de vorige week getracht in Den Haag en in Amsterdam bij verschillende rijksinstellingen geld voor deze leeningen los te krijgen. Maar als ik notaris Wachter mag gelooven die het voor „Volks huisvesting" heeft opgeknapt dan is het resultaat, dat wij en hij hebben bereikt, nihil. We zijn de vorige werk geweest bij het Pensioenfonds voor Burgerlijke Ambtenaren, ook bij het Pensioenfonds voor Koloniale- en Landsdienaren en bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten, alle in Den Haag en we zijn den volgenden dag de architect en mijn persoon van onze veree niging geweest bij de Rijkspostspaarbank en bij de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam. Wij hebben met alle vijf heeren directeuren respectievelijk voorzitters dier instellingen de zaak besproken en nadat ons uit het onderhoud in die plaatsen gebleken was, dat som mige dier instellingen niet in staat en andere niet bereid waren om een dergelijke leening aan te gaan, hebben wij gevraagd of men ons dat antwoord schriftelijk zou willen doen toekomen. Nu hebben 4 van de 5 instellingen aan ons verzoek voldaan en ons een antwoord gezonden op onze vraag, die wij, eerst schriftelijk, en ook bij het onderhoud hebben gesteld. Het meest frappante ant woord is dat van de Rijkspostspaarbank tusschen twee haakjes, alle antwoorden waren afwijzend en hiervan zou ik dan ook wel even lecture willen doen. Het luidt „Ter bevestiging van het onderhoud, dat ik heden met twee Uwer had, heb ik de eer U mede te deelen, dat de Rijkspostspaarbank in den laatsten tijd geen leeningen meer met bouwvereenigingen sluit en ook niet bereid is dit met Uwe vereeniging te doen, doch ook als zij zulks deed, zij U toch nimmer een gunstiger bod zoude willen doen, dan aan U door tusschen- komst van de Friesche Bank door de Nationale Le vensverzekeringsbank te Rotterdam is gedaan." Dit is het resultaat van het onderzoek, dat wij bij de rijksinstellingen hebben gedaan. Hieruit blijkt ook dat het bij de rijksinstellingen niet mogelijk is het geld voor den woningbouw goedkooper te krijgen dan ons is aan geboden door de Nationale Levensverzekeringsbank te Rotterdam. Ik zou nu naar aanleiding hiervan dit willen voorstellen, dat deze door ons ontvangen antwoorden met een begeleidend schrijven worden gezonden naar het college van Burgemeester en Wethouders en dat wij hier op 't oogenblik besluiten dat wij de zaak alsnog terug zullen zenden naar het college van Gedeputeerde Staten waar dan deze antwoorden door Burgemeester en Wethouders nog kunnen worden bijgevoegd om alsnog goedkeuring te vragen op deze leening. De Voorzitter: Wat de heer Muller vertelt, was ook gedeeltelijk, hoewel niet zoo precies, bekend aan Bur gemeester en Wethouders; wij hebben ook wel dadelijk gedacht, dat het zeer bezwaarlijk zou zijn geld te krijgen onder andere voorwaarden dan het is aangeboden door de Nationale Levensverzekeringsbank te Rotterdam. Waar nu door Gedeputeerde Staten zoo sterk op den voorgrond is gesteld en het is mij bekend dat Gede puteerde Staten uit de inlichtingen, die zij hebben ge kregen, ook geen anderen indruk kunnen hebben dat er wel geld is te krijgen, is hierop niet hun goedkeuring verkregen. Naar aanleiding van het voorstel van den heer Muller wil ik wel zeggen dat Burgemeester en Wethouders op dit punt gaarne diligent zullen zijn, maar dat het college ik geloof wel namens Burgemeester en Wethouders

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 1