250 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. een geringe diepte heeft, voldoende is. De Directeur der gemeentewerken kan zich blijkens zijn hierbij over gelegd advies d.d. 18/24 October 1923 no. 1434, met dezen afstand in erfpacht vereenigen. Onder overlegging van de stukken geven wij U in overweging te besluiten aan H. Zalmstra en L. de Vries alhier, tot 31 De cember 1990 in erfpacht af te staan een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G no. 11454 en gelegen aan de zuidwestzijde van de Bleeklaan op een afstand van pl.m. 45 M. van den westelijken hoek van de Tjerk Hiddesstraat en de Bleek laan als op de overgelegde situatieteekening in rood is aangegeven, ter grootte van ongeveer 338 M2., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster op te meten, zulks op de volgende voorwaarden 1. de canon wordt berekend naar een grondwaarde van 7.per M2. en een rentevoet van 6 per jaar 2. de rooilijn voor de bebouwing is 2l/> M. uit den achterkant van het trottoir 3. de adressanten storten binnen tweemaal 24 uren, nadat zij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis hebben bekomen, een bedrag van 118.ten kantore van het gemeentelijk grondbedrijf, als waarborg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hun, na voldoening daaraan, op aanvraag wordt terugge geven 4. voor den afstand in erfpacht zijn verder van toe passingvoorzoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen gelegen tusschen Ooster- singcl en Cainbuursterpad en toebehoorende aan de ge meente Leeuwarden 5. de erfpachters moeten op eerste vordering van Burgemeester en Wethouders, indien de Gemeenteraad besluit om de Bleeklaan te versmallen, in erfpacht aan nemen, voor den duur, naar den grondprijs, rentevoet en op dezelfde voorwaarden als hierboven vermeld, een strook grond over de geheele lengte strekkende ten noordoosten van en grenzende aan het hierbedoelde terrein en ter diepte van ten hoogste 2.50 M., komende de kosten van de deswege op te maken akte van uitgifte in erfpacht, de kosten van uitmeting door een landmeter van het kadaster daaronder begrepen, ten laste van de erfpachters. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van een terrein aan de Leliestraat aan J. Altena en D. Kalma en om Burgemeester en Wethouders een crediet te verleenen voor de verbreeding van die straat. Dit voorste! luidt als volgt Van J. Altena alhier ontvingen wij het verzoek hem te willen niededeelen den grondprijs van het kadastrale perceel sectie F no. 3076, gelegen aan de Leliestraat, hoek Willem Sprengerstraat, dat hij in erfpachtwenschte te ontvangen om daarop woningen van bescheiden af metingen te bouwen. Het grootste gedeelte van dit ter rein is als tuin verhuurd aan de firma E. Jongstra en Zonen alhier voor 100.per jaar. De huur eindigt 12 November 1925, doch kan met zes weken opzegging worden ontbonden. Wij gaven hem te kennen dat zijn verzoek om af stand in erfpacht bij U door ons zou worden onder steund, indien hij zich dan genegen verklaarde een erf pachtsom te betalen, berekend naar 6 van de waarde van den grond, waarvan voor het westelijk gedeelte werd aangenomen een prijs van 5.50 en voor het oos telijke van 7.50 per M-\ Ten slotte is, blijkens de over gelegde verklaring van Altena en Kalma, overeenstem ming verkregen omtrent een middengedeelte van het per ceel, op de overgelegde teekening met roode kleur aan gegeven, den erfpachtscanon te berekenen naar een grondwaarde van 6.50 per M2. Dit gedeelte heeft eene oppervlakte van ongeveer 396 M2., zoodat bij eene waarde van 396 X 6.50 2574.de jaarlijksche erfpacht, a 6 zou bedragen 154.44. Financieel is deze overeenkomst dus voordeeliger dan de huur met de firma Jongstra, maar het groote belang, dat daarmee ge baat is, is de uitbreiding van het getal arbeiderswo ningen op een gunstig gelegen terrein. Wij merken hier bij nog op dat het aangevraagde bouwperceel deel uit maakt van de nog niet in uitgifte gebrachte bouwblokken II en III van de terreinen, gelegen aan de oostzijde van Oldegalileën. Zooals de overgelegde teekening, ingezonden bij ad vies van den Directeur der gemeentewerken van den 29 October 1.1. no. 1471, die zich met den afstand in erfpacht kan vereenigen, aangeeft, moet, overeenkomstig het voorloopig vastgestelde uitbreidingsplan, waarbij op een verbreeding van de Leliestraat is aangehouden, de rooilijn ter plaatse worden teruggebracht. Gelijk de Directeur in zijn advies van 26 Juli 1.1. mededeelt, zullen de kosten van deze verbreeding voor de geheele straat 6200.bedragen. Het komt ons wenschelijk voor, dat reeds dadelijk een crediet tot dit bedrag wordt verleend, om daarvan gebruik te kunnen maken naar mate de afstand van grond de verbreeding der straat vordert. Wij geven U dus in overweging te besluiten I. aan J. Altena en D. Kalma, alhier, tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een gedeelte van het per ceel, kadastraal bekend sectie F no. 3076, gelegen aan de noordzijde van de Leliestraat, als op de overgelegde teekening in rood is aangegeven, ter grootte van onge veer 396 M2., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster op te meten, op de volgende voor waarden 1. de canon wordt berekend naar een grondwaarde van 6.50 per M2. en een rentevoet van 6 per jaar 2. de adressanten storten binnen tweemaal 24 uren, nadat zij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis hebben bekomen, een bedrag van 130.ten kantore van het gemeentelijk grondbedrijf als waarborg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hun, na voldoening daaraan, op aanvraag wordt terugge geven 3. de sloot ten noorden van het perceel, voorzoover langs het in erfpacht af te staan gedeelte loopende, wordt door en voor rekening van adressanten gedempt op de door de bouwverordening geëischte, nader door den Directeur der gemeentewerken aan te geven wijze 4. ten behoeve van de afwatering van het overblij vende slootgedeelte ten westen van het in erfpacht uit gegeven terrein, wordt in het door adressanten te dem pen gedeelte volgens aanwijzing van den Directeur der gemeentewerken een riool gelegd, wijd 25 cM., op houten bot, eventueel wordt de rioleering ten behoeve der te bouwen woningen zoodanig geprojecteerd, dat afwatering der sloot op dit riool mogelijk zij 5. de rooilijn zal nader door den dienst der gemeen tewerken worden aangegeven 6. voor den afstand in erfpacht zijn verder van toe passing voorzoover mogelijk en niet in strijd met het bovenvermelde de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen Oos- tcrsingel en Cainbuursterpad en toebehoorende aan de gemeente Leeuwarden II. in vooverre met wijziging van de bij 's Raads be sluit van 13 September 1910 no. 301 r/1 34 sub VIII vast gestelde situatiekaart voor de daarbij bedoelde terreinen aan de oostzijde van Oldegalileën, voor de bebouwing van het kadastrale perceel sectie F no. 3076 aan de Leliestraat en van het daaraan aansluitende onbebouwde gedeelte van de Willem Sprengerstraat, als rooilijn vast Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. 251 te stellen de zware witte lijn, aangegeven op de bij dit besluit behoorende teekening III. Burgemeester en Wethouders voor de verbree ding van de Leliestraat een crediet te verleenen van 6200.—. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun voor de verbetering van de Vlietsterbrug een crediet te verleenen. Dit voorstel luidt als volgt De toestand, waarin de leuningen van de Vlietster brug verkeeren, eischt dringend verbetering. Herstelling kan moeilijk afdoende plaats vinden, omdat zij van gietijzer zijn vervaardigd, zoodat geheele vernieuwing de voorkeur verdient. De Directeur der Gemeentewerken, wien wij op droegen ons een begrooting van kosten voor deze ver nieuwing in te zenden, gaf bij zijne adviezen van 30 Maart 1.1. no. 475 en 12 Juni d.a.v. no. 828 de volgende oplossingen aan de hand 1. Het maken van trottoirs aan weerszijden van de brug, waardoor de leuningen uiteraard voor vernieling door aanrijding nagenoeg gevrijwaard zijn. Hierbij be staat het bezwaar dat de breedte van het rijdek tot 2.32 M. wordt teruggebracht, waardoor het rijverkeer, op dit punt van groote beteekenis, belemmering ondervindt en slechts beurtelings van eene zijde kan plaats hebben. Met deze verbetering is een bedrag van 6350. gemoeid. 2. De leuningen van zwaarder constructie dan de tegenwoordige te maken, met afronding van den hoek der brug aan de zijde van den Grachtswal O.Z., die trouwens ook in het geval, onder 1 vermeld, zal plaats hebben. De kosten worden bij deze uitvoering geraamd op 3600.—. 3. Het aanbrengen van een trottoir langs de zuid zijde van de brug ter breedte van 1.23 M., waardoor de volle breedte van het bestaande rij vlak ad 3.70 M. be houden blijft, met vergrooting van de doorvaartwijdte tot 7 M. (thans 6.35 M.), zooals bij de Kanaalsbruggen het geval is en belangrijke versterking van eenige onder deden der brug, waardoor geladen wagens tot een ge wicht van 6000 K.G. over de brug kunnen worden ge voerd. Uitvoering van dit plan zou een bedrag van 11.000.eischen. Het hooge bedrag der kosten, verbonden aan de plannen onder 1 en 3 genoemd, die zouden worden be steed aan een brug die reeds tal van jaren in dienst is en eerlang toch, bij de belangrijke toeneming van het verkeer, door een andere vervangen zou moeten worden, geeft ons, met de Commissie voor de Openbare Werken (advies van den 2 November 1.1.)aanleiding deze denk beelden ter zijde te stellen; de Directeur trouwens ont raadt ze ook. Wij meenen, gelijk de Commissie, de voor keur te moeten geven aan het beknopte plan tot ver nieuwing van de leuningen met afronding en verbreeding van den inrit aan de zijde van den Grachtswal O.Z., en geven U in overweging ons tot dat doel een crediet te verleenen van 3600. De beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Schoot heeft zich verwonderd over het voorstel van Burgemeester en Wethouders om een reparatie te doen, die 3600.moet kosten, omdat in het laatste deel van datzelfde voorstel staat dat er bin nenkort toch vernieuwing van de brug moet plaats hebben in verband met het verkeer. Spreker vraagt of thans niet op kleiner en eenvoudiger schaal verbetering is aan te brengen. Er wordt hierin gesproken over een nieuwe leuning, doch spreker zou eens bij deskundigen willen informeeren of de gebroken leuning niet op zeer eenvoudige wijze b.v. door autogenisch lasschen hersteld kan worden, wat dan misschien een zeer klein bedrag aan reparatie zou kosten. In verband met de groote verandering, die toch moet komen, zou spreker graag voorgelicht worden door deskundigen die men hier misschien niet heeft of niet op bescheidener schaal de zaak verbeterd kan worden. Hij wil dit in overweging geven. De heer Hofstra Wanneer Burgemeester en Wet houders in eersten aanhef zeggen dat de brugleuning, die bestaat uit gietijzer, niet meer te repareeren is, kan ik daar niet mee accoord gaan, omdat wij weten dat zoowel gietijzer als geslagen ijzer wel degelijk kan gelascht worden en vatbaar is voor verbetering. De heer Fransen (wethouder) merkt op dat de ver betering niet alleen bestaat in het aanbrengen van nieuwe leuningen, maar ook in het voor den zwaai van en naar de Grachtswal bouwen van een vleugel voor een beteren op- en afrit, waarom dan ook een ijzeren leuning zal worden aangebracht. De oude leuning is van gegoten ijzer, bijna alles is stuk en er is van weg, en aan weerszijden wordt nu veel bij elkaar gehouden met schroten en touwen. De leuning is geheel ten einde. Er wordt nu een crediet aangevraagd voor een nieuwe leuning en voor uitbreiding met den vleugel. Als het bedrag niet geheel noodig is, zal het ook niet worden gebruikt. De heeren Hofstra en Van der Schoot spreken nu over herstellen door lasschen, maar waar er verschil lende deelen weg zijn stukgereden, in 't water terecht gekomen, enz., waarvoor nieuwe deelen zouden moeten worden bijgegoten gelooft spreker niet, dat er op die manier weer een behoorlijke leuning van te maken is. Bovendien zou dat ook nog belangrijk kosten meebren gen, dat zal niet meevallen. Als de Raad dit crediet wil toestaan, is spreker niet ongenegen met den directeur nog te overleggen of misschien nog mogelijk is, wat de heeren Van der Schoot en Hofstra aan de hand geven, maar voor zoover spreker zich hier de zaak kan inden ken, heeft hij de overtuiging dat met lappen en herstellen misschien meer geld gemoeid zou zijn dan met een be hoorlijke nieuwe leuning. De heer Van der Schoot meent toch dat, gezien het feit dat toch binnen korten tijd er een nieuwe grootere brug moet komen in verband met het verkeer, men nu zoo min mogelijk aan deze brug moet doen. Het heeft nu al een tijdlang zoo gehangen en spreker gelooft dat laten lasschen heel goed kan. Hij is het met den wet houder eens dat hierin ook de afronding is begrepen, maar zooals het nu is is het ook reeds lang geweest. Spreker zou het voor den korten tijd, voordat er veran dering komt, maar op bescheiden schaal willen doen. De heer Fransen (wethouder) zegt dat, als het een verbetering voor een paar maanden betrof, het college er niet over zou denken om met dit voorstel te komen. Maar we weten hoe het gaat met een nieuwe brug; het vorig jaar is al door den wethouder gezegd dat het bestek zoo goed als klaar was, terwijl op dit oogenblik dat bestek het college nog niet eens heeft bereikt. In de toekomst zal er zoowel ten opzichte van de Vlietster- als van de Boomsbrug wijziging moeten ko men, met het oog op het verkeer, alhoewel de Vlietster brug reeds belangrijk zal worden ontlast door een nieuwe Oosterbrug, Daarover zal men een volgend jaar kunnen oordeelen. Het college heeft in zooverre het oog gehad op een betrekkelijk korten tijd, als daarmee wordt bedoeld een tijd van 2, 3 of 4 jaar. Dan zal men toch tot een belangrijke vernieuwing en verbreeding van de brug moeten komen en daarom heeft het college voor gesteld niet het groote bedrag van 11.000.maar het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 5