252 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. kleine bedrag thans te voteeren. Het is echter absoluut noodig den toestand een beetje schappelijk te maken voor de veiligheid en voor het oog. Daarvoor is dit bedrag noodig. Over de kwestie van al of niet lasschen kan men zich nu hier niet uitspreken, maar spreker vreest dat als men gaat repareeeren, men nog verder van huis is dan bij het eenvoudig aanbrengen van een ijzeren leuning. De heer Van der Schoot kan met de zaak accoord gaan na de toezegging van den wethouder dat hij nog nader met den directeur zal overleggen. De Voorzitter: In zooverre, als de leuning nog gere pareerd kan worden. Spreker had eerder verwacht dat Burgemeescter en Wethouders een standje hadden gekregen dat zij niet reeds 2 jaar geleden met een voorstel zijn gekomen om de leuning te vernieuwen. Hij gelooft dat er haast geen stukje ijzer meer aan de heele leuning is, zoo vaak is deze al stukgereden. Het zijn alle stukken en de zaak wordt bij elkaar gehouden door schroten, touwtjes en ijzerdraad. Spreker wil echter graag toezeggen dat de goedkoopste weg zal worden gevolgd, mits het ook goed wordt. Spreker is van oordeel dat het nog wel iets langer kan duren dan de heer Fransen zei, voor deze brug be hoeft te worden vernieuwd. Hij is er van overtuigd dat, wanneer er een nieuwe Oosterbrug wordt gelegd, deze de brug op een enorme wijze zal ontlasten, wat men misschien ook in de hand zou kunnen werken door te bepalen dat men deze brug dan maar van één kant mag berijden. Spreker weet niet of dit mogelijk is er mag ook niet te veel stremming komen van het verkeer maar hij is er toch van overtuigd dat het rijverkeer op deze brug ontlast zal worden, wanneer de nieuwe Oos terbrug er ligt. Daarom hebben Burgemeester en Wet houders gezegd: laten we er op deze manier voor eenige jaren nog een fatsoenlijke brug van maken, maar er geen 11.000.aan besteden. Want als dat werd ge daan, was het misschien maar beter, direct een nieuwe te leggen. Eerlijk gezegd is het echter een schande voor onze stad, zooals 't er op 't oogenblik heen ligt. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun ten behoeve van het in exploitatie brengen van nieuw bouwterrein, een crediet te verieenen tot straataanleg op de kadastrale perceelen sectie F nos. 3447, 3448 en 3449 aan het Kalverdijkje. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uw besluit van 21 Augustus 1.1. no. 251 R/l53 werd aan J. Veenstra en P. Mook in erfpacht afgestaan een gedeelte grond ten oosten van het Kalverdijkje, dat, deel uitmakend van het gemeentelijk bezit dat zich ver der langs den Oroningerstraatweg uitstrekt thans, gelijk de Directeur der Gemeentewerken reeds bij zijn advies omtrent de bovengenoemde partieele uitgifte opmerkt, welke meening de Commissie voor de Openbare Werken deelt, aan de markt gebracht kan worden, nu de voortschrijdende bebouwing aan deze zijde van het Kalverdijkje daartoe aanleiding geeft. De verkaveling en indeeling van het bouwterrein, dat de kadastrale perceelen nos. 344734483449 in sectie F zal om vatten, ter gezamenlijke grootte van kadastraal bijna 2'/2 H.A., sluit zich aan bij het stratenplan westwaarts van genoemd laantje, dat trouwens zijn landelijk karak ter reeds vrijwel begint in te boeten tot den aanleg waartoe de Raad bij zijn besluit van 24 December 1918 last gaf. Het bouwterrein zal worden doorsneden, overeenkomstig de indeeling van het voorloopig vast gestelde uitbreidingsplan, door drie nagenoeg parallel loopende straten, waarvan de van den straatweg uit gerekend eerste twee het verlengde vormen van de Auke Stellingwerf- en van de Schapestraat; de derde zal niet verder kunnen worden aangelegd dan tusschen het aan particulieren toebehoorende, gedeeltelijk reeds met Uw medewerking (zie raadsbesluit van 22 Mei 1923) be bouwde terrein no. 1428 kadastraal, dat als het ware een enclave vormt in het gemeentelijk bezit en het erf van de verder aan den straatweg liggende boeren- huizinge, kadastraal no. 3302. Deze straten worden, evenals de gedeelten, in welker verlengde ze worden doorgetrokken de Auke Stellingwerfstraat breed 5.40 M. met trottoirs ter weerszijden van 1.80 en voortuintjes van 3.60 M. breedte tusschen de rooilijnen alzoo 16.20 M., de beide anderen onderscheidenlijk 5.40, 1.80 en 5.40 en 2.70 M. 17.10 M. en 5.40, 1.80 en 5.40 M. 19.80 M. Bovendien wordt het aldus gevormde meest oostelijk gelegen bouwblok, dat anders te diep zou worden, door een oost-west loopende smalle straat in tweeën gedeeld. De rooilijn aan den straatweg is gelegen in de doortrekking van de vroeger bepaalde rooilijn westelijk van het Groningerplein met voortuinen van 9 M. en een trottoir van 5.40 M. afstand tusschen de as van den weg en de huizen alzoo 23.40 M. Verkregen wordt alsdan 15772 M2. bouwrijp terrein (waarvan echter reeds 1551 M2. a 5.50 en 360 M2. a 6.50 is uitgegeven), dat, al naarmate de ligging, door den Directeur geprijsd is naar 9.6.50 en 5.50, door de Commissie naar 10.-6.50 en 5.50 en waarvoor wij, naar gelang de aanvragen inkomen en bij U worden overgebracht, op 10.langs den straat weg en op 6.50 voor het overige terrein zouden willen aanhouden. De waarde kan echter telkens voor elk geval afzonderlijk worden vastgesteld. De evengenoemde is echter in aanmerking genomen voor den opzet der ex ploitatierekening, die van deze verkaveling kan worden opgemaakt. Hiervan is geprijsd 4890 M2. a 10.en 10882 M2. a 6.50, totaal opbrengst met de reeds uit gegeven gedeelten 127.833.50, terwijl met de kosten van straataanleg enz. een bedrag van 43.624.90 zal gemoeid zijn, of 50.168.63 met de 15 algemeene onkosten. Wij hebben de eer U te verzoeken ons voor boven omschreven doeleinde een crediet tot het eerstgemeld bedrag, 43.625.te verieenen en als rooilijnen voor de bebouwing van de terreinen op de kadastrale per ceelen sectie F nos. 3447, 3448 en 3449 vast te stellen de zware witte lijnen, op de op bijbehoorende teekening met rood aangeduide bouwblokken. De beraadslagingen worden geopend. De heer O. F. de Vries zegt dat Burgemeester en Wethouders in zooverre het advies der Commissie heb ben opgevolgd, dat zij het terrein langs den Groninger straatweg hebben geprijsd op 10.Maar de rede neering van de Commissie was, toen oorspronkelijk door den directeur dat bouwterrein was geprijsd op 9.en het andere op 6.50 en 5.50, dat, wanneer het terrein langs den Groningerstraatweg werd geprijsd op 10.daardoor de andere terreinen iets goed- kooper zouden kunnen worden. Door die verhooging van 9.op 10.zou men meer geld binnen krijgen, waardoor het overblijvende deel, dat meer bestemd is voor arbeiders- en middenstandswoningen, iets lager geprijsd zou kunnen worden. Daar is deze motiveering bij gedaan, dat bij goedkoop bouwterrein voor dergelijke woningen, waaraan nog groote behoefte is, men er lang zamerhand toe zou kunnen komen dat de woningen zichzelf kunnen dekken. Nu hebben Burgemeester en Wethouders alleen het terrein aan den Groningerstraat weg op 10.geprijsd en stellen zij voor dat de prijzen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Novembei 1923. 253 van de andere terreinen zich tusschen 10.en 6.50 zullen bewegen. Spreker zou echter willen voorstellen die 6.50 te stellen op 6.50 en 5.dan kan door Burgemeester en Wethouders nog wel worden geregeld, welke terreinen a 6.50 en welke a 5.zullen worden uitgegeven. De hoofdbedoeling van de Commissie was, dat er ook terrein van 5.vrij zou komen en dat wordt nu niet bereikt. Wel zeggen Burgemeester en Wethouders dat zij bij elke terreinaanvrage bij den Raad zullen komen, maar spreker gelooft toch dat het beter is dat de Raad zich nu uitspreekt dat voor der gelijke woningen goedkooper terrein vrij zal komen. De heer IJ. de Vries geeft toe dat er eensdeels in de redeneering van den heer O. F. de Vries een mooie kant zit. Maar waar deze terreinen buitengewoon geschikt liggen en de gemeente deze niet zoo duur heeft gekre gen, waar daardoor hierop eenige verdienst gemaakt kan worden, compenseert dat misschien het groote ver lies, dat op andere terreinen aan het Kalverdijkje enz. wordt geleden. Het komt spreker voor dat, waar deze terreinen buitengewoon mooi liggen, aan een hoofdver keersweg, men eenig voordeel, dat daarin kan zitten, niet moet laten schieten, maar ze moet bepalen op de waarde, die de terreinen met het oog op latere verhou dingen kunnen hebben. De heer O. F. de Vries antwoordt den heer IJ. de Vries dat hij er ten slotte ook voor is dat hier eenige verdienste op zit. Als er maar eenigszins sprake van zou zijn dat de exploitatieopzet verlies zou uitwijzen, zou spreker ook niet met een dergelijk voorstel komen. Maar de exploitatierekening is zoo voorzichtig opgezet dat, als men het precies uitrekent, er nog een tamelijk bedrag overblijft. De heer IJ. de Vries haalde zoopas blijkbaar aan de terreinen, die zijn gekocht van Weyrother en Van Setten. Maar als hij de verordening op het Grondbedrijf in zijn hoofd heeft, weet hij ook dat elk jaar het verlies daar wordt bijgeschreven en zoo komt het ten slotte precies op hetzelfde neer, wanneer die terreinen in exploitatie worden gebracht. Wanneer een deel van dit terrein op 5.wordt geprijsd, wordt daar ook nog goed op ver diend en in geen geval op verloren. Er zit nog een flinke winst in. De Voorzitter merkt op dat de heer O. F. de Vries op 't oogenblik voorstelt de prijzen vast te stellen, ter wijl Burgemeester en Wethouders juist zeggen dat die telkens afzonderlijk worden vastgesteld. De bedoeling is hier meer een principieele kwestie, waarbij de Raad zich uitspreekt in den een of anderen zin, maar de be doeling is niet hier op 't oogenblik ter tafel te komen met een verkaveling maar met straataanleg en Burge meester en Wethouders hebben daarnaast uitgelegd hoe het mogelijk is dat de zaak zichzelf kan bekostigen. Nu hier echter toch over de bedragen van 9.en 10. wordt gesproken, wil spreker opmerken dat dit de grondprijs is, waarnaar de canon wordt bepaald, zoodat ten slotte met dezen gulden verschil in den grondprijs, de canon zelf zeer weinig hooger wordt. Spreker is niet zoo optimistisch als de heer O. F. de Vries, die zegt dat alle terreinen in Leeuwarden zichzelf kunnen bedruipen. Hij gelooft wel degelijk dat, wanneer men de terreinen, die zoo hier en daar liggen, werkelijk eens speciaal moest opzetten, men dan tot prijzen kwam, waarover de heer O. F. de Vries zeker zou vallen, meer dan over dien eenen gulden. Het Grondbedrijf kan niet zoo bijster uit, het geeft nog wel winst, doordat de cultuurgronden van de gemeente er ook zijn ingebracht, maar wanneer men een gedetailleerde begrooting had van de bouwterreinen, zou men zien dat op het eene ter rein een groot overschot, maar op andere ook weer groote nadeelige verschillen zouden zijn. Spreker meent zelfs dat door het vorige college is gezegd, dat men vooral moest oppassen de bouwterreinen niet te goed koop uit te geven en spreker zou er ook voor wezen werkelijk wat op te passen met het al te goedkoop in erfpacht uitgeven. Het is nu meer een principieele kwestie, die hier wordt behandeld, maar zelfs al neemt de Raad dit voorstel aan, dan is daarmee nog niet vastgelegd dat de prijzen zoo zullen zijn. De hier genoemde prijzen zullen dan meer zijn een richtsnoer van den Directeur der gemeen tewerken om, als er inenschen bij hem komen vragen om terrein en deze naar den prijs vragen, hun te ant woorden: Burgemeester en Wethouders zullen den Raad vermoedelijk voorstellen zooveel daarvoor te laten be talen. Burgemeester en Wethouders zullen telkens met een voorstel bij den Raad komen, tenzij de Raad hier dadelijk een verkaveling wil. Dit is dus meer een richt snoer; al neemt de Raad dit voorstel aan, dan is daar mee nog niet uitgemaakt dat het zoo zal zijn. De heer O. F. de Vries zegt dat het ook zijn bedoeling was Burgemeester en Wethouders uit te noodigen een deel van de terreinen tegen een grondprijs van 5. uit te geven. Hier staat dat de prijzen zich zullen be wegen tusschen 10.en 6.50 Burgemeester en Wethouders zullen dus allicht niet met een goedkooper voorstel in den Raad komen. De algemeene opmerking van den Voorzitter over de bouwterreinen acht spreker toch niet juist, ten minste voor de laatste jaren niet. Op de exploitatierekening van het Grondbedrijf zijn wel degelijk alle mogelijke on kosten en renteverlies bij opgezet en het is steeds zeer voorzichtig gedaan. Misschien zal er bij de begrooting wel gelegenheid zijn om op deze zaak terug te komen. Spreker heeft ook niet gewild dat de totaal-opbrengst van deze terreinen iager zou worden. Toen het plan in de commissie is geweest en er was gerekend op een totaal-opbrengst van zooveel, heeft spreker zoo gere deneerd: zet het terrein langs den Groningerstraatweg iets hooger, dat is mooi bouwterrein, dan kan het andere iets lager en dan komt men op hetzelfde bedrag uit. De heer Fransen (wethouder) wil nog dit opmerken dat Burgemeester en Wethouders hebben gezegd de prijzen te laten loopen tusschen 10.en 6.50, juist omdat voor het bouwterrein aan de straten, waar de heer O. F. de Vries den prijs wilde stellen op 5. reeds verschillende aanvragen zijn gedaan en voorloopig toegezegd tegen een prijs van 6.50. Nu kan men moei lijk een deel van hetzelfde terrein uitgeven tegen 5. het blijkt dat er voldoende aanvraag is tegen den prijs van 6.50 en misschien zal dit de winst nog iets meer opvoeren dan eerst het plan was. De heer Muller vraagt het woord naar aanleiding van een zinsnede, die voorkomt in een van de begeleidende stukken, n.l. in het schrijven van den Directeur van ge meentewerken. Zij luidt „De ervaringen, vooral met „Beter Wonen", hebben de gegrondheid van deze overwegingen ten duide lijkste aangetoond en het is met het oog juist op de bebouwing van nog niet aangelegde straten door deze vereeniging, dat ik meen de aandacht van Uw college op deze aangelegenheid te moeten vestigen." In de eerste plaats meent dus de directeur dat het eco nomisch voordeeliger is, het beheer, wat de straten van de stad betreft, door Gemeentewerken te doen geschie den en in de tweede plaats dient deze zinsnede om aan te toonen dat het schijnbaar bij „Beter Wonen" anders is toegegaan dan de directeur gewenscht acht. Spreker zou nu, alvorens hier dieper op in te gaan, graag deze vraag door het college zien beantwoord Is het college het, wat betreft deze zinsnede, in het al gemeen met den directeur van Openbare Werken eens? Deze kwestie kan toch in het college niet onbesproken

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 6