258 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad gelooft dat zooiets in 't particulier bedrijf niet zou voor komen; daar zou men wijzen op de som, waarvoor 't is aangenomen en zich houden aan de begrooting. Bij de gemeente gaat het misschien wat gemakkelijker, maar de beurs van de ingezetenen is er mee gemoeid. Voor spreker als nieuw raadslid zijn er wel bezwaren, maar men zal nu wel voort moeten gaan met het besten digen en bevorderen van dit bedrijf dat hem per soonlijk altijd tegen de borst heeft gestuit, maar daar gaat het hier niet om iets, wat hij slechts met een bloedend hart kan onderschrijven, omdat het onze arme gemeente Leeuwarden weer zooveel geld zal kosten. Spreker zou nu nog willen weten of men absoluut is ge waarborgd dat men niet meer op deze wijze zal worden getracteerd en of die zaak onder de oogen is gezien. De heer B. Molenaar zegt dat, toen de heer Weima in de vorige vergadering zijn bekende vraag stelde, er eenigszins een moment van stilte is geweest; men schrok bijna allemaal van die vraag, het kon ook zijn van de wijze, waarop hij werd gesteld. De vraag van den heer Weima behelsde of het gerucht juist was, dat het reeds toegestane crediet van 205.000.met 30.000.zou worden overschreden. Daarop is toen oogenblikkelijk door wethouder Scheltema geantwoord van ,,ja", en volgens het verslag in de Leeuwarder Courant" heeft hij daarbij dit gezegd Wethouder Scheltema deelt mede, dat het inder daad juist is, wat de heer Weima in het midden ge bracht heeft. Het was bij de aanbesteding ook al bekend. In het door den Raad aangevraagde en door Gedeputeerde Staten goedgekeurde crediet van 205.000.waren de uitgaven voor honorarium en bouwtoezicht niet begrepen." Hier geeft wethouder Scheltema een antwoord op de door den heer Weima gestelde vraag, doch bij het lezen van dezen raadsbrief, die mede ten doel heeft de vraag van den heer Weima te beantwoorden, ziet spreker be trekkelijk geen enkelen post staan, die slaat op het ant woord, dat wethouder Scheltema in de vorige vergade ring oogenblikkelijk zonder beraad op de vraag van den heer Weima gaf. Wel komt in dit stuk voor een postje van 1500.als honorarium enz. voor den deskundige, waarmee, als spreker zich niet vergist, professor Rem- melts is bedoeld. Maar onder honorarium en bouwtoe zicht begrijpt spreker het honorarium van Huurman en Stok en dit komt hier op deze aanvraag voor een ver hoogd crediet niet voor. Nu voelt spreker in de beantwoording van de vraag door den heer Scheltema en in den raadsbrief van thans een tegenstrijdigheid. Daar zit iets in, wat den schijn geeft, alsof gezocht wordt naar een bedrag, dat men nog noodig is, maar welk bedrag men echter momenteel liever niet noemen wil. Gaat spreker door in den ge- dachtengang, die de vorige zitting door wethouder Scheltema naar voren is gekomen, dan wil het college nu eigenlijk dit zeggen: Er is bij het aanvragen van het crediet een post van 25.000.vergeten en wij moeten zoeken naar een weg om dien post ,die dat bedrag aan wijst, bij elkaar te krijgen. Spreker hoopt dat daarover een wat duidelijker verklaring van de zijde van Burge meester en Wethouders komt. Onder de roos zegt men wel eens wat meer; gister in de leeskamer bij het inzien van de stukken is door verschillende raadsleden de ge dachte naar voren gebracht dat deze raadsbrief niet be antwoordt de vraag van den heer Weima en dat er ab soluut niet in naar voren komt het antwoord door den heer Scheltema gegeven. Spreker zal het voorloopig hierbij laten, hij hoopt dat er daaromtrent een antwoord van de zijde van het college zal komen, dat meer licht zal geven in deze zaak. Want naar sprekers meening is deze raadsbrief ten opzichte van de gestelde vraag en het antwoord, door den betrokken wethouder gegeven, duister. van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. De heer Scheltema (wethouder): Toen door mij de vorige vergadering de vraag van den heer Weima werd beantwoord, wist ik reeds dat van het crediet, dat was aangevraagd, alles benoodigd was voor den bouw. De architecten wisten wel dat het honorarium en de kosten van bouwtoezicht niet in de 205.000.begrepen waren; zij hebben nooit anders gemeend dan dat die 205.000.alleen voor den bouw benoodigd was. Nu is deze zaak omgewerkt in deze cijfers, er is een nieuwe begrooting gekomen. De heer K. de Boer: Dus, wij zijn bij den neus ge nomen. De heer Scheltema (wethouder): Heelemaal niet. Dit zijn de totale kosten voor den bouw van het abattoir en van honorarium voor de architecten en voor bouwtoe zicht. Die zijn hierbij. De Voorzitter zou, om alle mogelijke verwarring en discussie te voorkomen, eerst zelf wel het voorstel van Burgemeester en Wethouders willen verdedigen. In het college is afgesproken dat spreker de financieele verde diging op zich zou nemen, terwijl de heer Scheltema als deskundige den technischen kant zal verdedigen, daar het terugzetten van het gebouw in zijn tijd is gebeurd. Spreker zal de verschillende sprekers nagaan om te zien wat er van waar is, wat de heeren zeggen en waar zij de bedoeling van Burgemeester en Wethouders niet precies hebben begrepen. Spreker zal eerst den heer Weima antwoorden. Deze heeft, evenals verschillende andere sprekers, het eerst gesproken over den post van 10.000.benoodigd voor „vervoer en montagekosten van reeds vroeger ge kocht ijzerwerk met enkele verandering daaraan". De oude raadsleden zullen zich herinneren dat op de vorige begrooting, waarbij een crediet werd aangevraagd, het bedrag van 10.000.was overgenomen; uit een van de stukken bleek toen, dat ook de post voor ijzerwerk op de begrooting van 245.000.het bedrag, waarop de Raad oorspronkelijk den bouw had vastgesteld, was opgenomen. Toen dit raadsbesluit bij Gedeputeerde Staten was hebben deze gevraagd of in de eerste plaats niet op de bouwkosten kon worden bezuinigd en of verder niet de post voor ijzerwerk van de begrooting kon worden afgevoerd, want, zoo zei men, dat is toch aanwezig. Toen is eerst nagegaan met hoeveel de bouw kosten konden worden verlaagd en verder is van de begrooting ook geschrapt achteraf is gebleken ten onrechte dit bedrag van 10.000.Dit is bij ver gissing gebeurd, Burgemeester en Wethouders meenden werkelijk dat Gedeputeerde Staten gelijk hadden en dat deze post geschrapt kon worden, maar achteraf is ge bleken, dat in de begrooting, die daarna is vastgesteld, in het cijfer van 205.000.geen cent is opgenomen voor vervoer en montagekosten van het reeds gekochte ijzerwerk. Men kan dit den architecten echter niet als een fout aanrekenen, want zij hadden het bedrag wèl op de begrooting gezet en zij hebben geen kennis genomen van de gewijzigde begrooting die Burgemeester en Wet houders, buiten de architecten om, hadden gereduceerd tot 205.000.Die post is ook niet vergeten, maar de bezuinigingswoede heeft hier toen ook wat toe ge daan en verder gelooft spreker dat ook de lust van den Raad, om deze zaak er bij Gedeputeerde Staten in elk geval door te krijgen, hem ook wel degelijk parten heeft gespeeld. De 5000.voor verbouwing van het rechter- en linker voorgebouw spreker laat den technischen kant daar heeft met een overschrijding van de begrooting met 25.000.niets te maken. Die 5000.is een geheel nieuw crediet, dat wordt aangevraagd en moet eigenlijk van die 25.000.worden afgetrokken. De verbetering, waarvoor dit nieuwe crediet wordt aan gevraagd, is ook niet uitgegaan van de architecten maar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. 259 van den heer Viersen, die heeft gevraagd: als men hier nu toch 2 ton aan gaat besteden, zou het dan op den duur niet beter zijn, wanneer men de zaak hier en daar nog wat vergroot? De architecten waren daar toen direct voor te vinden en hebben gezegd: wij vinden de lokalen ook aan den kleinen kant, maar men heeft nooit iets anders tegen ons gezegd dan knijpen, knijpen en nog eens knijpen, alles moet er af, wat maar practisch be reikbaar is. Als er aan weerskanten een halve meter bij komt, wordt de zaak er veel beter door; men heeft altijd tegen ons gezegd dat wij moesten knijpen, maar als het iets grooter mag worden, is dat beter. Dat, wat betreft die 5000.—. De 1500.voor den deskundige kan spreker niet anders verklaren dan als een post, die werkelijk is ver geten en waaraan pas een 14 dagen geleden is gedacht. Dit bedrag betreft het honorarium enz. van professor Remmelts; 't is niet een kwestie van den laatsten tijd maar al een heel oude kwestie, die al loopt van 1915 of 1916 af. Spreker kan hierbij tevens den heer Van der Schoot antwoorden dat de heeren Huurman en Stok mede van dien tijd af reeds in de zaak zitten. Men heeft dus nu niet tot hun medewerking besloten, maar die zaak heeft al over de oude Raden geloopen. Men is sinds dien tijd van het eene plan in het andere gekomen en professor Remmelts heeft al dien tijd van advies ge diend. Een jaar of drie, vier geleden heeft de Raad een besluit genomen omtrent het honorarium van professor Remmelts en wanneer daar nu nog de reis- en verblijf kosten bij komen, zullen die kosten zeer zeker uit dit bedrag kunnen komen. Dit bedrag van 1500.is wer kelijk vergeten, maar de architecten hebben daar ook absoluut niets mee te maken. Als men nu nog iets zou willen schrappen zou die 5000.voor uitbreiding er in elk geval af kunnen. Dan zou er dus 20.000.overblijven. En verder zou men ook de twee maal 1000.die op de leidingen is gezet, er nog af kunnen nemen en misschien ook wel de 1500.voor onvoorzien. Doch de heer Scheltema, die bekend is met bouwen, heeft gezegd: laten we nu toch asjeblieft niet tot het uiterste gaan, als het niet noodig is geven we het immers niet uit. Burgemeester en Wethouders willen liever ook niet weer zoo laag mogelijk ramen, omdat men bij den bouw altijd kleine tegenvallers kan krijgen. Die 1500.voor onvoorzien heeft dus in zooverre absoluut niets te maken met de kwestie. Het is volkomen waar, wat de heer Weima zegt, dat Burgemeester en Wethouders 4000.extra op het werk hebben gezet, maar dat beteekent nog niet dat zij dit bedrag ook noodig zullen zijn; het moet meer worden beschouwd als een potje voor 't breken, als er nog eens iets uit den hoek mocht komen. Niet dat Burgemeester en Wethouders nog iets weten. De dingen, die de heer Weima heeft genoemd, staan hier naast. Burgemeester en Wethouders willen hier ook wel de verzekering geven dat het er hen niet om te doen is geweest bepaalde posten weg te moffelen op de manier dat aan de eene iets wordt verdiend en van de andere wat wegraakt. Zij hebben alleen ruini willen reserveeren om, als er nog iets komt, wat achter de hand te hebben. Spreker kan echter wel verzekeren dat Burgemeester en Wethouders, even als de architecten, op het oogenblik niet iets weten dat nog is vergeten, zij meenen dat alles thans voldoende is geraamd. Dan de kwestie van den rijweg, die, volgens den heer Weima, geen 14 dagen meer kan wachten. Als de trek- weg maar niet van de gemeente Sneek was, dan wès die rijweg er misschien al. Maar de weg is particulier eigendom van de gemeente Sneek. Men is hier al jaren en jaren doende om dien weg in handen te krijgen en dit zal ten slotte door een onteigening moeten worden bevorderd. Zoo ligt de zaak. Al jaren geleden is door den Raad van Leeuwarden aangeboden den weg te koopen tegen denzelfden prijs als dien van de 100 M. die ten behoeve van de Nederlandsche Spoorwegen is onteigend. Dat is niet gelukt. Later is onteigening aan gevraagd de aanvraag daartoe is reeds in 1921 bij Gedeputeerde Staten om advies ingekomen, doch Gede puteerde Staten hebben die zaak laten liggen met de gedachte: er komt misschien toch niets van het lieele slachthuis. Later is de zaak echter naar Den Haag ge gaan. Naar aanleiding van wat de heer Weima zegt, kan spreker wel de verzekering geven dat ook de weg naar het slachthuis er zal komen; hij is er persoonlijk voor naar Den Haag geweest en heeft er daar werk van ge maakt Burgemeester en Wethouders hebben ook wel begrepen dat er een rijweg moet komen en het is ook volkomen waar dat het een flinke rijweg zal moeten zijn 1 en dat die, ook in de toekomst, goed berijdbaar zal moeten zijn met het oog op meerdere industrie daar, al wil spreker hier opmerken dat, net waar de grens van het slachthuis ligt, de gemeente Leeuwarderadeel begint. Maar we willen hopen dat die aangrenzende deelen te zijner tijd ook tot Leeuwarden zullen behooren. De heer Weima wil met het voteeren van het crediet nog wachten, omdat men ook nog verschillende bijge bouwen als huidenzouterij e. d. zal moeten hebben, 't Is heel aardig, maar spreker vindt het niet zoo erg als de slagers de huiden mee terug nemen naar de stad, hun slagerijen zullen daardoor niet besmet worden. Spreker meent dat de kwestie van de bijgebouwen geheel los moet staan van het slachthuis. Er zijn ook reeds bespre kingen gevoerd tusschen verschillende belanghebbenden en Burgemeester en Wethouders over deze kwestie en spreker kan wel meedeelen dat Burgemeester en Wet houders wel degelijk op het standpunt staan dat er waarschijnlijk bijgebouwen zullen moeten komen. Als iemand dit echter aanvraagt, zullen Burgemeester en Wethouders met bepaalde voorwaarden bij den Raad moeten kunnen komen; dan zullen zij tegen de huiden handelaren, die zelf om een gelegenheid komen vragen, zeggen dat hun verzoek in goede aarde valt. Onder de roos kan spreker wel vertellen dat zij al bij het college geweest zijn en dat men er al over doende is. Burge meester en Wethouders hebben zich echter altijd op 't standpunt gesteld, dat deze zaak niet ligt op het gebied van het slachthuis, maar dat men haar apart moet be handelen. Een eerste kwestie voor de betrokken perso nen is dat zij zelf bouwen onder bepaalde, door Burge meester en Wethouders te stellen, eischen en voor waarden. Als dat afspringt zullen Burgemeester en Wet- houdeis waarschijnlijk wel bij den Raad komen met een voorstel om zelf te bouwen, maar ook dan zullen zij de garantie en de toezegging moeten hebben dat die en die gebouwen productief zullen worden. Naar sprekers meening staat deze zaak echter buiten het slachthuis en moet men die daar niet bij halen. Dat wat betreft de opmerkingen van den heer Weima, spreker meent hiermee ook de vragen van den heer O. F. de Vries te hebben beantwoord. Het is volkomen waar, om het maar eens precies te zeggen, dat men heeft gezocht naar bedragen, omdat men de zaak een beetje aan den ruimen kant meende te houden. Zoo is het ook gekomen dat Burgemeester en Wethouders, op verzoek van den heer Scheltema, op de bedragen voor elec- trische- en water en stoomleidingen nog voor alle secu riteit 1000.hebben gelegd. En zoo zijn er ook nog andere posten. De posten, waar het hier bij knijpt, zijn die van 10.000.en van 1500.-, dat zijn de voor naamste, al zou spreker ook den post van 5000.niet graag schrappen. Het is nu de overtuiging van de archi tecten en ook die van Burgemeester en Wethouders dat, als dit wordt aangenomen, men in alle mogelijke op zichten uit kan. De heer K. de Boer heeft de eigenaardige vraag ge- daan hoe weet het publiek dit eerder dan de Raad Spreker kan daarop geen antwoord geven; hij weet den weg niet langs welken den heer Weima het bericht heeft bereikt. Spreker was, toen de vraag werd gesteld, niet in den Raad en hij was persoonlijk ook nog maar betrek-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 9