270 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1923.
2 Agenda no. 3). Benoeming krachtens art. 57 der
Nijverheidsonderwijswet, van telkens twee gedelegeerden
der gemeente
a. in het bestuur der Vereeniging voor Middelbaar
Technisch- en Ambachtsonderwijs en
b. in dat der Industrie- en Huishoudschool.
Als eerste gedelegeerde sub a wordt benoemd de heer
Cohen met 18 stemmen, terwijl op mevrouw Buisman
Blok Wijbrandi en op ieder der heeren H. de Boer en
Fransen 2 stemmen zijn uitgebracht en op den heer
Beekhuis en H. de Bruin ieder 1 stem.
Bij stemming over den tweeden gedelegeerde sub a
is de uitslag als volgt
de heer H. de Boer 10 stemmen
Cohen 4
Fransen 11
Westra 1 stem.
Geen volstrekte meerderheid verkregen zijnde, wordt
tot een tweede vrije stemming overgegaan, waarbij
wordt benoemd de heer Fransen, met 14 stemmen tegen
12 stemmen op den heer H. de Boer.
Als eerste gedelegeerde sub b wordt benoemd mevr.
BuismanBlok Wijbrandi, met 24 stemmen en 1 stem
op ieder der heeren Fransen en K. de Boer.
Bij stemming over den tweeden gedelegeerde sub b
is de uitslag als volgt
de heer Westra 1 stem
H. de Boer 12 stemmen
M. Visser 7
Weima 1 stem
IJ. de Vries 1
Jansen 4 stemmen.
Geen volstrekte meerderheid verkregen zijnde, wordt
tot een tweede vrije stemming overgegaan, waarvan de
uitslag is
de heer Jansen 7 stemmen
Visser 6
H. de Boer 10
Westra 1 stem
Bekius 1
Blanco 1
Als gevolg van dezen uitslag heeft herstemming plaats
over de 2 heeren, die de meeste stemmen op zich hebben
vereenigd, de heeren Jansen en H. de Boer. Deze leden
onthouden zich van stemming.
Wordt benoemd de heer H. de Boer met 17 stemmen
en 6 stemmen op den heer Jansen, terwijl 1 biljet blanco
is ingeleverd.
3 (Agenda no. 4). Benoeming van twee leden der
Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs
wegens periodieke aftreding van Mr. J. A. Hingst en
wegens het bedanken van den heer L. Woltring.
De aanbevelingen luiden als volgt
a. vacature mr. J. A. Hingst
1. mr. J. A. Hingst
2. dr. W. A. Poort, directeur der Friesche Levens
verzekering-Maatschappij
3. mr. W ,H. de Greve, directeur der Friesche Bank
b. vacature L. Woltring
1. W. C. C. ten Veldhuys, arts
2. dr. P. C. Römer, oogarts
3. D. A. de Groot, arts.
(De benoeming wordt aan de orde gesteld tijdens de
stemming over den tweeden gedelegeerde in het bestuur
der Industrie- en Huishoudschool).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer weet niet of hetgeen hij hier zeg
gen gaat van veel invloed zal zijn op de raadsleden,
maar wil er op wijzen, dat in sommige commissies de
sociaal-democraten stelselmatig worden geweerd; zoo
als nu pas weer is gebeurd bij het benoemen van gede
legeerden in het bestuur van de Nijverheidsscholen, al
thans van de Ambachtsschool. Sprekers fractie stelt hier
in de vacature-Woltring waarbij het geen periodieke
aftreding, maar een bedanken geldt candidaat den
heer Bekius, directeur der Coöperatieve Friesche Han-
delsvereeniging, die zich voor deze functie heeft beschik
baar gesteld. Wanneer echter de meerderheid van den
Raad doorgaat met stelselmatig de sociaal-democraten
uit de commissies te weren in de commissies voor
het Nijverheidsonderwijs zit geen één sociaal-democraat
dan zal deze fractie zichzelf recht gaan verschaffen,
door middelen toe te passen, die de meerderheid van
dezen Raad eenigermate tot rede zullen brengen. Dit wil
spreker ter waarschuwing even zeggen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Worden benoemd
in de vacature sub a mr. J. A. Hingst, met algemeene
stemmen
in de vacature sub b W. C. C. ten Veldhuys, arts, met
14 stemmen, 11 stemmen op J. Bekius en 1 stem op
D. A. de Groot.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan het bestuur der Leeuwarder
Schoolvereeniging ten behoeve van hare scholen inge
volge art. 101 der L.O.wet 1920 een voorschot uit de
gemeentekas te verleenen.
Dit voorstel is opgenomen in het verslag der verga
dering van 27 November 1923 (pag. 245).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Koopmans gelooft dat er nog wel een klein
bezwaar tegen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders blijft bestaan; hij stemt toe dat het groote be
zwaar, dat hij den vorigen keer had, is vervallen, maar
bezwaar blijft er toch. In de wet staat dat het verzoek
in Januari moet worden gedaan en dat is niet gebeurd.
Spreker meent dat dit andere verwarringen tengevolge
heeft gehad. In de toelichting staat dat als maatstaf van
de uitkeering is genomen hetgeen is uitgegeven over
1921, terwijl als maatstaf had moeten worden genomen
hetgeen is uitgegeven over 1922, want dat is het laatste
jaar geweest, waarover de rekening is gesloten. Dat dit
laatste op 't oogenblik niet is gebeurd, is een gevolg
hiervan, dat het verzoek min of meer ontijdig is gedaan.
Den vorigen keer is door den wethouder opgemerkt dat
het voorstel om een uitkeering te doen en daarbij als
maatstaf te nemen het jaar 1921, is gebeurd, omdat ook
andere scholen naar dien maatstaf een uitkeering hebben
ontvangen. Spreker gelooft niet dat die redeneering juist
is, omdat van die andere scholen ook ditzelfde verzoek
om een voorschot, tijdig, in Januari, is binnengekomen.
Toen was het laatst gesloten dienstjaar 1921. Van die
andere scholen moet nu weer een verzoek komen in
Januari 1924 en dan wordt als maatstaf genomen het
dienstjaar 1922. Deze aanvraag nu van de Leeuwarder
Schoolvereeniging nroet op dezelfde wijze worden be
handeld als de aanvragen van de andere scholen, die nog
moeten komen. Waar aldus een kleine verwarring is ont
staan, gelooft spreker dat als beste oplossing is te vin
den, dat men dit voorstel aanhoudt tot Januari en dat
daarin dan deze wijziging wordt gebracht, dat de uit
keering wordt berekend niet over 1921 maar over 1922.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1923. 271
Den heer Tulp (wethouder) doet het genoegen dat
de heer Koopmans erkent den vorigen keer de wet ver
keerd te hebben gelezen en dat bezwaar dus terugneemt.
Maar nu gaat hij iets zoeken dat ontzettend kleingeestig
is nu zegt de heer Koopmans, dat men vergoeding
moet geven over 1923, maar daarvoor de kostenbereke
ning moet hebben over 1922. Alle bijzondere scholen
hebben echter over 1923 een vergoeding gekregen,
berekend naar de kosten over 1921, wat voor bezwaar
is er dan tegen deze school, die ook een deel van 1923
heeft bestaan, die in Januari niet kón aanvragen maar
die toch het recht heeft een voorschot aan te vragen, op
dezelfde manier uit te betalen Dan toch krijgt men een
uniforme regeling als men nu aan de Neutrale School
vereeniging een uitkeering deed naar den maatstaf van
1922, kreeg men geen uniformiteit en zou de uitkeering
over1924 aanleiding geven tot verwarring. Het komt
in de practijk op 't zelfde neer, en dit is eigenlijk een
maatregel, die Burgemeester en Wethouders op de
practijk hebben gebaseerd. Er is absoluut geen bezwaar
tegen dit voorstel in 1924 wordt dan aan alle scholen
een uitkeering gedaan berekend naar den kostenden
prijs over 1922." Spreker moet zich sterk tegen aanhou
ding van dit voorstel verklaren.
De heer Koopmans zegt dat de wethouder meent dat
de verwarring aan sprekers kant is. Maar spreker ge
looft, dat de wethouder abuis is en dat dus de verwar
ring'aan den kant van den wethouder is. Er zijn ver
schillende scholen, door wie een aanvraag om uitkeering
moest worden gedaan in Januari van dit jaar. Maar dat
ging over het afgeloopen jaar 1922. Die bedragen
moesten worden berekend naar de kosten over het laatst
afgesloten dienstjaar, dat was toen 1921. Nu is de fout
van den wethouder, voor zoover spreker het ziet, dat
deze aanvraag van de Schoolvereeniging wordt behan
deld op denzelfden voet als de aanvragen van de
scholen, die dit jaar in Januari hun aanvragen hebben
ingediend. Dat is de kwestie. Deze aanvraag kan niet
worden behandeld als die, welke al behandeld zijn,
maar had het volgend jaar Januari als aanvraag moeten
inkomen.
De heer Tulp (wethouder): U verwijt mij verwarring,
maar U is in de war, U vergist zich, U brengt, wat ver
goeding is, als voorschot naar voren, maar dat zijn twee
afzonderlijke zaken. De aanvraag om vergoeding moet
in Januari gebeuren, maar een aanvraag om voorschot
kan ten allen tijde worden ingediend. Er zijn speciale
aanvragen voor gedrukt om midden in een jaar een
voorschot aan te vragen. Men mag steeds een voorschot
vragen tot 80 en dat moeten wij uitbetalen.
De heer Beekhuis is blij dat deze voordracht een ver
gadering is aangehouden, omdat daarmee dit is bereikt,
dat de heer Koopmans is teruggekomen op de dwa
lingen zijns weegs en heeft ingezien dat au fond het
voorstel van Burgemeester en Wethouders goed is ge
daan. Toch komt het spreker voor dat de wethouder ook
een klein abuis begaat. Hij verwart ook eenigszins het
verzoek om een voorschot en het verzoek om een bij
drage, waar hij heeft gezegd, dat in den regel die ver
zoeken om voorschot worden gedaan in Januari. Dat is
volstrekt niet het geval een verzoek om subsidie moet
in Januari worden ingediend, maar een verzoek om voor
schot kan te allen tijde worden gedaan. En het spreekt
vanzelf, dat deze vereeniging dit verzoek niet eerder kon
doen.
Het gaat thans eenvoudig om eene kwestie van re
kening, n.l. hoe hoog men het voorschot wil stellen. Een
voorschot is echter slechts eene voorloopige uitkeering
en spreker vindt het daarom ondoelmatig daarover een
lange discussie te houden. Het is een voorschot en wan
neer later blijkt dat er te veel is gegeven, dan wordt dit
teruggegeven. De vraag is eenvoudig deze, of de ge
meenteraad kan meegaan met de globale berekening,
door den wethouder gemaakt. Het komt spreker voor
dat de eenige practsche weg is het voorstel van het
college aan te nemen. De kosten over 1922 tot maatstaf
nemen kan niet, omdat de berekening daarvan nog niet
is gemaakt, men moet dan wel het jaar 1921 als grond
slag nemen. Het zal altijd voorkomen dat, als er in het
laatst van een jaar een aanvraag om voorschot binnen
komt, men geen rekening kan houden met het dienstjaar,
dat pas afgeloopen is. Het komt spreker voor dat er
niets geen bezwaar is om het voorstel, zooals dat door
Burgemeester en Wethouders is gedaan, aan te nemen.
De heer K. de Boer zou nog deze vraag willen stellen.
Wat wordt nu de grondslag van de vergoeding aan de
schoolvereeniging? Zal dat 1922 zijn of zal, als de Raad
dit besluit neemt, 1921 de grondslag der vergoeding
zijn
De heer Tulp (wethouder)De vergoeding, die wordt
gegeven, wordt berekend naar den kostprijs over 1921,
zooals bij alle andere scholen. Het voorschot op de ver-
j goeding wordt later berekend, over 3 jaar.
De heer K. de Boer: Over 1922 dus
I
De heer Tulp (wethouder): Het te veel of te weinig
gebeurde wordt dan verrekend. De heer Beekhuis heeft
zeer juist opgemerkt, dat ik mij even heb vergist, maar
ik heb het niet zoo bedoeld; ik weet dat er wel degelijk
verschil is tusschen vergoeding en voorschot, dat het
voorschot niet in Januari behoeft te worden aangevraagd
maar alleen de vergoeding.
De Voorzitter geeft nog een omschrijving van wat
staat in de Lager Onderwijswet artikel 103, sub 1 en 3.
Volgens het eerste lid moet ieder schoolbestuur in Ja
nuari om vergoeding aankloppen bij den Raad en vol
gens het derde lid moet de gemeenteraad een voorschot
verleenen. Over dat voorschot gaat het hier en dat moet
de Raad verleenen als er om wordt verzocht. Nu heeft
telkens om de 3 jaar een verrekening plaats over die
voorschotten. Spreker is er van overtuigd dat dit voor
schot blijft beneden de vergoeding, waar de Vereeniging
aanspraak op heeft en of dit voorschot nu is berekend
naar de kosten over 1922 of over 1921 of dat men een
slag in de lucht doet, komt er hier weinig op aan.
De heer Koopmans trekt naar aanleiding van de ge
hoorde toelichtingen zijn voorstel in.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhuring van de zathe en landen op
Kleijenburg aan R. E. van der Weide.
Dit voorstel luidt als volgt
Van R. E. van der Weide, huurder der zathe en landen
op Kleyenburg en van eenige perceelen hooiland, gele
gen aan het Ouddeel, ontvingen wij het verzoek deze
eigendommen met 5 Maart/12 Mei 1924 opnieuw voor
den tijd van vijf jaren te mogen inhuren. De deskundige
voor de gemeentelijke landerijen, in wiens handen wij
dit verzoek stelden, heeft hiertegen geen bezwaar en ook
wij meenen, dat het gemeentebelang gediend is met de
verhuring aan een pachter, die sedert jaren getoond
heeft de noodige zorg aan de landerijen te besteden. De
deskundige geeft in overweging den huurtijd wederom