276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1923.
De heer Tulp (wethouder): Ik heb dat ook gelezen.
Als blijkt dat het beroep rechtskracht heeft, ben ik per
soonlijk graag genegen in hetgeen U vraagt mee te gaan
en ik zal dan ook aan Burgemeester en Wethouders
voorstellen die clausule op te nemen.
Mevrouw BuismanBlok Wij'orandi: Dan blijft dus
als voorwaarde bij deze beslissing dat, als blijkt dat de
aideeling Amersfoort van de Centrale Vereeniging in 't
gelijk wordt gesteld, wij ook geen terugwerkende kracht
op de pensioenkorting zullen toepassen
De heer Tulp (wethouder): Burgemeester en Wet
houders willen dat als voorwaarde hierbij accepteeren.
De Voorzitter zegt dat het hier bij deze kwestie gaat
tusschen den financieelen kant van de zaak en den an
deren kant, den niet-financieelen kant
De heer K. de Boer: Den idieelen kant.
De Voorzitter en nu is de kwestie maar wat
men het zwaarst Iaat wegen. Het gaat er maar om of
men het rijkssubsidie van 13.000.zal laten loopen
of niet en nu is een van de reden, en een voorname
reden, waarom men het eigenlijk wèl zou laten loopen,
door den heer De Boer heelemaal niet genoemd, n.l.
deze, dat de gemeente zegt met dat geredeneer en dat
bevelen van uit Den Haag moet het nu eindelijk maar
eens uit wezen. De heer De Boer heeft zuiver den kant
van de kinderen en van het onderwijs naar voren ge
bracht, doch hij heeft niet genoemd het groote argument
dat, als men in Den Haag 50 bijdraagt men daar
minstens 99 commandeert.
Het gaat hier dus zuiver tusschen den financieelen
kant en den anderen kant en dien financieelen kant
wenscht spreker nu eens in het licht te stellen. Het
gaat hier niet alleen om die 13.000.want als het
niet meer scheelde, dan zouden Burgemeester en Wet
houders om het pas door spreker genoemde argument
hebben gezegd laat alles zooals het nu is. Als de ge
meente echter elk jaar niet die 13.000.— zal tou
cheeren, dan heeft men daarmee op het oog dat er in
de toekomst veranderingen zullen komen. Dan zullen
de klassen onder 30 leerlingen gesplitst kunnen worden,
waar de rector altijd op heeft aangedrongen omdat het
voor het onderwijs zeer goed zou zijn. Verder zullen
dan op de leeraren de pensioensbijdragen niet meer
worden verhaald, wat jaarlijks een bedrag maakt van
3100.Zoo komt er al 3000.bij en wordt het
verschil al minstens 16.000.Er zijn echter nog
andere punten, die zoo niet precies zijn te becijferen.
Men voelt wel dat een splitsing in parallelklassen geld
zou moeten kosten, al is dat niet direct in een becijfe
ring om te zetten. Het college heeft ook stilgestaan bij
de kwestie met de buitengemeenten. Deze zijn op het
oogenblik op grond van wettelijke bepalingen verplicht
bij te dragen, maar zoodra wij het rijkssubsidie niet
meer nemen, zullen die gemeenten absoluut vrij zijn of
zij willen betalen of niet. Dan staat deze gemeente niet
meer sterk met de wet ten opzichte van de buitenge
meenten. Nu kan men wel zeggen dat men dan die kin
deren uit de buitengemeenten van het gymnasium stuurt,
als die gemeenten niet bijdragen, maar in de practijk
valt zooiets niet mee. Spreker wil er op wijzen dat het
bij de gemeentelijke H. B. S. zeer veel voeten in de aarde
heeft gehad om die bijdragen te krijgen, de buitenge
meenten wenschten niet te betalen. Zelfs als de ouders
van een leerling zich bereid verklaren aan de buiten
gemeenten te vergoeden wat die gemeente aan Leeu
warden moet betalen, zelfs dan zijn er nog gemeenten,
die niet willen meewerken. Moet men dan zoo'n kind
van school sturen Dat kan men toch ook niet doen
Verder komt er nog bij dat de salarissen aan de Ge
meentelijke H. B. S. in doorsnee iets hooger zijn dan die
aan het gymnasium en dat men dus bij niet-aanvaar-
ding van het rijkssubsidie, alles gelijk zou moeten stellen
en den leeraren aan het gymnasium iets meer zou moeten
geven. Zooals bekend, wordt aan de leeraren aan de
Gemeentelijke H. B. S. 10 1c boven hun gewone salaris
uitbetaald. Het is wel niet zoo gezegd, het heet een
kindertoeslag, maar zelfs als de leeraar ongetrouwd is,
krijgt hij die 10 er bij. Aan het gymnasium wordt
echter onder de bestaande regeling 2y2 per kind
onder de 18 jaar uitbetaald, zoodat men daar al ge
middeld 4 kinderen beneden 18 jaar moet hebben, willen
die leeraren gelijk staan met de leeraren aan de ge
meentelijke H. B. S.
Dit zijn alle factoren, die niet precies zijn te bere
kenen, maar die toch, als de gemeente het rijkssubsidie
zou loslaten, hun consequenties zouden meesleepen en
waaromtrent al was het misschien niet direct den
volgenden keer voorstellen in den Raad naar voren
zouden moeten komen, factoren dus, die niet anders
zouden zijn op te lossen dan ten laste van de gemeente
lijke schatkist. Het gaat hier dus niet alleen om die
13.000.maar ook om die 3000.— en nog andere
niet direct te becijferen bedragen.
Daarnaast staat de andere kant, de kant door den
heer De Boer aangeroerd. Daaromtrent zijn Curatoren
het grootendeels met den heer De Boer eens, maar toch
op enkele punten niet. Wel zijn ze het er mee eens dat
het mogelijk is dat, door het terugloopen der salarissen,
het leeraarpeil zal dalen, maar zij zijn van oordeel dat
de symptomen daarvan zich eerder zullen voordoen dan
de heer De Boer zegt. Hij zegt dat men die pas zal be
merken als het te laat is, maar spreker gelooft dat de
heer Tulp gelijk heeft en zoo hebben Curatoren er
ook over gedacht en dat die symptomen wel bekend
zullen zijn als de leeraren hier komen, omdat men dan
wel zal weten of zij goed of slecht zullen zijn. Hoewel
Curatoren dus eigenlijk wel mee konden gaan in de
bezwaren van den heer De Boer, hebben zij toch gezegd:
aan den anderen kant staat daar tegenover dat het los
laten van het rijkssubsidie vermoedelijk vrij hooge of
verhoogde uitgaven voor de gemeente ten gevolge zal
hebben. Spreker is er van overtuigd dat Curatoren wel
zoo waakzaam zullen zijn, dat zij zullen zorg dragen dat
het gymnasium niet slechter wordt zij zullen de symp
tomen daarvan wel vooruit zien aankomen en zullen dan
zeker zoo vrij zijn Burgemeester en Wethouders en den
Raad te waarschuwen.
De kwestie dat er 25 tot 40 van de leerlingen aan
de verschillende inrichtingen blijft zitten of dat komt
door de salarisregeling, zooals die nu is, of dat het ook
ligt aan het voorbereidend onderwijs voor het middel
baar of hooger onderwijs, is ook nog een vraag en
de kwestie of er een scherpere selectie onder de leer
lingen moet komen, zijn dingen, die met deze zaak niet
zoo veel te maken hebben. Men moet den financieelen
kant tegenover den anderen kant plaatsen. Curatoren
gevoelden er voor den financieelen kant los te maken
van den anderen kant, maar meenen dit nog niet te
moeten doen, zoolang de toestand niet slechter wordt.
De heer Tulp (wethouder) wil in verband met de
moeilijkheid om van de buitengemeenten geld los te
krijgen en in verband met de kosten van het gymnasium
er nog de aandacht op vestigen, dat juist door de buiten
leerlingen Leeuwarden wordt genoodzaakt parallel
klassen te vormen, zooals ook reeds aan de Gemeente
lijke H. B. S. is gebeurd. Als er b.v. 26 tot 30 leerlingen
in een klas zijn en er komt eenige toeloop van buiten
leerlingen, dan moet men een parallelklas maken en dus
voor niet-Leeuwarder kinderen ontzettend veel kosten
maken.
De Voorzitter vraagt of de heer De Boer een bepaald
voorstel doet. Spreker meent dit niet te hebben gehoord.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1923. 277
De heer K. de Boer: Ik geloof dat ik dit niet behoef te
doen, dat ik gewoon tegen de voorgestelde verordening
kan stemmen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde is het voorstel van Burgemeester en
Wethouders sub a 1 (ontwerp-verordening litt. E).
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling
der Verordening.
Artt. 112 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 13.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ- de Vries merkt op dat er in de tweede
alinea van dit artikel staat
„Een leeraar is daarbij vrij al dan niet eene betrek
king aan eene confessioneele school te aanvaarden."
Spreker weet niet wat men onder een „confessioneele"
school moet verstaan. Of moet dat zijn een buitengewone
of vrije school? Wat moet daaronder worden verstaan?
De heer Tulp (wethouder) zegt dat dit een regeling
is, die door Den Haag is getroffen. Wat men er precies
mee bedoelt, is spreker ook niet bekend. Hij zou zeggen
dat, als er kwestie over komt, het dan het beste is het
oordeel van Den Haag daarover te vragen. Spreker kan
op 't oogenblik den heer De Vries ook niet meer in
lichten.
De heer IJ. de Vries heeft het artikel twee, drie maal
overgelezen, maar het bleef hem net zoo helder als koffie
dik. Hij dacht echter dat Burgemeester en Wethouders
hem wel zouden kunnen verklaren, wat verstaan wordt
onder het woord „confessioneele" school. Spreker zou
daarover eerst nog wel een paar woorden willen zeggen.
We hebben in ons land verschillende christelijke gym
nasia, Roomsch-Katholieke seminaria en ook neutrale
lycea, hoewel niet in onze plaats hier. Spreker stelt zich
nu voor dat de bedoeling van dit artikel is, dat iemand,
die aan een neutraal lyceum onderwijs moet geven, in
dezelfde positie komt te staan als een leeraar aan een
confessioneele school. Het gaat hierom, of de leeraar,
die in verband met artikel 12 te weinig uren heeft aan
de school, waaraan hij is benoemd, de lesuren aan een
andere school wel of niet zal aannemen. Daar draait het
om. Nu is het sprekers vraag: wat wordt bedoeld met
een „confessioneele" school?
De heer Tulp (wethouder) zou zeggen dat dit artikel
beteekent dat men een leeraar bij het openbaar onder
wijs er niet toe pressen, er niet toe dwingen mag les te
geven aan een confessioneele school, net zoo min als
men een leeraar bij het bijzonder of religieus onderwijs
er toe mag dwingen les te geven bij het openbaar on
derwijs. Bij het aanbieden van een „geschikte nevenbe
trekking" mag dus geen godsdienst te pas komen, noch
aan den eenen, noch aan den anderen kant. Dat is de
bedoeling.
De heer Visser zegt dat de gangbare opvatting van
„confessioneel" is religieus of christelijk. In de vakbe
weging bedoelt men daarmee altijd een bijzondere
richting.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. 13 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 14.
De Voorzitter merkt op dat bij dit artikel is ingekomen
het request van de afdeeling Leeuwarden van den Cen-
tralen Nederlandschen Ambtenaarsbond, waarin voor
den concierge van het gymnasium vrij vuur en licht
wordt gevraagd (mededeelingen sub 6). Alvorens dis
cussies over dit punt zullen komen, wil spreker even
opmerken, dat er wel in dit request staat dat de con
cierge zoo armzalig is behandeld en dat hij wordt gedu
peerd, maar dat het thans voorgestelde aanvangssalaris
van 1600.meer is dan dat in de oude verordening
en het eindsalaris ook, zoodat, als er niets gebeurt, de
concierge vooruit gaat. Er komt bij dat voor den con
cierge absoluut blijft gelden de oude toestand. Spreker
doet lecture van het tweede lid van artikel 17, waaruit
blijkt, dat de oude toestand voor den concierge precies
blijft gehandhaafd. Als deze verordening wordt aange
nomen, dan zal die pas gelden voor den nieuwen con
cierge en deze zal dan, naar spreker meent, in minimum
60.en in maximum 90.vooruit gaan.
De heer M. Molenaar: Dat adres lag niet bij de stuk
ken, zou het niet even kunnen worden voorgelezen?
De Voorzitter: Het is zoo laat ingekomen, het kon niet
meer ter visie worden gelegd.
Spreker verzoekt den Secretaris lecture te doen van
het adres, waaraan deze gevolg geeft.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer M. Molenaar gelooft te moeten beginnen met
een misverstand uit den weg te ruimen, dat, naar hij
meent, bij den Voorzitter bestaat. De Voorzitter zegt dat
bij de nieuwe verordening het salaris van den concierge
hooger zal zijn dan bij de oude. Dat is niet juist. Het
salaris, dat hier wordt voorgesteld, wordt met 4 ver
laagd, zooals ook het geval is met het bestaande salaris.
Zoo komt de Voorzitter tot zijn cijfers. De cijfers 1600.-
tot 2300.zijn ook de cijfers uit de bestaande veror
dening, doch in beide gevallen wordt daarvan 4 afge
trokken als standplaatsaftrek. Het salaris blijft dus het
zelfde.
Spreker wou er op wijzen dat in de bestaande veror
dening een zinsnede voorkomt met betrekking tot den
amanuensis-concierge, die blijkbaar is overgenomen uit
de ministerieele regeling, geldende voor het personeel
van de H. B. S. In de ministerieele regeling kwam voor
dat het salaris van een amanuensis-concierge werd ge
steld op 1600.tot 2300.verminderd met 13
voor het genot van vrij wonen, vuur en licht. Nu is het
merkwaardig dat in het artikel van de bestaande veror
dening, dat uit de ministerieele regeling nagenoeg is
S overgenomen, niet voorkomen de woorden „vrij vuur en
licht", maar alleen „vrij wonen". Spreker meent dus dat
tot dusver den concierge onrecht is aangedaan, omdat
hem vrij vuur en licht is onthouden.
Het nieuwe artikel nu spreekt niet van een korting
van 13 °/c maar van 15 het is dus blijkbaar in over
eenstemming gebracht met het thans geldende bezol
digingsbesluit voor rijksambtenaren, dat voor concierges
ook eischt een aftrek van 15 Inderdaad is dit dus,
zooals ook in het adres van de betrokken organisatie
wordt gezegd, een verslechtering. Maar het adres is in
l dit opzicht toch eenigszins onjuist, omdat het van de
veronderstelling uitgaat, dat in die 15 ook is opge
nomen het genot van vrij wonen, vuur en licht. Dat is
een misverstand bij de organisatie; spreker heeft er het
bezoldigingsbesluit op nageslagen en in art. 6 daarvan
staat dat 15 van het salaris wordt afgehouden, als
de concierge in het genot is van vrij wonen die 15
geldt dus uitsluitend het vrij wonen maar dat, als de
concierge ook in het genot wordt gesteld van vrij vuur
en licht bovendien nog 3 moet worden afgetrokken.
Spreker meent wel dat, als deze verordening wordt
aangenomen, dit inderdaad verslechtering van de ar
beidsvoorwaarden voor het personeel ten gevolge zal