280 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1923. De Voorzitter wil nog opmerken dat de 6 rente niet is het bedrag van 8976.Dat is de koopsom. De heer Oosterhoff herhaalt dat er toch staat dat er 3 bedragen zullen worden vergoed. Spreker noemt deze nogmaals. Die 3 bedragen zullen volgens het voorstel worden betaald, spreker kan het niet anders lezen. De heer Fransen (wethouder) kan den heer Ooster hoff antwoorden dat het bedrag, bedoeld in artikel 3 der voorwaarden van het koopcontract, wel zal worden teruggegeven in zooverre, omdat de vereeniging voor dat bedrag staat gedebiteerd bij de gemeente, zij dit dus aan de gemeente moet betalen als schuld. Er moet ech ter een woord worden weggelaten in het voorstel, het woord terugbetalen; de woningstichting betaalt het be drag niet aan de gemeente en het wordt dus door de gemeente ook niet terugbetaald. De heer Oosterhoff: Zoo begrijp ik het ook, maar dat staat er niet. De heer Fransen (wethouder): Het moet eigenlijk wezen „een verrekening van dat bedrag". De Voorzitter gelooft dat de bedoeling nu wel dui delijk is. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. V. Aan de orde is de vraag van den heer Dijkstra. De interpellatie wordt geopend. De heer Dijkstra heeft aan Burgemeester en Wet houders de vraag gesteld, waarom na den sneeuwstorm van 28 November van gemeentewege dat slaat in de eerste plaats op de wegen, die 't beroerdste waren nagenoeg niets is gedaan, om aan dien toestand een eind te maken, dus om daar verbetering in te brengen. Spreker wil in 't kort zeggen hoe de toestand was. Na den sneeuwstorm op Woensdagavond trad Donder dagmorgen de dooi in en kreeg men spreker noemt alleen maar de hoofdverkeerswegen als Nieuwestad en Voorstreek een ellendigen toestand, 't Was afschu welijk om aan te zien hoe menschen en dieren moesten ploeteren om door de papperige sneeuwmassa heen te komen. Nu had men redelijkerwijs mogen verwachten, dat het gemeentebestuur zoo gauw mogelijk maatregelen zou nemen om aan dien toestand een eind te maken, 't Was nog wel een bijzondere dag ook. Sint Nicolaas- Donderdag. En hoe ontving men hier de menschen Met zulke vuile, slechte hoofdverkeerswegen, dat het de spuigaten uitliep. Spreker zal 't in eerste instantie hierbij laten, wil al leen nog vragen welke maatregelen het college had ge nomen om een dergelijken toestand te voorkomen. Had het niet begrepen, dat dit toch urgent was, dat het pas met opruimen liet beginnen toen alles was vastgevroren? Dit is toch iets wat niet door den beugel kan. De heer Van der Schoot: Is het vergund dat ik ook een vraag stel, over dezelfde kwestie loopende? De Voorzitter: Als U bij 't zelfde punt blijft, ja. De heer Van der Schoot wil dan vragen of hier ook een regeling bestaat, in verband met eventueelen sneeuwval, voor het schoonmaken van de straten, zoo, dat men zoo snel mogelijk verbetering in het verkeer en zoo weinig mogelijk hinder van de sneeuw zal hebben? Beschikt men over krachten en materiaal, die daarvoor kunnen worden aangewezen en gebruikt? De heer Visser wil in verband met ingezonden stuk ken, die men in de krant leest en waarin een verwijt aan het gemeentebestuur wordt gericht, van deze gelegen heid gebruik maken, met er de aandacht op te vestigen, dat er weinig plaatsen zijn, waar men zoo weinig mede werking van het publiek ondervindt, als in Leeuwarden. Ook de gegoeden, die wonen langs de hoofdstraten, zullen geen hand uitsteken om de sneeuw mee op te ruimen, 't Is schandalig zooals 't er daar heen ligt en als men dan 't genoegen heeft, een kleine buiteling te maken, wordt men door de menschen voor de ramen nog op den koop toe uitgelachen ook. Het publiek wil zelfs nog voor geen kwartiertje werken om de straat ruim te maken, zoodat die practisch te beloopen is. De heer Scheltema (wethouder) antwoordt, dat op 29 en 30 November en op 1 en 3 December al de men schen zijn aangenomen, die kwamen. Er waren in totaal 460 sneeuwkaarten uitgereikt, doch Donderdag hebben zich gemeld 44 arbeiders, op 30 November weer 44 en dit aantal klom in den middag tot 52, op 1 December 86 en op 3 December 135. Wij konden dus, aldus spre ker, met den besten wil van de wereld niet meer doen dan wij gedaan hebben op Donderdagmorgen. De heer K. de Boer: Ik heb die advertentie niet ge lezen! De heer Scheltema (wethouder)Wij hebben gedaan wat we moesten doen; er kwamen niet meer menschen. Ik had ook liever gehad, dat wij Donderdagsmorgens 200 of 250 menschen hadden kunnen krijgen. Maar er hebben zich niet meer gemeld. De heer Dijkstra vindt de verdediging van den wet houder al bijzonder slap, daaruit blijkt absoluut niet welke maatregelen wèl genomen zijn. Óf men 's avonds den boel voor elkaar had om 's morgens te beginnen, daarover wordt heelemaal niet gesproken. Alleen komt hier uit dat, als er een sneeuwstorm plaats heeft, de ge meente Leeuwarden er eenvoudig van afhangt of er zich menschen aanmelden. De heer Scheltema (wethouder): Daar hangt men van af natuurlijk. De heer Dijkstra: Ik ben nu aan 't woord. De heer Scheltema (wethouder): Dat kan. De heer Dijkstra acht nu de vraag gewettigd, welke moeite Burgemeester en Wethouders of hij, van wien het dan ook is uitgegaan toen de toestand er op Donderdagmorgen zoo voorstond en men wist, dat een belangrijke Vrijdag stond te wachten, hebben gedaan, om de menschen wèl te krijgen. Er waren toch 460 sneeuwkaarten uitgegeven, 't Was toch de moeite waard te weten of de menschen werken konden. Er is niet de minste moeite voor gedaan. Kan het college ook mee deden ,wat de oorzaak was, dat toen alle menschen aan 't werk waren? Heeft men dat onderzocht, of heeft men gedacht: er meldt zich geen schepsel aan en voor de rest geen nieuws? Spreker wil er toch aan herinneren, heel kort, dat vorige jaren de toestand zoo niet was, wel anders maar zoo toch niet. De heer IJ. de Vries hoort hier een beschuldiging van den heer Dijkstra aan het college van Burgemeester en Wethouders, in 't bijzonder aan 't adres van den betrok ken wethouder, 't Is mogelijk, dat die beschuldiging volkomen terecht en op de rechte plaats is, doch spreker wil dat nog niet direct toestemmen, omdat het voor hem de vraag is, op wien deze plicht rust: op den wethouder of op den Directeur van de reiniging. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1923. 281 In de tweede plaats vraagt spreker, waarom de sneeuwploeg, die hij Dinsdag heeft gezien en die hij niet eerder heeft gezien, niet direct des Donderdags is uit gezonden om de voornaamste wegen, desnoods met be hulp van auto-tractie, te bewerken. Dan toch was de toestand Vrijdags niet zoo geweest. Het is spreker ook opgevallen, dat de meeste parti culieren de zaak verschrikkelijk treurig laten liggen veelal werd de 68 M. straat voor hun huizen door hen zelfs niet bestrooid, doch het is spreker ook niet bekend, dat er processen-verbaal zijn opgemaakt. Waarom worden er verder geen sneeuwschuiven ge bruikt en behelpt men zich enkel met schopjes, enz.? Ten slotte is spreker ook van oordeel dat, als een sneeuwstorm zich Woensdagmiddags voldoende aan kondigt en 's avonds er is, men des Donderdags moet beginnen. Alleen is het de vraag, wie daarvoor moet zorgen, de wethouder of de directeur. De heer M. Molenaar is ook verbaasd, dat men de sneeuwploeg niet onmiddelijk in 't werk heeft gesteld. Is het verder juist, wat hem ter oore is gekomen, dat den menschen maar 2.per dag werd betaald? Het is spreker verder opgevallen, dat, toen men begon te werken, men eerst de afgelegen zijstraten vóór de hoofd straten onder handen nam; hij heeft persoonlijk gezien, dat men heeft gewerkt in de Kleine Kerkstraat en de Burmaniastraat, terwijl men 's avonds daarna bij 't station nog tot de enkels door de modder liep. De heer Dijkstra wil ten opzichte van de medewerking van particulieren constateeren, dat het „particulier ini tiatief" dan toch in dit geval gefaald heeft. Verder wil hij opmerken, dat de gemeente beschikt over twee uit stekende sneeuwploegen. Als antwoord op de eigenaar dige vraag van den heer IJ. de Vries, wie verantwoor delijk is, dit: Spreker meent, dat een raadslid zich moet wenden tot Burgemeester en Wethouders en dat Bur gemeester en Wethouders hebben te maken met den directeur, terwijl deze in buitengewone omstandigheden moet weten, wat hij aan zijn wethouder of aan het col lege heeft. De Voorzitter geeft toe, dat de opruiming niet zoo vlug is gegaan, als wel noodig was, doch zijn indruk is, dat de oorzaak daarvan is dat de directeur, en ook de wethouder misschien, hier voor een toestand hebben gestaan, die zij in Leeuwarden nog nooit hebben meege maakt. De directeur van de Reiniging is van goeden wil geweest, maar heeft hier en daar niet precies geweten, wat het beste was. Wel waren er 460 sneeuwkaarten uitgegeven, maar 't feit blijft, dat de directeur Donder dagsmorgens absoluut zonder personeel stond, want van de 35 menschen, die zich toen kwamen melden, moesten onmiddellijk 15 worden gedirigeerd naar de veemarkt om die voor den Vrijdag in orde te maken. Nu kan men wel vragen wat er verder is gedaan om de menschen te krijgen, maar uit een onderzoek is gebleken, dat al die 460 menschen op 20 na werk hadden, ten minste volgens hun eigen opgave, welke men toch als autoriteit moet gelooven. Alleen die 20 gaven te kennen, „we hadden er geen nocht aan"; achter hun namen is een rood streepje gezet. De meesten hebben echter gezegd, dat zij werk hadden, waaruit spreker moest concludeeren, dat er geen werkloosheid is in de stad. Er waren ook enkelen, die de belooning was niet 2.maar 4. per dag zeiden, dat zij 's Zaterdags niet wilden wer ken, omdat die 4.dan van hun werkloozen-uitkee- ring af ging. De beide oorzaken zijn dus, dat de directeur hier een beetje vreemd voor heeft gestaan, dat hij zat als een kat in een vreemd pakhuis, dat op 't oogenblik dik onder c!e sneeuw zat en verder dat hij aanvankelijk veel te weinig menschen ter beschikking kreeg. Wat betreft de menschen van de werkverschaffing, deze waren volkomen vrij om weg te gaan en aan 't op- ruimingswerk deel te nemen, maar zij schenen liever 8.40 in de week te verdienen dan 4.per dag. Waarom, is niet bekend, daar heeft men geen behoorlijk antwoord op kunnen krijgen. Spreker geeft ook toe, dat het Stationsplein er langen tijd slecht heeft heengelegen, terwijl men in andere, geen hoofdstraten, al aan 't opruimen was. Het is werkelijk van belang, dat er een volgenden keer een betere rege ling is en dat de straten een beetje vlug worden schoon gemaakt. Spreker gelooft echter niet, dat den directeur hier een groot verwijt is te maken; zijn wil is goed ge weest, maar de kwestie is, dat hij en de betrokken wet houder er een beetje vreemd tegenover stonden, waar het voor beiden de eerste keer was. De heer Dijkstra wil in de eerste plaats nog vragen, waarom geen overleg is gepleegd met het instituut „werkverschaffing", waar 200 menschen waren. In de tweede plaats wil spreker er op wijzen opdat er geen verkeerde gevolgtrekkingen zullen worden gemaakt dat het feit, dat er de eerste dagen niet veel losse men schen kwamen opdagen, zijn oorzaak zal hebben ge vonden hierin, dat er in die dagen tientallen van men schen noodig waren om de karren te trekken, zoodat het begrijpelijk was, dat deze menschen niet kwamen op dagen. Hiermee is logisch verklaard, dat die menschen aan 't werk waren en dit blijkt ook uit het antwoord van den wethouder, omdat er zich den laatsten dag toen de menschen voor trekken niet meer noodig waren 135 hebben gemeld. Spreker wil voorkomen, dat men een verkeerde conclusie zal maken; als de menschen niet aan 't werk waren, moet men dat bewijzen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wil het toch even opnemen voor de particulieren, die het zoo bedorven hebben. Heel veel particulieren waren van zeer goeden wil, maar het is opgevallen, dat, waar men andere jaren voortdurend klaar moest staan voor menschen, die zich aanboden de straat schoon te maken, zich thans nie mand aanbood. Den eersten morgen is voor het schoon maken van 1012 M. straat, wat in een half uur was gebeurd, 1.gegeven, doch den volgenden dag, toen er weer veel sneeuw lag, heeft zich niemand aangemeld, 't Is hier dus niet alleen de schuld van de particulieren of van de huisvrouwen, op wie het ten slotte neerkomt, die beschuldiging is niet verdiend. De heer Van der Schoot meent, dat eerst de ver keerswegen en dan de trottoirs moeten worden schoon gemaakt en niet omgekeerd, zooals o. a. op den Grachts- wal is gebeurd. Spreker meent, dat het schoonmaken der trottoirs meer het werk is van de particulieren. De heer Muller memoreert dat volgens den Voorzitter het resultaat van het gedane onderzoek is geweest, dat alle menschen op 20 na gewerkt hadden. Nu heeft de Voorzitter zoopas ook gesproken over menschen, die zouden hebben gezegd dat zij niet wilden werken, omdat hun loon toch zou worden afgetrokken van hun onder steuning. Spreker meent daaromtrent even te moeten vastleggen, dat die uitspraak hoogstens alleen maar betrekking kan hebben op die 20 menschen alle anderen toch hebben verklaard, dat zij werk hadden en wanneer daaronder menschen waren die ondersteuning genoten, dan zal de betrokken organisatie wel zorgen, dat hun loon wordt afgetrokken van de ondersteuning. Dit dient even vastgelegd ter voorkoming van het trekken van verkeerde conclusies. De Voorzitter kan meedeelen, dat de lijsten in handen van den directeur van de arbeidsbeurs zijn gesteld, om de menschen, die gefraudeerd hebben, er uit te pikken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 8