Vergadering van Donderdag 20 Detemlier 1923. 282 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1923. De heer M. Molenaar heeft gehoord, dat de Voorzitter zei, dat de menschen bij de werkverschaffing volkomen vrij waren. Maar hij meent, dat er voor een gemeente bestuur toch alle reden is om, wanneer er werk is, geen werkverschaffing te geven, maar de menschen naar 't andere werk te zenden. De Voorzitter zegt, dat er misschien tusschen de werkverschaffing en de Reiniging geen verbinding is geweest, zooals 't moest. Een tweede kwestie is of men de menschen van de werkverschaffing absoluut vrij moet laten of hun daar gedaan moet geven. Er had wel een betere verbinding moeten zijn tusschen werkverschaf fing en Reiniging. Die is later ook gekomen. Maar de menschen wisten, dat de sneeuw moest worden opge ruimd en hadden zich dus kunnen melden bij de Reiniging. De interpellatie wordt gesloten. VI. Ter behandeling van 11 (Agenda no. 12). Rapport inzake een bezwaar schrift in beroep tegen een aanslag in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1919. wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, deze door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 20 December 1923. 283 Tegenwoordig aanvankelijk 25, later 26 leden, te weten de heeren Muller, M. Molenaar, Tiemersma, Visser, K. de Boer, Hooiring, Scheltema, Lautenbach, IJ. ce Vries, H. de Boer. Van der Schoot, Jansen, Fran sen, Oosterhoff, Weiina, Tulp, O. F. de Vries, Botke, Hofstra, Dijkstra, Westra, B. Molenaar, Beekhuis, me vrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Cohen, later de heer Koopmans. Afwezig, zonder kennisgeving, een lid, de heer Collet. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Bur gemeester. Bespreking van het raadsbesluit d.d. 11 December 1923 tot het houden van sectie-vergaderingen voor het onderzoek van de Gemeentebegrooting en de begroo tingen der Gemeentebedrijven, dienst 1924, i aar aanleiding van het navolgende, bij den Voorzitter ingekomen schrijven Leeuwarden, 18 December 1923. Aan den Heer Voorzitter van den Gemeenteraad van Leeuwarden. Weledelachtb. Heer, Aangezien bij ondergeteekenden de vrees is ontstaan, tengevolge van gehouden besprekingen en gedane aededeelingen, dat het in de vorige Raadsvergadering genomen besluit tot het houden van sectie-vergade ringen voor het onderzoek van de gemeentebegrooting *.n de begrootingen der gemeentebedrijven, waardoor de behandeling daarvan in eene openbare vergadering \an den Gemeenteraad eerst in den loop van de maand Januari zou kunnen plaats hebben, belemmerend en misschien zelfs verwarrend op de gemeentelijke admi nistratie zou kunnen inwerken, nemen zij hiermede de vrijheid U beleefd te verzoeken zoo spoedig mogelijk cene buitengewone vergadering van den Raad te willen uitschrijven, teneinde daar het genomen besluit met de mogelijk daaraan verbonden nadeelige gevolgen nader onder het oog te kunnen zien en het, indien de nood zakelijkheid daarvan mocht blijken, alsnog ongedaan te kunnen maken. Met de meeste hoogachting, Uwe dienstv. dn., J. OOSTERHOFF H. C. BUISMAN—BLOK WIJBRANDI P. F. J. WESTRA M. KOOPMANS J. JANSEN K. VAN DER SCHOOT Leden van den Gemeenteraad. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff heeft aan het verzoek van de 6 leden van den Raad, aan den Voorzitter gericht, verder al heel weinig toelichting toe te voegen. Hij wil alleen mededeelen dat die 6 leden in 't algemeen op 't stand punt staan, dat het natuurlijk niet wenschelijk is al te spoedig en al te dikwijls op een raadsbesluit terug te komen, maar dat dit alleen toelaatbaar is, wanneer de 1 mstandigheden dat min of meer noodzakelijk maken. Spreker is van meening dat nu inderdaad de omstan digheden het noodig kunnen maken om op het besluit, in de vorige vergadering genomen, om sectie-vergader- ingen te houden, terug te komen, omdat hem mede- deelingen zijn verstrekt en geruchten zijn ter oore gekomen, waaruit hij moest opmaken dat, als er sectie- onderzoek plaats heeft en de begrooting niet voor 1 Januari kan worden afgehandeld, dan inderdaad de gemeente in zeer groote moeilijkheden zou kunnen komen. Aangenomen nu dat geen enkel lid van den Raad een besluit zal willen handhaven, waardoor de gemeente in moeilijkheden zou kunnen komen en elk lid dan ook zal willen meewerken om dit te voorkomen door, als het mogelijk is, op het genomen besluit terug te komen, hebben de 6 leden gemeend dat het goed was, deze zaak nog eens te bespreken. Nu zou hun verweten kunnen worden dat deze overwegingen ook de vorige vergadering hadden kunnen gelden, vooral voor de leden van den Raad, die hier al wat langer zitting hebben en die het dus konden weten. Spreker wil daar dan dit tegenover plaatsen, dat zij meenden te weten, dat der gelijke gevallen ook wel in andere gemeenten waren voorgekomen en dat die gemeenten er ook doorheen waren gekomen en er zich uit hadden gered. En in de tweede plaats wil spreker er de aandacht op vestigen dat het verzet van Burgemeester en Wethouders de vorige vergadering niet zoo krachtig is geweest, dat daardoor de indruk gewekt werd dat de gemeente in moeilijkheden zou komen door sectie-onderzoek. In 't algemeen staan de 6 leden ook op het standpunt dat sectie-onderzoek van de begrootingen wenschelijk is, vooral nu de Raad heel anders is samengesteld. Maar zij hadden, ten aanzien van de behandeling van dit jaar, daaraan niet willen vasthouden, als hun de vorige ver gadering ook gebleken was, dat de gemeente daarmee in moeilijkheden zou kunnen komen. Zij hebben daarom deze vergadering rneenen te moeten uitschrijven, ten einde Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid te stellen een beetje uitvoeriger mede te deelen of er zich werkelijk groote moeilijkheden zullen voordoen en of er geen officieuse weg is om daaraan te ontkomen. Als dat werkelijk het geval is dan geloven de 6 leden dat de leden, die voor sectie-onderzoek hebben gestemd, daarop terug zullen willen komen. De heer H. de Boer wil in de eerste plaats opmerken dat het wel heel gewichtige argumenten moeten zijn, die kunnen worden bijgebracht, alvorens gerechtvaardigd kan worden het beleggen van deze vergadering en eventueel het terugkomen op het besluit, dat de vorige vergadering met meerderheid van stemmen is genomen. De argu menten, welke den heer Oosterhoff en zijn mede-onder- teekenaren hebben gedrongen, heelt spreker nog niet vernomen. Wel is er gesproken van geruchten en mede- deelingen en nu wil spreker voor zich persoonlijk graag de verklaring afleggen dat, indien die geruchten en mededeelingen van zoodanigen aard mochten zijn, dat bij hem de indruk wordt gevestigd dat n/W-afhandeling van de gemeentebegrooting dit jaar ten gevolge zou hebben het in de war raken van de gemeente-financiën, hij dan ongetwijfeld over verschillende bezwaren zou kunnen heenstappen, althans dit ernstig in zich zou laten omgaan. Spreker heeft die argumenten echter nog niet gehoord. In de tweede plaats wenscht spreker op te merken dat het laatste woord, dat de heer Oosterhoff inzake deze kwestie heeft gesproken, bij hem een anderen indruk heeft gewekt dan het verzoekschrift zelve, omdat de heer Oosterhoff in laatste instantie heeft gezegd dat hij hier als 't ware gekomen is om ook nog overtuigd te worden. Hij en de andere onderteekenaars zijn dus ook nog niet overtuigd het spreekt, dat dit in een nog veel sterker mate het geval is met degenen, die niet het initiatief hebben genomen tot het beleggen van deze vergadering. Vooralsnog stelt spreker persoonlijk en hij veronder stelt ook de andere leden er groot belang in, welke zwaarwichtige argumenten dat wel kunnen zijn. De heer Oosterhoff heeft gezegd dat de woorden van den Voorzitter den vorigen keer niet den indruk hadden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 9