312 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923
Ik zei zooeven, aldus spreker, dat in de commissie nog
geen overleg heeft plaats gehad. En dat is toch naar mijn
meening het doel van de commissie. Er is hier meer
malen gezegd: het is een advies-commissie, welker uit
spraak niet meer waarde heeft dan een advies. Wettelijk
is dat volkomen juist. Maar, mijnheer de Voorzitter, met
dat doel is toch de commissie niet samengesteld, om
over bepaalde vraagpunten haar oordeel uit te spreken.
Integendeel, zij is samengesteld om tusschen de twee
partijen, de gemeentelijke overheid als werkgeefster en
het personeel als werknemer, overleg te doen plegen,
om, als men het niet eens is, door onderhandeling het
eens te worden. Spreker kan wijzen op hetgeen is ge
schied te Rotterdam; toen de commissie daar is inge
steld, heeft bij haar installatie burgemeester Zimmer-
mann o. a. dit gezegd:
„dat het nieuwe instituut zijn volle sympathie had,
ook al was het niet geheel in den vorm, zooals hij
tl ie het meest gewenscht achtte, verwezenlijkt."
Spreker meent dat de toestand hier ongeveer net zoo is;
hier is de vorm misschien niet heelemaal naar den
wensch van het college van Burgemeester en Wethou
ders en zoo was het in Rotterdam ook. Doch burge
meester Zimmerman zegt verder:
„Het belang van de gemeente is gediend met goede
samenwerking tusschen de leiding der diensten en de
ambtenaren en werklieden. Daartoe is niets beter, dan
met elkander te overleggen en toenadering tot elkaar
te zoeken."
Nu meent spreker dat, wanneer het college niets anders
doet dan schriftelijk aan de commissie te vragen: wat
dunkt U daar of daar van?, het dan wel het advies of
de meening van de commissie krijgt te hooren maar dat
er dan geen onderhandelingen zijn gevoerd, geen over
leg is gepleegd.
Spreker wil ook wijzen op wat Vliegen, de voorzitter
van zijn partij, zegt naar aanleiding van het gebeurde
in den Amsterdamschen Raad. Het Amsterdamsche ge
val, waarbij de werktijd is verlengd, wordt vaak als
voorbeeld aangehaald. Daar is inderdaad de werktijd
verlengd, doch dit is door en na onderhandeling en
overleg tusschen de beide partijen gebeurd. Vliegen
zegt o. a. dit:
„De behandeling van een interpellatie-Pothuis, in
den Raad over deze opzegging gehouden, had tot
resultaat, dat de meerderheid van den Raad de op-
zegging goedkeurde.
Nu vingen de onderhandelingen in het georganiseerd
overleg aan en na veel vergaderen kwam wethouder
Wierdels bij het college terug met het resultaat, dat
de organisaties toestemden in:
a. het betalen door de arbeiders van 3>/2 pCt.
pensioenpremie;
b. de invoering van de 48-urige werkweek in
1923, doch niet vóór Juli van dat jaar;
c. eenige kleinigheden, die hier niet ter zake doen.
Waar de wethouders Wierdels en Vos, die voor het
college van Burgemeester en Wethouders de on
derhandelingen voerdenmet veel verder strekkende
bedoelingen naar het georganiseerd overleg waren
gegaan (b.v. 8/2 pCt. pensioenpremie, afschaffing
vacantietoeslag, sterke loonsverlaging voor de jeug
digen e. d.). was het burgerlijk deel van het college
allesbehalve ingenomen met het feit, dat wethouder
Wierdels, in strijd met zijn mede-onderhandelaar Vos,
had toegeslagen en zich met het verkregene tevreden
had gesteld."
Spreker wil daar nu niet verder op ingaan; hij wil alleen
vaststellen dat vaststaat dat de verlenging van den
werktijd daar het resultaat is geweest van werkelijk
overleg en onderhandelingen.
Bovendien, de aanhef van de verordening de con
siderans zou men het kunnen noemen wijst er ook
op dat het in dien geest is bedoeld. Artikel 1 luidt als
volgt:
„Teneinde een geregeld overleg te doen plaats vin
den tusschenenzwordt een commissie
ingesteld."
„Teneinde een geregeld overleg te doen plaats vinden",
staat dus hier. Dat overleg kan niet plaats hebben als
het college volstaat met een vraag in te dienen, zelfs
over een belangrijk punt: „Wat is de meening van de
commissie hier of daarover?" Het heeft allen schijn dat
het college van Burgemeester en Wethouders de com
missie beschouwt als een commissie van onderzoek, een
studie-commissie, men zou kunnen zeggen als een auto
maat, waar men een vraag in stopt en er een advies uit
krijgt. Dat kan toch onmogelijk een goede gang van
zaken zijn.
In de commissie heeft men ook zijn afkeuring geuit
over dezen loop van zaken. Dat blijkt uit de notulen en
het rapport van de commissie van de vergadering, toen
de laatste maal de arbeidsverslechteringen aan de orde
zijn geweest. Spreker zegt juist „de laatste maal"
het ging toen over de kwestie dat Burgemeester en Wet
houders het oordeel der commissie vroegen om aan
nieuw aan te stellen personeel een lager salaris te geven
dan aan het bestaande omdat de notulen van die
vergadering uitvoeriger en juister waren samengesteld
dan die van vorige vergaderingen. Er is n.l. in de laatste
commissievergadering critiek geoefend op de samen
stelling van de notulen en inderdaad waren de notulen
van de laatste vergadering veel beter. Daarom haalt
spreker dit aan. Er is dan ontstemming geuit over dezen
gang van zaken en spreker kan dat aantoonen met het
slot van het rapport, dat door den secretaris der com
missie is opgemaakt en door de commissie is vastge
steld. Spreker zal dat gedeelte daarvan voorlezen; het
luidt aldus:
„Het heeft de commissie bevreemd, dat Uw college
telkens weer en kort na elkaar aan haar verzoekt om
over verslechtering van arbeidsvoorwaarden te advi-
seeren. Reeds 23 November verzocht Uwe vergadering
wederom advies over een soortgelijke zaak. Men
leidde hieruit af, dat óf een ernstige omstandigheid
in verband met den toestand der gemeente óf de
nieening, dat de commissie de aan haar oordeel onder
worpen punten niet ernstig onderzoekt, U tot deze
handelwijze voerde.
In verband met het laatstgemelde wil de commissie
er op wijzen, dat telkens punten aan haar om advies
worden toegezonden zonder argumentatie Uwerzijds,
zoodat de commissie, die buitenstaander is, moet af
gaan op hetgeen haar omtrent den toestand der ge
meente bekend is. De commissie verzoekt U om, zoo
Uw college de toestand zoodanig acht, dat verslech
tering der arbeidsvoorwaarden gebiedend noodzake
lijk is, dit men argumenten aan haar duidelijk te ma
ken. Uw college kan er van verzekerd zijn, dat de
commissie, zoo zij daardoor wordt overtuigd, hare
medewerking zal verleenen."
Dat de commissie in dit speciale geval, n.l. ten opzichte
van de 48-urige werkweek, een negatief advies uit
bracht, behoeft heusch niet te verwonderen. Want een
argument, waaruit de noodzakelijkheid daarvan blijkt,
ontbreekt ten eenen male. Zelfs is op een vraag uit de
commissie door den Voorzitter geantwoord dat men
over de kwestie niet eens had beraadslaagd in het col
lege. Hel schijnt dus dat deze zeer belangrijke zaak daar
zoo los is opgeworpen en dat het college van Burge
meester en Wethouders heeft gezegd: laten we de
meening van de commissie eens hooren en, gaat die met
ons mee, dan zijn wij van de moeilijkheid af. Maar dat
is toch niet een gang van zaken die noodig is; de partij,
die verslechtering wil, moet toch trachten met de tegen
partij tot overeenstemming te komen. Het college ik
meen dat dit uitdrukkelijk is vastgesteld heeft toch
toegang tot de commissie-vergaderingen en als dit niet
zoo was, dan moest dat geschapen worden; het college
wil hier verslechtering, het moet dus natuurlijk toegang
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923.
tot de commissie-vergaderingen hebben. Spreker weet
niet of het onkunde of onwil is van het college van Bur
gemeester en Wethouders. De heer Westra roerde al
even aan dat er een slecht contact of een minder goede
verstandhouding is tusschen het college van Burge
meester en Wethouders en de commissie. Dat is toch
een toestand, die zoo niet bestendigd kan blijven en die
in het belang der gemeente zoo spoedig mogelijk ver
dwijnen moet.
Om te trachten aan te toonen wat wel goed overleg
is, zal spreker zoo vrij zijn een voorbeeld uit het parti
culier bedrijf aan te halen. Stel U voor een patroon, die
voelt, dat zijn zaken achteruitgaan, die voelt, dat hij
zonder verslechtering van de arbeidsvoorwaarden van
zijn personeel niet langer de concurrentie met anderen
kan volhouden. Wat zal zoo'n patroon, als hij demo
cratisch denkt, doen? Hij zal zijn personeel bij zich
roepen en dan niet zeggen: wat dunkt U van 10 loons
verlaging?, want dan weet hij van te voren dat zijn
personeel zal zeggen: daar willen we niets van weten.
Maar hij zal zeggen: hier zijn mijn boeken, ge kunt zelf
nagaan hoe het er voor staat. Het gaat slecht, 't is
malaise, er moet wat gebeuren en nit wil ik met jullie
beraadslagen wat er gebeuren moet: de loonen verlaagd
met 5 of 10 de werktijd verlengd, de vacantietoeslag
ingetrokken of de kindertoeslag ingetrokken. Dat gaat
hij dan dus met hen bespreken. Maar spreker heeft
vooraf gezegd en dat stelt hij op den voorgrond
dat de patroon hun inzage geeft van zijn zaak, opdat
zij zelf kunnen oordeelen. Dat is het plegen van overleg.
Nu kan spreker zich voorstellen dat het college niet
zelf in de commissie wil verschijnen. Op zichzelf is dat
een standpunt, dat spreker niet schitterend acht. Maar
als Burgemeester en Wethouders daar niet zelf willen
verschijnen, dan hadden ze zich van te voren moeten
vergewissen of de vertegenwoordigers van de gemeente
op de hoogte waren van hun plannen en argumenten,
opdat die 7 leden werkelijk konden onderhandelen en
ook machtiging van het college hadden om, als niet
alles bereikt kon worden, met iets minder genoegen te
nemen en dus ook, als de tegenpartij hun overtuigde dat
alles, wat het gemeentebestuur voorstelt, niet billijk is,
de voorstellen terug te nemen.
Dat de commissie bereid is ook werkelijk overleg te
plegen en zaken te doen, blijkt ook uit een uiting van
den heer Staal, vertegenwoordiger van den Werklieden-
bond, die blijkens de notulen o. a. dit zegt:
„Het kan ook zijn, zooals in vele gemeenten het
geval is, dat Burgemeester en Wethouders het Geor
ganiseerd Overleg teveel vinden en het niet als ernstig
beschouwen. Spreker wil hier tegenover zeggen, dat
de hier vertegenwoordigde organisaties reëele organi
saties zijn, die hun verantwoordelijkheid zeer goed
gevoelen. Maar om te bereiken dat de organisaties
een eenmaal ingenomen standpunt opgeven, moet men
hen met deugdelijke argumenten van het noodzake
lijke overtuigen. Komen deze argumenten, dan is
spreker zeker bereid om mede te werken."
Spreker gelooft dat die uitspraak aan duidelijkheid niet
te wenschen overlaat.
In het stuk, dat het college overlegt, laat het eenigs-
zins doorschemeren, dat de commissie de zaak niet
ernstig behandelt. Spreker zou zich op enkele zinsneden
kunnen beroepen, maar zal die niet voorlezen. Maar het
is juist de grief van de commissie, dat naar haar mee
ning het college de zaak niet ernstig behandelt. Spreker
heeft zoopas aangetoond dat, blijkens de uitspraak van
den Voorzitter der commissie, deze belangrijke zaak
niet eens in beraadslaging is geweest in het college. En
nu komt, na het afwijzend advies van de commissie, het
college in den Raad met een voorstel tot verslechtering.
Nu moet het spreker toch van het hart dat dit wel een
zeer gemakkelijke wijze van doen is, maar dat men in
de eerste plaats maar een schijn van overleg gaat plegen,
als men de zaak aanpakt, zooals thans gebeurt en dat
het in de tweede plaats vrij gemakkelijk is om door den
Raad dergelijke voorstellen aangenomen te krijgen, maar
het niet zoo gemakkelijk is om in de commissie aan de
groene tafel, van aangezicht tot aangezicht met de
tegenpartij, deze te overtuigen van zijn standpunt en
de tegenargumenten te ontzenuwen. Want er zitten aan
de zijde van de gemeente weisprekenden, maar ook aan
de zijde van de werknemers is de welsprekendheid niet
met een kaarslicht te zoeken en weet men de zaak van
alle kanten te bekijken.
Maar stel nu eens voor een oogenblik dat de com
missie wèl een commissie van onderzoek, een studie
commissie zou zijn, zooals blijkbaar het college wil, en
neem aan dat het college de commissie een vraagpunt
doet toekomen om daarover advies te geven. In de
commissie zal men dan allerlei dingen onderzoeken, er
heel veel werk aan besteden en er zal een advies worden
gegeven aan Burgemeester en Wethouders om iets te
doen of niet te doen. Neem nu aan dat de commissie
adviseert om iets te doen en veronderstel dat het college
dan zegt wij zijn de commissie dankbaar voor haar
meening, maar we gaan er niet op in. Dan heeft de
commissie toch monnikenwerk gedaan. Ook van dat
standpunt kan men de commissie dus onmogelijk als
een studie-commissie beschouwen.
Ten slotte, indien de Raad met sprekers voorstel, om
het voorstel van Burgemeester en Wethouders opnieuw
naar de commissie van Overleg te zenden, accoord gaat,
dan hoopt spreker niet dat het gaat, zooals het is ge
gaan, n.l. zoo, dat er nog niets wordt bereikt. Dan moet,
naar de meening van sprekers fractie, de gelegenheid
open staan om werkelijk overleg te plegen. En dan zijn
er drie dingen mogelijk; spreker kan zich voorstellen dat
een vertegenwoordiger uit het college, n.l. de voorzitter
van de commissie, machtiging heeft om te onderhan
delen met de tegenpartij óf dat het college heeft een
andere onderhandelaar of dat het college eerst overlegt
met de zeven vertegenwoordigers der gemeente en het
dezen machtigt om uit zijn naam te onderhandelen met
de tegenpartij. Dan is het dus mogelijk overeenstemming
te bereiken. Dan is het mogelijk, wanneer dat het stand
punt van het college zal wezen, dat de werknemers door
de argumenten van het college zoo doeltreffend worden
overtuigd, dat zij daarin meegaan, het is ook mogelijk
dat men de argumenten gaat weerleggen zoo, dat het
college zijn voorstel terug neemt en het is ten slotte ook
mogelijk dat er overeenstemming wordt bereikt door
van beide kanten iets toe te geven. Als dan een dergelijk
advies van de commissie, dat het resultaat is van wer
kelijk overleg, in den Raad komt, dan twijfelt spreker er
geen oogenblik aan of de Raad zal unaniem met een
dergelijk voorstel accoord gaan. Spreker gelooft dat hij
het hierbij kan laten. Hij vraagt of het de bedoeling is
dat ook de technische herziening direct in behandeling
komt.
De Voorzitter: Dat lijkt mij het beste, zooals U wil.
De heer M. Molenaar wil dan daarover nog gaarne
even het woord.
Ten aanzien van de technische herziening der sala
rissen is er een voorstel van het college om het advies
der commissie van Overleg niet op te volgen. Spreker
zou dat wel willen doen. Waarom? Omdat dit advies
der commissie wèl is het resultaat van overleg. Er waren
voorstellen van de verschillende organisaties en deze
zijn in de sub-commissie uit de groote commissie gron
dig in studie genomen. De organisaties hebben hetzelfde
gezegd wat ook het college zegt, n.l. dat het geen tijd
voor salarisverhooging is, niet omdat dit niet noodig zou
zijn want de salarissen in Leeuwarden zijn nóg steeds
aan den lagen kant, ondanks de daling der index-cijfers,
spreker zal daar nu echter niet dieper op ingaan
maar omdat ook de partij van de werknemers wel inzag
dat in den tegenwoordigen tijd van teruggang en van
geschreeuw om bezuiniging een algemeene loonsver-