314 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923
hooging geen kans van slagen zou hebben. Dit echter
is geen salarisverhooging, zooals wij gewoon zijn, maar
het wegnemen van oneffenheden, van grieven die onmid
dellijk zijn geuit, een week nadat de laatste salarisher
ziening in 1920 haar beslag had gekregen. In de zitting
van 13 Juli 1920 zijn de loonen het laatst vastgesteld en
reeds den 21 en Juli heeft de Centrale Nederlandsche
Ambtenaarsbond gewezen op de fouten, die daarin zijn
gebleven.
Nu zegt het college het is nu geen tijd meer voor
dergelijke dingen en het zou ook consequenties schep
pen. Maar dat is toch niet de schuld van de betrokken
partijen, die bijtijds, n.l. een week er na, op de fouten
hebben gewezen. Door een samenloop van omstandig
heden is deze zaak nu pas, n.l. een half jaar geleden,
in de commissie ten einde gebracht. Ik druk, aldus
spreker, er uitdrukkelijk op, dat de commissie een half
jaar geleden uitspraak heeft gedaan en dat wij pas nu,
dus een half jaar daarna, deze zaak op de agenda krij
gen. Ik geloof dat de zaak zoo zit, dat U als Burge
meester de agenda samenstelt en dat het van U afhangt,
wanneer een dergelijke zaak op de agenda komt. Indien
U met opzet de zaak zoo lang, n.l. een half jaar, hebt
vastgehouden, indien dat het geval is, dan is dat een
kwestie van machtsmisbruik in Uw positie als Burge
meester, waartegen onze fractie dan met kracht wenscht
te protesteeren.
Doordat alzoo dit half jaar er bij is gekomen en mede
door het verdere oponthoud, zou het den schijn kunnen
hebben dat het nu in den loop van den tijd geen tijd meer
zou zijn om enkele salarissen te veranderen. Doch dit
is geen salarisverhooging maar recht voor onrecht, dat
4 jaren lang heeft bestaan. Spreker wijst er op dat men
in de sub-commissie tot overeenstemming is gekomen
en dat niet alle wenschen van de werknemers zijn ver
wezenlijkt. Men is door marchandeeren en door overleg
tot een compromis gekomen en het resultaat is geweest
dat het voorstel van de sub-commissie eenstemmig in
de volledige commissie is aanvaard. Dat voorstel komt
thans in den Raad. Het spreekt vanzelf dat spreker op
de onderdeden niet ingaat. Ons standpunt, aldus spre
ker, is steeds geweest, dat, wanneer een advies der com
missie, dat het resultaat is van overleg, komt in den
Raad, dan de Raad daarin moet meegaan en de zaak
niet in onderdeden moet gaan bekijken.
Bovendien zegt het college nog dat, wanneer men dit
advies der commissie aanneemt, dit consequenties
schept. A1aar dat schept heelemaal geen consequenties,
het betreft hier alleen het wegnemen van onbillijkheden.
Het college wijst nog op het feit dat de Secretaris inder
tijd een voorstel had omtrent het secretarie-personeel.
Maar dat is heel wat anders dat was werkelijk een
salarisverhooging voor een belangrijke groep. De Secre
taris heeft echter juist in de sub-commissie, waarin hij
was uitgenoodigd, naar spreker meent zijn voorstel terug
genomen, omdat hem toen duidelijk werd waarom het
g'ng-
Het voorstel van de commissie zal niet veel meer
kosten en consequenties zijn er niet. De heer Westra
noemde als kosten een bedrag van 3000.per jaar;
de gemeentefinanciën merken dat niet eens en de Leeu
warder belastingbetalers zullen daar ieder voor zich
niets van merken. De Raad dient dan ook deze zaak niet
af te wijzen, doch mede om het prestige en de waardig
heid van de commissie hoog te houden rust op den
Raad de moreele plicht dezen menschen recht te doen
en dus met het advies der commissie mee te gaan.
De heer Jansen heeft gewacht met het woord te vragen
totdat de groote partijen hadden gesproken. Als hij
thans bij de algemeene beschouwingen een oogenblik
het woord vraagt, dan is dat, om zijn groote teleurstel
ling uit te spreken dat zich hier een groep van raads
leden heeft samengetrokken ten koste van beginselen,
die bij een deel van die raadsleden aanwezig heeten te
zijn, ten koste van heilige beginselen. Wanneer het toch
juist is, dat het ook in de gemeentepolitiek gaat om
heilige beginselen waarmee spreker het volkomen
eens is dan is hem onverklaarbaar het feit, dat hier
menschen van zoo uiteenloopende belijdenis, van zoo
uiteenloopend standpunt en van zoo verschillenden aard
den moed hebben gehad om, met voorbijgaan van hun
beginselen, een macht te vormen in den Raad en aan
die beginselen geen recht hebben gedaan. Want spreker
heeft gewacht met deze dingen uit te spreken totdat de
begrootingsvoorstellen van het college van Burgemeester
en Wethouders den Raad zouden bereiken en hij had
minstens verwacht dat dit college, waarin thans minstens
twee leden zitting hebben, bij wie die heilige goederen
de voorrang geacht moeten worden te hebben, met voor
stellen zou zijn gekomen, waarbij aan die beginselen
recht zou worden gedaan. Maar niets is minder waar
dan dat en voor spreker persoonlijk is dit een zeer groote
teleurstelling. Want wanneer ooit de rechterzijde een
compromis had mogen sluiten, dan had zij dit moeten
doen zoo, dat aan de beginselen, die haar heilig waren,
recht wedervoer; dan had het grootste deel van de com
binatie, juist bestaande uit die menschen, bij wie het
gaat om de beginselen, onvoorwaardelijk moeten eischen
dat aan hun beginselen recht zou worden gedaan. Niet
de beginselen zijn echter de grondtoon geweest van het
overleg in de combinatie, maar het is hier de eerste
vergadering in September geweest spreker zal een
minder sterk woord gebruiken dan het woord „socia
listenhaat" van den heer De Boer macht en machts
bejag en zeteljacht.
Zoo moet spreker bij de algemeene beschouwingen
constateeren dat de heilige beginselen zijn verdoezeld
en verwaarloosd en ondergegaan in de machtspolitiek.
Er is geen enkel principe van de verschillende partijen
der rechterzijde bij de begrooting naar voren gebracht.
Waar is de Sabbatsheiliging, de Zondagsrust, waar is
de viering van den Goeden Vrijdag, waar de afschaffing
van de kermis? Er heeft den Raad geen enkel principieel
voorstel bereikt. Met die voorstellen is jaren lang door
het Protestantsche deel van de rechterzijde gewerkt ge
worden en ook bij de verkiezingen is men hiermee uit
gekomen. De heer IJ. de Vries kan wel even rustig zijn;
spreker constateert dat ook de heer IJ. de Vries in de
combinatie zitting heeft genomen ten koste van zijn be
ginselen, die hij heeft verdoezeld en verkocht uit zetel-
jacht. Dat moet hier gezegd, dat ook de heer IJ. de Vries
niet den moed heeft gehad om zijn beginselen in de
combinatie te werpen, want dan had hij die combinatie
ook moeten verlaten. Het ging hier alles niet om begin
selen maar enkel en alleen om de 13 plus 1 te krijgen,
om de macht in handen te krijgen. Daarbij komt nog
dat in die 14, in die menschen van de machtspolitiek,
ook nog 2 arbeidersafgevaardigden waren, die daaraan
hebben meegewerkt. De democratische elementen, die
in den Raad waren, hebben dus niets anders gedaan dan
het conservatieve bloc in Leeuwarden gediend.
Spreker meende dit bij de algemeene beschouwingen
te moeten vaststellen. Daarbij komt nog de zeer verzwa
rende omstandigheid voor de Christelijk-Historischen -
de heer H. de Boer heeft daar ook al op gewezen dat
zij bij hun standpunt hier, juist in tegenstelling met hun
standpunt bij de verkiezing van het college van Gede
puteerde Staten, er toe hebben meegewerkt om een lid
van de Katholieke fractie in het college te brengen. Dit
is mede gebeurd door de stemmen van de Christelijk-
Historischen, terwijl in hun bladen „De Banier" en „De
Nederlander" telkens weer tegen het Roomsche gevaar
wordt gewaarschuwd. De heer IJ. de Vries is buiten het
college gebleven maar heeft er toch aan meegewerkt om
Rome daarin vertegenwoordigd te krijgen, naar sprekers
inzicht zeer ten onrechte, omdat juist de grootste fractie
daarbij schipbreuk moest lijden.
Spreker heeft enkel en alleen deze dingen even willen
vastleggen, opdat het volk in Leeuwarden zal weten dat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923.
wel over de heilige beginselen wordt gesproken maar
niet daarnaar wordt gehandeld.
De heer Oosterhoff zegt dat hij van morgen, toen hij
naar deze vergadering toe ging, er wel een flauw ver
moeden van had dat dit jaar, minder nog dan eenig
voorgaand jaar, de zaken zouden worden afgedaan zon
der politieke beschouwingen. En ook had hij er wel een
flauw besef van dat zijn naam waarschijnlijk wel een
enkelen keer genoemd zou worden.
Spreker wil graag toegeven dat daartoe eenige aan
leiding bestond; inderdaad heeft hij in de hier zeer aan
gevochten combinatie een werkzaam aandeel gehad.
Toch denkt hij er niet over om thans in den breede te
antwoorden op datgene, wat naar aanleiding van de
verkiezingen, enz. in het midden is gebracht. Er zijn een
massa citaten geleverd uit allerlei bladen en men haalt
er van alles bij, zelfs wat er in de verste verte niet mee
te maken heeft. Spreker is van meening dat men den tijd
hier op nuttiger wijze kan besteden clan met zoover af
te dwalen.
Op een paar opmerkingen wil spreker graag ant
woord geven. In de eerste plaats is de opmerking ge
maakt en de schijn daarvan is werkelijk aanwezig
dat spreker met bijbedoelingen dingen zou hebben ge
zegd en gedaan, die indertijd door hem volkomen eerlijk
zijn gemeend, waarvan hij de vaste overtuiging had dat
zij juist waren. Hem is thans de pertinente vraag ge
daan of hij ernstig heeft bedoeld, wat hij had gezegd in
zijn voordracht, die hij had gehouden voor „Gemeente
belang" en bij de behandeling van de begrooting van
verleden jaar. Die vraag is voor spreker geen vraag,
omdat hij niet gewoon is iets te zeggen wat hij niet be
doelt. Wat hij heeft gezegd, is zijn ernstige meening
geweest en hij staat nog op dat standpunt; naar wat hij
toen wist en kon beoordeelen was het zijn innige over
tuiging, dat het verkeerd liep.
Wat nu de financieele omstandigheden betreft, geeft
spreker onmiddellijk toe, dat hij die te pessimistisch
heeft ingezien. Toen was er echter aanleiding voor hem
om te zeggen, wat hij gezegd heeft. Als men nagaat
spreker zal niet alle bijzonderheden noemen dat
van het saldo, dat verleden jaar op de begrooting voor
kwam, een bedrag van 158.000.— uit een omzetting
van de begrooting van Gemeentewerken voortsproot,
dan was er alle aanleiding om er op te wijzen, dat op
dit bedrag niet weer viel te rekenen. En, zooals de er
varing nu reeds heeft geleerd, er is niet meer een extra-
uitkeering van het Rijk ontvangen, zoodat er voor hem
dus alle aanleiding was om er voor te waarschuwen
deze niet op de begrooting te brengen. Dat maakt met
elkaar al een bedrag van 3 ton. Spreker was toen in de
volle overtuiging, bij wat hij heeft gezegd, dat hij juist
zag. En nu is het wel waar, dat de financieele toestand
zich op 't oogenblik iets gunstiger laat aanzien, maar
men moet zich daaromtrent toch ook al weer niet te
groote illusies maken. Burgemeester en Wethouders
zeggen zelf dat de uitgaven zuinig zijn geraamd en dat,
als werkelijk blijkt, dat het totaalcijfer van aanslag voor
den Hoofdelijken Omslag kan worden gesteld op
25.000.000.het heffingspercentage van 4 is te
handhaven, doch dat anders een hooger percentage moet
worden geheven. Op het oogenblik is dus de toestand
nog niet zoo rooskleurig te noemen, maar spreker geeft
toe, dat hij zich gunstiger laat aanzien dan verleden jaar
het geval was.
Door den heer De Boer is gezegd dat het donker
inzien van den toestand en de wijze, waarop spreker zich
daarover heeft uitgelaten, eigenlijk wel wat in strijd is
met de liefde voor onze stad, die spreker heette te heb
ben. Spreker heeft altijd geleerd dat onze grootste vriend
is de vriend, die onze feilen toont en waar spreker nu
juist op allerlei omstandigheden heeft gewezen, die be
denkelijk waren voor onze stad, meent hij, dat hij daar
mee een grooter bewijs van liefde heeft gegeven voor
onze stad, dan dat hij had gedacht: laat 't maar komen,
zooals het komen wil.
In de tweede plaats is gesproken over de benoeming
van de wethouders door de combinatie. Spreker zou, in
verband met wat de heer Jansen heeft gezegd, er spe
ciaal de aandacht op willen vestigen hij dacht dat
men dit ook wel wist dat de combinatie alleen is aan
gegaan voor de benoeming van de wethouders en de
keuze van de verschillende leden in de commissies.
Zoodat hier, naar sprekers meening, van een verzaken
van beginselen geen sprake kan zijn. Er is geen com
binatie aangegaan om de komende 4 jaren te regeeren,
doch er is alleen een combinatie aangegaan voor de
wethoudersbenoeming. Zij berust alleen op dit feit
zooals spreker ook den heer Collet heeft meegedeeld
dat men het wenschelijk vond om den invloed van de
sociaal-democraten te verkleinen. Spreker heeft dit vol
komen eerlijk tegen den heer Collet gezegd en dit is
ook de eenige bedoeling, die er achter zit.
De heer H. de Boer heeft verder gevraagd of spreker
niet voelde voor evenredige vertegenwoordiging en hij
heeft een advertentie aangehaald; waaruit zou moeten
blijken dat dit wèl het geval is. Nu wil spreker opmerken
dat voorbeelden nog geen argumenten zijn en dat men
in het eene opzicht kan zijn voor evenredige vertegen
woordiging, terwijl men in een ander opzicht dat niet is.
In colleges en lichamen, waar het gaat om partijschap
pen, is spreker daar voor. Maar hij wou dat wij nooit
het onzalige oogenblik hadden gehad, waarop de even
redige vertegenwoordiging ook voor gemeentebesturen
is ingevoerd; hij gelooft dat dit een vloek is, omdat thans
niet meer de meest geschikte personen maar vooral po
litieke personen daarin worden gekozen. Spreker zou nu
dit willen zeggen: omdat men gedwongen is tot even
redige vertegenwoordiging bij de samenstelling van den
Raad behoeft men deze niet verder te dulden en behoeft
het dus ook volstrekt niet de bedoeling te zijn deze toe
te passen bij de samenstelling van het college van Bur
gemeester en Wethouders. AAaar al stond men op het
standpunt dat men dit wèl moest doen, dan was één
zetel in het college voor de heeren sociaal-democraten
te weinig en twee te veel. Eén zetel heeft de combinatie
hun willen geven. Men had te kiezen en waar men van
het beginsel uitging: verkleining van den invloed der
sociaal-democraten, spreekt het vanzelf dat men één
wilde geven. Dat is volkomen logisch.
Spreker zal niet terugkomen op het schriftelijk debat,
dat hij met den heer Collet in de krant heeft gehad. Die
zaak is voldoende uitgeplozen en het is in het openbaar
gebeurd, waarom spreker het niet noodig acht, daarover
in den Raad opnieuw te beginnen.
Spreker wenscht nu enkele, meer zakelijke, punten te
bespreken, die moeilijk bij de artikels zijn onder te
brengen. Hij wil in de eerste plaats zijn vreugde uitspre
ken over de nieuwe inrichting van de begrooting, die
den leden voor de eerste maal wel een heeleboel werk
gaf, omdat het niet gemakkelijk was zich daarin te
werken, waar de vergelijking met vorige jaren ontbrak,
maar waardoor een vaste lijn zal worden getrokken, die
het in de toekomst gemakkelijker zal maken een juist
inzicht te krijgen van de gemeentefinanciën. Spreker
heeft nog wel eenige aanmerkingen, maar deze zal hij
bij de betrekkelijke artikelen wel ter sprake brengen.
In de tweede plaats zou spreker een voorstel willen
doen. Bij de behandeling van de begrooting en de voor
bereiding daarvan en bij het nazien van de rekening der
gemeente in de commissie, belast geweest met het on
derzoek daarvan, heeft spreker gezegd dat het hem is
gebleken, dat er verscheidene commissies zijn die de
begrooting niet beschouwen als de maximum-uitgaven,
waartoe zij mogen gaan. Wij zien ieder oogenblik dat
de begrootingen van verschillende lichamen in onze stad
soms op ergelijke wijze worden overschreden; er wordt
dan maar een verhooging aangevraagd, eenvoudig met
de toelichting: wij kunnen niet uit komen. Spreker heeft