316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923 al eens meer gezegd, dat deze toelichting eigenlijk wel iets had van een voor-den-gek-houderij. Hij zou nu Burgemeester en Wethouders in overweging willen ge ven om tot alle corporaties spreker zal er geene noemen om niet den schijn te wekken dat hij een be paalde op 't oog heeft die met de gemeentefinanciën te maken hebben, een aanschrijving te richten, waarin wordt meegedeeld dat overschrijding van de begrooting niet meer wordt toegelaten en dat, als men ziet aanko men dat de begrooting zal moeten worden overschreden, men zich dan onmiddellijk tot den Raad dient te richten, teneinde een verhooging van den betrokken post te vragen. Dit lijkt spreker thans ook meer noodzakelijk, omdat Burgemeester en Wethouders hebben gezegd, dat de begrootingen zuinig in elkaar zijn gezet, zoodat men dus geen kromme sprongen kan gaan maken. Spreker wil verder nog eenmaal terugkomen op een onderwerp, dat hij ook verleden jaar heeft besproken. Hij zal daaromtrent thans geen voorstel doen, maar hij kan zich toch in de verste verte niet vereenigen met de toelichting en motiveering van het college omtrent de kwestie: verdeeling van de algemeene onkosten. Spreker wil toegeven dat het onderwerp niet van zoo heel groote beteekenis is; of een bedrijf aan die onkosten zelf een bedrag uitgeeft en daardoor het saldo en daarmee dus ook het bedrag, dat aan de gemeente wordt overge dragen, kleiner is, of dat de gemeente de uitgaaf voor algemeene onkosten niet van het bedrijf terug krijgt maar die zelf doet, komt ten slotte op hetzelfde neer. Maar de bewering, dat men door het laten betalen van een deel der algemeene onkosten alléén bij de rendeerende bedrijven een zuiverder toestand krijgt, kan spreker ab soluut niet toegeven. Theoretisch laat het zich denken dat bij het in uitgaaf brengen bij een bedrijf van een deel der algemeene onkosten het tekort zoo groot wordt, dat de prijs van het geleverde product of de vergoeding voor de verleende diensten zou moeten worden ver hoogd. Spreker lijkt het dat de eenige zuivere manier is, al is het dan theoretisch, dat men van de algemeene onkosten een deel vraagt van ieder bedrijf. Hoe Burge meester en Wethouders kunnen schrijven dat op de nu gevolgde wijze een zuiverder beeld wordt verkregen, is spreker een raadsel. Dan zou spreker eenige opmerkingen willen maken naar aanleiding van drie voorstellen van Burgemeester en Wethouders: de verlenging van den werktijd, afschaf fing van den vacantietoeslag en niet-toelating van de technische herziening. Spreker zat in de commissie voor Georganiseerd Overleg, toen die zaken in behandeling zijn geweest en hij heeft daar toen de opmerking ge maakt dat het hem ook niet juist voorkwam dat Burge meester en Wethouders in de commissie niet komen met positieve voorstellen. Spreker heeft daarbij deze woorden gebezigd, dat hij het eigenlijk beneden de waardigheid van het college vindt, dat dit eerst bij de commissie ging informeeren hoe men over de zaak dacht, voordat het zelf zijn voorstel ging formuleeren en dat de commissie nuttiger werk zou kunnen doen, wanneer het college daar kwam met positieve voorstellen. Op grond daarvan kan spreker, als inderdaad later de kwestie van de 48- urige werkweek op dezelfde wijze is behandeld, mee gaan met het denkbeeld van den heer Molenaar, dat het college zijn voorstel gemotiveerd en geargumenteerd aan de commissie gaat voorleggen. Wat verder deze kwestie betreft, die vraag is gedaan in denzelfden tijd toen Burgemeester en Wethouders kwamen met het voorstel om het heffingspercentage van den Hoofdelijken Omslag te verlagen tot 4 Om nu te voorkomen dat men den indruk krijgt, dat spreker op het oogenblik op een ander standpunt staat dan toen wil hij zeggen, dat hij toen voor een vermeerdering van de werktijden absoluut niets voelde. Niet, omdat hij een tegenstander daarvan is, integendeel, hij stelt zich voor dat die verslechtering gemakkelijk zou zijn te dragen en dat zij door zeer velen wordt gewenscht. Spreker heeft daartegen toen bezwaar gehad, omdat men op het oogenblik dat het heffingspercentage werd verlaagd van 6i/2 tot 4 meteen kwam met die verslechtering. Hij achtte dit zoo in flagranten strijd met elkaar dat hij zijn stem daar toen tegen heeft gegeven. Spreker zou er nu voor kunnen voelen, maar zou er prijs op stellen dat de commissie deze zaak eerst kreeg te beoordeelen met de argumenten van het college er bij. Met het voorstel van het college omtrent het vacantie- geld kan spreker volkomen meegaan. Dit is, zooals Bur gemeester en Wethouders ook zeggen, altijd een buiten kansje geweest buiten de salarieering en spreker zou er voor wezen dat dit nu kwam te vervallen. Wat het andere punt betreft, wil spreker zich nog graag even zijn stem voorbehouden. Hij heeft in de com missie voor Georganiseerd Overleg voor de technische herziening gestemd, hij zat ook in de sub-commissie. Het wil hem nu voorkomen dat nadien de omstandig heden niet in die mate zijn veranderd en dat de index cijfers dit ook niet uitwijzen, dat hij van zijn standpunt terug moet komen. Spreker wenscht zich echter zijn eindoordeel hieromtrent voor te behouden, tot hij hier over de nadere besprekingen, ook van den kant van Bur gemeester en Wethouders, heeft gehoord. Te 4.15 uur namiddags wordt de vergadering ge schorst. Te 4.30 uur namiddags wordt de vergadering her opend. De heer Koopmans vraagt het woord, om even terug te komen op hetgeen de heer H. de Boer heeft gevraagd, n.l. op welke manier de heer Scheltema hier zit. De heer li. de Boer heeft daarbij ook erkend dat hij niet weet op welke manier de heer Scheltema hier is gekomen. Wanneer de heer H. de Boer dat niet weet, dan had spreker het ook royaler van hem gevonden, wanneer hij hierover had gezwegen. Spreker heeft zich afgevraagd waarom de heer H. de Boer, hoewel daartoe voor hem geen aanleiding bestond, er toch toe gekomen isi om deze zaak te behandelen. Spreker kan daar geen andere verklaring voor vinden, dan dat getracht wordt tegen zijn groep en speciaal tegen den heer Scheltema een zekere stemming te wekken. Nu zit spreker hier allerminst om hier de interne aan gelegenheden van zijn groep, die ongetwijfeld in de raadsvergadering niet thuis hooren, te behandelen en hij zal daar dan ook zoo weinig mogelijk over spreken. Hij gelooft, dat ook de partij, waartoe de heer De Boer behoort, haar interne aangelegenheden niet in de raadszaal ter sprake zal brengen. Doch juist om elke verkeerde indruk omtrent de vraag, hoe de heer Schel tema hier is gekomen, weg te nemen, wenscht spreker hier even nadrukkelijk te verklaren dat de heer Schel tema zijn plaats in den gemeenteraad volkomen recht matig heeft ingenomen, 't Is waar, er was inderdaad tusschen de candidaten van sprekers groep afgesproken, dat degenen, die minder stemmen kreeg, zijn plaats zou ruimen voor hem, die meer stemmen kreeg. Maar er kwamen onder de hand allerlei omstandigheden naar voren, die het noodzakelijk maakten van het oorspron kelijk plan terug te komen. Toen is er een nadere af spraak gemaakt, waarbij aan den heer Scheltema de plaats is ingeruimd, die, wanneer „Leeuwardens Ge meentebelang" zich aan de volgorde had gehouden, aan een ander was toegekomen. Spreker kan zich voor stellen, dat het verschijnen van den heer Scheltema hier een eenigszins vreemden indruk heeft gewekt, maar spreker wil met nadruk zeggen: de heer Scheltema zit hier volkomen rechtmatig. Verder zou spreker nog een kort woord willen zeggen naar aanleiding van wat de heer K. de Boer heeft ge vraagd. Deze heeft iets voorgelezen uit het verkiezings- krantje, dat indertijd door „Gemeentebelang" is ver spreid en vraagt nu aan spreker of hij het daarmee eens Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 317 is. Och, mijnheer de Voorzitter, aldus spreker, ik geloof dat het een novum zou wezen, wanneer iemand, die pas is verkozen voor den gemeenteraad of in het algemeen voor een vertegenwoordigend lichaam, voor zijn reke ning zou moeten nemen alle verkiezingslectuur, die door zijn groep is verspreid. Spreker gelooft dat een dergelijke vraag, als de heer De Boer doet, nooit gesteld moet worden aan iemand, die pas verkozen is en hij gelooft dat het hier niet de plaats is om op een dergelijke vraag te antwoorden. Spreker wil er in 't algemeen bijvoegen dat in den tijd van de verkiezingen allerlei verkiezings kranten worden verspreid en dat die verkiezingskranten heel vaak soms erg hyperbolisch zijn ingekleed. Denk baar is dus zeer wel dat men niet heelemaal accoord behoeft te gaan met den inhoud van de krant, waarvan men zelf dikwijls heelemaal niet medewerker is geweest. Spreker meent hiermee te kunnen volstaan. De heer IJ. de Vries merkt op dat hier al heel wat is gesproken. De heer K. de Boer: Hier kon een punctum staan. De heer IJ. de Vries vervolgt dat nu feitelijk de kwestie zoo staat, dat de Christelijk-Historische fractie niet in erge mate is aangevallen, zelfs in deze zitting door de sociaal-democraten een- en andermaal is ge prezen. Even na de verkiezingen, aldus spreker, is mij door de sociaal-democraten meegedeeld dat ons verkie zingsblad het beste en eerlijkste was, dat was uitge geven, men heeft dat tot twee maal toe gezegd, maar er toen aan toegevoegd: behalve het onze. Toen had men dus gevoeld dat men iets had gezegd, dat politiek niet door den beugel kon. Maar het bewijs, dat hun mee ning, toen geuit, thans nog waarheid is, is hier geleverd: de Christelijk-Historische fractie is niet aangevallen maar geprezen. Dat doet mij buitengewoon veel genoe gen. Feitelijk heb ik nu niet veel te zeggen en ik zal daarom alleen op een paar vragen, die zijn gesteld, ant woorden. De andere fracties, die zijn aangevallen, zullen zich ieder voor zichzelf wel verantwoorden voor de Anti- Revolutionnaire fractie zal dat straks ook wel een ander doen. De brochure-Van Buuren heeft spreker nooit voor zijn rekening genomen, hoewel hij gelooft dat deze niet met een bepaald verkeerde bedoeling is geschreven, maar dat de schrijver door gedeeltelijke onbekendheid wel in een paar dingen heeft gefaald. Wat de heer Oosterhoff ten opzichte van de combi natie naar voren heeft gebracht, kan spreker volkomen onderschrijven. Het doel van de combinatie is geweest den invloed van de sociaal-democraten te breken. Maar, aldus spreker, ik verklaar het als een pertinente onwaar heid ,als de heeren zeggen dat zij uit het college zijn gestooten, dat wij hen daarin geen plaats hebben ge geven, dat zij daarbuiten zijn gehouden. Zoo goed als zij eischen in alle commissies hun invloed te doen gelden en daarin vertegenwoordigd te zijn, al is het maar met één, was het ook hun recht vertegenwoordigd te zijn in het college en wij hebben gezegd: gij zult ons daar een pleizier mee doen, wij achten dat in het belang van de stad Leeuwarden. Op een interruptie antwoordt spreker: dat is geen draaien, absoluut niet, maar de heeren draaien. Spreker zal ook niet komen in de interne aan gelegenheden van de S. D. A. P., maar het is toch be kend dat er een geweldige strijd is geweest over de vraag zullen we één zetel aannemen, ja of nee, dat twee-derde op die vergadering was voor niet-aannemen en een derde voor het aannemen van die eene zetel en dat juist voor dat een derde deel, naar sprekers meening, het woord is gevoerd door de vooraanstaande menschen in de S. D. A. P. Dat feit zal men niet mogen verdon keremanen en als de heeren nu zeggen dat zij buiten het college zijn gestooten, dan is dat niet waar, dan is dat een grove leugen, omdat de heeren niet gewild heb ben. De heeren wenschten twee zetels, twee of niets. Spreker is het volkomen eens met den heer Oosterhoff, hij is blij dat de evenredige vertegenwoordiging bestaat, maar hij gelooft niet dat de besturen daarnaar altijd moeten zijn samengesteld. Als de meerderheid hier dan een anti-socialistisch bloc wordt genoemd, dan is dat niet waar, want dan had de verhouding 16 tegen 11 moeten zijn. En dan vraagt spreker zich af of elk even veel recht van spreken moet hebben. Dan moet men de geschiedenis van 4 jaar geleden niet vergeten, dat toen rechts vroeg om een zetel en dat toen de heeren sociaal democraten met 3 anderen 10 plus 3 is 13 de andere 12 in een hoek hebben getrapt en die niets kon den krijgen De heer Muller: Niet waar! De heer IJ. de Vries Er zaten toen 2 sociaal democraten in het college en 2 heeren van den Vrijheids bond, de heeren Schoondermark en Berghuis. De heeren moeten werkelijk geen aanmerking maken op de houding van de combinatie. De heer H. de Boer vindt het buiten gewoon erg, spreker vindt het niet zoo heel erg; maar hij vindt het jammer. Hij vindt het werkelijk jammer dat de sociaal-democraten niet den invloed hebben wil len gebruiken, die zij konden krijgen. Afaar het was bij hen ook machlswellust, zij waren op hun eer gesteld en zij hebben gezegd: wij willen niets of alles, wij willen de lakens uitdeelen. De heer K. de Boer heeft na Sep tember al twee maal gedreigd met: als wij onzen zin niet krijgen, zullen wij wel wegen vinden om onzen zin door te voeren. Het komt spreker voor dat het gemeente belang daarmee niet gediend zal zijn en hij meent dat men hier toch zooveel mogelijk het belang van de stad moet zoeken. Hij wil absoluut niet ontkennen dat de sociaal-democraten van hun standpunt ook het belang van de stad zoeken en op de bres staan voor het be vorderen van het onderwijs als verzorging van de gees telijke goederen. De heer K. de Boer zal in zijn oog die dingen als geestelijke goederen accepteeren, spreker en de zijnen voor hunne kinderen niet, daaromtrent bestaat verschil van inzicht. Spreker wil niet ontkennen dat men hier de materieele kwesties verbazend naar voren heeft willen brengen en die werkzaamheden heeft willen af wikkelen. Hij vindt dat systeem zelfs mooi; al is hij het met de geestelijke richting niet eens. Maar hij acht het juist zoo moeilijk dat die zaken altijd moeten gaan langs den weg van Staats- en gemeentelijke instellingen. Spreker staat meer op het standpunt van het particulier initiatief. Een vorige zitting is door den heer Dijkstra bij de kwestie van de sneeuwopruiming gezegd dat het particulier initiatief had gefaald, spreker wil ook een klein voorbeeld geven wat het vermag. Hij wil wijzen op het petitionnement tegen de Vlootwet; dat wees uit wat ook het particuliere initiatief vermag, als het draait om een kwestie, waar de menschen werkelijk voor zijn, 't zij dan terecht of ten onrechte, of het goed of verkeerd is. Het particulier initiatief is machtiger dan Staat of gemeente, als men maar voelt dat er een ziel in ligt. Waar sprekers fractie niet is aangevallen, wil hij kort zijn en alleen nog een kleine opmerking maken over hetgeen de heer Jansen heeft gesproken. De heer K. de Boer: Het geweten van de rechterzijde! De heer IJ. de Vries heeft, toen hij den heer Jansen hoorde, bij zichzelf gedacht: Hebben we daar nu iemand, die 4 jaren lang lid van den Raad is geweest Die spreekt daar een oordeel uit over partijen en een partij, die zelfs nog niet gesproken heeft en die misschien reeds zijn veroordeeld, voor zij iets gezegd hebben. De heer Jansen is in 't bijzonder de Christelijk-Historische Partij en de persoon van den heer IJ. de Vries aangevallen, 't Schijnt dat deze de nachtmerrie van den heer Jansen is. Spreker moet zich werkelijk verwonderen, dat iemand zoo kan spreken. Straks bij de begrooting zal spreker

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 14