318 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923.
bij de betrekkelijke artikelen misschien nog wel op en
kele dingen wijzen. De heer Jansen zegt dat dit ge
mengde college niet met voorstellen kan komen en heeft
met een verbazend pathos enkele malen over de heilige
beginselen gesproken. Ja, woorden zijn gemakkelijk.
Maar zoo'n gemengd college moet zich eerst inwerken,
waarvoor spreker het graag een jaar den tijd wil laten,
om dan met het systeem van den heer Jansen te komen.
Zou men dat nu willen toepassen, dan zou dat een op
geblazen windbuil zijn, die bij het minste stootje uit
elkaar zou spatten. Wanneer men, alvorens met de
zaken op de hoogte te zijn, het systeem van den heer
Jansen zou toepassen, zou men dat hier krijgen. Het
spijt spreker dat de heer Jansen dit heeft naar voren ge
bracht; dat hij totaal mis is, valt alleen reeds te con-
stateeren uit het feit, dat hij zooveel bijval heeft gevon
den bij de sociaal-democraten. Ataar spreker wil zeggen
dat zijn systeem niet deugt.
Dan heeft de heer Jansen durven zeggen dat de Chris-
telijk-Historischen uit zijn geweest op zeteljacht. Spreker
kan niet weten waarom, hij zou daarvan dan ook zeer
graag een bewijs willen zien. In hun verkiezingsblad is
geen bewijs van zeteljacht te vinden. Het beginsel van
de Christelijk-Historische partij is, dat zij gaat strijden
niet om de macht van het beginsel, maar om den invloed
van liet beginsel, dat is haar wapenspreuk. Sprekers
partij is blij als zij een zetel hier of daar mag hebben,
om, als de gelegenheid zich voordoet, haar beginsel tot
uitdrukking te brengen. Maar, hetzij dat men het goed-
of afkeurt, verder gaat het verlangen van de partij naar
een zetel niet. Of is het de bedoeling dat spreker of zijn
collega graag een wethouderszetel zou willen hebben?
Ja, wat men graag wilMaar zoo lang men dat niet
heeft, kan men niet beschuldigd worden van zeteljacht,
is dit niet te bewijzen.
Hier zijn nog meer dingen naar voren gebracht, maar
om de discussies niet te rekken en ook, omdat spreker
er verder geen gemeentebelang in ziet, zal hij die laten
rusten. Alhoewel spreker, waar zijn partij is voor Zon
dagsrust, nu wel kan zeggen dat hem ten opzichte van
den post Ijsbanen is meegedeeld, dat de menschen, die
daar in de week staan, daar ook Zondags moeten staan
en dat, als zij dit niet willen, zij ook in de week niet
worden geplaatst. Spreker protesteert daartegen dat die
menschen dan worden uitgesloten. En als er meer van
die punten zijn, aldus spreker, om op te wijzen, dan
zullen wij eischen dat de menschen vrij zijn; zoodra er
meer van die punten zijn, zullen wij voor de menschen
gelegenheid tot Zondagsrust en tot Zondagsheiliging
vragen.
De heer Weima had aanvankelijk niet gedacht bij de
algemeene beschouwingen het woord te voeren. Hij heeft
als nieuw raadslid deze met belangstelling aangehoord,
maar is inderdaad door de algemeene beschouwingen
teleurgesteld, omdat hij had verwacht dat deze speciaal
zouden loopen over de begrooting. Hij had gedacht dat
men daarover zou spreken, maar het blijkt dat de be
sprekingen zijn gerekt en gerekt, dat er van alles en nog
wat bij komt en dat men er een heele boel zaken bij
haalt, die er niets mee te maken hebben. Spreker hoopt
zich voor het volgend jaar beter te prepareeren, maar
kan nu in dit geval toch niet nalaten enkele bemer
kingen te maken.
De heer IJ. de Vries heeft gezegd dat de Christelijk-
Historische partij niet is aangevallen, eigenlijk sprekers
partij ook niet. Toen de brochure-Van Buuren is be
sproken heeft men van de overzijde den heer Hofstra en
spreker aangekeken, alsof het toen meer speciaal hen
gold. Spreker stelt er prijs op, namens zijn partij hier
de verklaring af te leggen dat de brochure-Van Buuren
met de Anti-Revolutionnaire Partij niets te maken heeft
en los van die partij voor eigen rekening en verant
woording van den schrijver is geschreven. Dat wil niet
zeggen dat er niet menschen in sprekers partij zijn, die
daar niet iets goeds in vinden, maar dat heeft met deze
zaak niets te maken. Spreker heeft gevoeld dat de heeren
meenden dat zijn partij debet stond aan die brochure.
Wat betreft de combinatie, wil spreker zeggen dat
daarin niets anders is besproken, bepaald en besloten dan
wat betreft de wethoudersverkiezing en de verkiezing
van de verschillende commissies. Verder is men niet ge
gaan. In aansluiting daarop en naar aanleiding van wat
de heer Jansen heeft gezegd: daar hebben we nu de hee
ren van de rechterzijde, nu zien we wat ze aandurven;
voor de materieele belangen komt men nu op maar van
de geestelijke moet men niets hebben, wil spr. hier ver
klaren, dat de Anti-Revolutionnaire Partij ook in den
gemeenteraad haar beginselen nooit zal verzaken. Die
zullen wel naar voren komen, de heer Jansen kan daar
van verzekerd wezen. Die beginselen zullen hier wel
worden verdedigd, omdat spreker meent, dat de anti-
revolutionnaire beginselen zeker het belang van de ge
meente Leeuwarden kunnen en zullen behartigen.
Spreker heeft al gezegd dat hij had gedacht dat bij
de algemeene beschouwingen een heele hoop zaken niet
naar voren zouden zijn gekomen. Daarom zou hij er
zich ook toe bepaald hebben om straks bij enkele dingen
het woord te voeren. Maar spreker wil dit nu toch even
aan het adres van den heer Jansen vastleggen, dat deze
niet moet meenen dat de Anti-Revolutionnaire Partij met
verzaking van haar beginselen, zich heeft vastgeklemd
aan een comité van verschillende heeren. Wij hebben,
aldus spreker, daarmee bereikt, wat wij anders niet be
reikt zouden hebben en ik sluit mij aan bij wat de heer
Westra voor enkele weken heeft gezegd: ook wij als
Anti-Revolutionnairen meenen dat onze beginselen het
beste worden gediend en het veiligste zijn daar, waar
wij worden vertegenwoordigd door onze menschen.
Door de combinatie is een van onze menschen in het
college gekomen wat, naar ik veronderstel, anders niet
gebeurd zou zijn. Daarom hebben wij ons er bij aan
gesloten en ik kan U verzekeren dat wij daarvan tot nog
toe heusch geen spijt hebben.
De Voorzitter zegt dat het de bedoeling is dat Bur
gemeester en Wethouders thans ook in eerste instantie
spreken, hij gelooft dat dit beter is. Spreker wenscht
daarom nu enkele punten namens het college naar voren
te brengen en de verschillende heeren te antwoorden,
voorzoover dit niet door een van de wethouders zal
worden gedaan.
Spreker wil dan beginnen met den heer Westra. Deze
heeft nog, meer dan een van de andere leden, gedaan,
wat de heer Weima had gedacht. Spreker gelooft echter
dat, wat de heer Weima zich had voorgesteld, een illusie
is en ook in de toekomst wel een illusie zal blijven; elke
begrootingsvergadering toch zijn dergelijke discussies
naar voren gekomen.
De heer Westra heeft meer speciale punten naar voren
gebracht en ook een woord genoemd, dat tegenwoordig
veel wordt gebruikt, het woord „bezuiniging". Hij wil
graag bezuinigen, spreker zou zeggen, dat willen we
allen wel. Maar als men dat wil, dan moet er eerst kans
zijn om te bezuinigen. Als de heer Westra zou zeggen
dat hij wil bezuinigen op de bestaande dienstvoorwaar-
den van het personeel en daarop en daarop, dan wist
men wat. Maar hij zegt dat hij in 't algemeen de finan-
cieele lijn een beetje wil aanhalen. Dat zijn wel heel
mooie woorden, maar het is niet om te doen, of men
moet weten waar en hoe. Spreker gelooft dat, als de
heer Westra voorbeelden geeft, men hem graag zal
willen helpen die lijn strakker aan te halen, als daar kans
op is. Zoolang inen de arbeids- en dienstvoorwaarden
van het personeel niet aantast, zal er niet veel zijn te
bezuinigen; daarbij is een van de groote punten, dat kan
vervallen, maar voor de rest zijn het eigenlijk punten,
die men zich weliswaar wat royaler of wat minder royaal
kan denken, maar die ten slotte toch op de begrooting
moeten voorkomen. Als de heer Westra als voorbeeld
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 319
noemt de rente van kasgeld, waarbij hij de financieele
lijn wat wil aanhalen, dan gelooft spreker, dat de heer
Westra zich daarbij een beetje heeft vergist, of over 't
hoofd heeft gezien dat de rente van kasgeld niet wordt
betaald aan den kassier, maar aan de gemeente. De
bedrijven leenen n.l. niet van den kassier maar van de
gemeente, doordat wij in de gelukkige (of ongelukkige)
omstandigheid verkeeren, dat wij zooveel kasgeld heb
ben, dat we den kassier voorloopig kunnen missen. De
bedrijven leenen dus, als het noodig is, van de gemeente
en aan de gemeentekas wordt de rente vergoed, die is
vastgelegd bij elke verordening op het beheer van de
verschillende bedrijven. Als de heer Westra dus, spre
kende over het aanhalen van de financieele lijn, zegt,
dat we zelf een heeleboel geld in kas hebben en dat dit
betrekkelijk weinig rente opbrengt, dan is dat waar.
Maar als hij aan den anderen kant zegt, dat aan de
kassiers rente moet worden betaald, dan is dat niet
waar; die rente wordt aan de gemeente zelf betaald.
De heer Westra zegt dat hij geen post voor rente van
belegd kasgeld heeft gevonden. Spreker wil hem dan
even wegwijs maken: op bladzijde 49 van de begrooting
onder art. 64 sub c is een bedrag van 40.000.op
genomen als rente van tijdelijk belegd kasgeld. In de
toelichting van punt c staat 30.000.dit is, voor
zoover spreker weet, de eenige fout, die in de begrooting
voorkomt, het moet zijn 40.000.Nu geeft spreker
volkomen toe dat dit bedrag van 40.000.misschien
aan den lagen kant is geraamd en dat aan het eind van
't jaar kan blijken dat het iets hooger kan of moet zijn.
Maar spreker gelooft toch dat het beter is het bedrag
thans niet op te voeren, hij zou het nu niet hooger dur
ven opzetten, omdat indertijd de toenmalige begrooting
door het college is aangenomen met de wetenschap dat
er enkele posten op stonden met muziek er in. Spreker
heeft de overtuiging dat dit een van de posten is, waar
muziek in zit en die moeten op de begrooting voorkomen,
wil men niet vastloopen.
Verder heeft de heer Westra gesproken dat de gas
fabriek zooveel winst maakt, hoewel anders wel bijna
niemand het beleid van Burgemeester en Wethouders
zal aanvallen, omdat een bedrijf winst maakt. Volgens
de verordening komt de geheele winst als eerste ont-
vangstpost op de begrooting van de gasfabriek van het
volgende jaar, doch de heer Westra redeneert: nu komt
er 50.000.op en 't volgend jaar weer 50.000.
dat wordt dus al 100.000.enz. Het zal echter bekend
zijn dat die winst volgens de verordening blijft ten bate
van winst en verlies van het volgende jaar. De heer
Westra heeft ook gezegd dat hij zal voorstellen om den
gasprijs te verlagen, doch spreker wil even opmerken
dat dit voorstel nog niet is binnengekomen, 't Is slechts
een kleine herinnering, dat spreker 't nog niet heeft
ontvangen.
De heer Westra dient zijn voorstel in.
De Voorzitter wil er nog opmerkzaam op maken dat
volgens de verordening op de Gasfabriek (gemeenteblad
no. 19 van 1921) de verlaging van den gasprijs, naar
gelang het kan, aan Burgemeester en Wethouders is op
gedragen. Men kan daar nu wel over doorpraten, maar
liet lijkt spreker beter het voorstel-Westra bij de be
grooting van de Gasfabriek zelve te bespreken. Dan zal
den heer Westra ook blijken, dat die kwestie reeds han
gende is, dan kan worden besproken of op het oogen-
blik misschien, naar gelang van de winst, die wordt ge
maakt. de gasprijs met 1 of 2 cent moet worden ver
laagd of dat die winst voor een nieuwe fabriek dient te
worden gereserveerd.
De heer H. de Boer is terug gekomen op de kwestie
van de sectie-vergaderingen. Het spijt spreker dat de
heer H. de Boer niet eerlijk heeft gezegd en precies de
zaak heeft voorgesteld, zooals spreker die heeft voor
gedragen. De heer H. de Boer meende dat er strijd was
tusschen hetgeen spreker heeft gezegd in zijn installatie
rede zooals die wordt genoemd in September en
de houding, die hij heeft aangenomen bij de verdediging
om dit jaar geen sectie-vergaderingen te houden. Spr.
wil even zeggen dat hem dat verband niet erg duidelijk
is en dat hij, eerlijk gezegd, den indruk krijgt: nu moet
over de sectie-vergaderingen ook nog even worden ge
sproken, ieder krijgt op zijn beurt een schrobbeering
van den heer De Boer en nu moet er ook eeiiige strijd
ontdekt worden tusschen hetgeen ik toen heb gezegd en
hetgeen ik later heb gezegd. Spreker zou echter zeggen:
ik neem voor mijn verantwoording wat ik in het begin
van September heb gesproken en ik neem ook volkomen
op mij, wat ik de vorige vergadering over de secties
heb gesproken. Ik geloof dat dit beide volkomen waar
is, ik wensch daar dan ook geen woord van terug te
nemen en ik meen dat, wat ik heb gezegd, absoluut niet
met elkaar in strijd is.
Spreker heeft, in de eerste vergadering in September,
na de leden te hebben gelukgewenscht, dit gezegd:
„Gij hebt gedeeltelijk den eed en gedeeltelijk de
belofte afgelegd en daarbij gezworen en beloofd, dat
Gij de belangen der gemeente zult voorstaan en be
vorderen. Bij dat voorstaan en bevorderen van de be
langen der gemeente niet alleen hier, maar ook in
andere gemeenten komt echter een leelijk ding om
den hoek kijken: de politiek, die daar wel eens voor
in de plaats treedt, waardoor men niet kan zeggen
dat de leden steeds niet anders dan de belangen der
gemeente behartigen en voorstaan. Nu weet ik zeer
goed in mijn loopbaan is dat genoeg naar voren
gekomen en elk burgemeester zal dit wel hebben on
dervonden dat de politiek in den Raad niet op zij
te zetten is, dat men zich daarvan niet los kan maken.
Ik wil dan ook rekening houden met dit feit, dat in
den loop der jaren, al zeer lang, misschien al sinds
menschenheugenis is geconstateerd. Ik vraag van U
dan ook alleen maar: tracht dan in de komende pe
riode de politiek zooveel mogelijk in overeenstemming
te brengen met de gemeentebelangen. Dan zijn we
al een heel eind op streek en dan zal deze Raad deze
4-jarige periode met vrucht voor de gemeente werk
zaam kunnen zijn."
Spreker handhaaft nog volkomen die woorden en is zich
niet bewust toen iets te hebben gezegd, dat niet waar
is. Als men de practijk gaat bekijken, dan gelooft hij dat
het absoluut waar is, wat hij toen heeft gezegd. Als de
heer De Boer nu zegt: toen heeft de Burgemeester dat
gezegd en nu handelt hij zoo met de verdediging, om
dit jaar geen sectie-vergaderingen te houden, dan moet
spreker toch zeggen dat hij het verband hiertusschen
riiet kan ontdekken. Tenzij men meent dat het niet hou
den en sprekers verdediging van het niet houden van
sectie-vergaderingen van hem is geweest politiek. Dat
is het eenige verband, dat er is te leggen. Spreker heeft
tot de leden in 't begin van September gesproken:
„Houdt de politiek zooveel mogelijk buiten den Raad"
en nu kan men hem alleen verwijten dat hij in strijd
daarmee heeft gehandeld, indien men meent dat hij het
niet houden van sectie-vergaderingen heeft bepleit uit
een politiek oogpunt. Daar is echter bij spreker geen
kwestie van; hij heeft alleen gepleit om geen sectie-ver
gaderingen te houden, omdat hij er van overtuigd was
en er nog van overtuigd is dat het anders was
vastgeloopen.
Spreker komt nu op de kwestie, waarover hij in 't
begin sprak dat de heer H. de Boer niet heelemaal
zuiver heeft voorgesteld, wat spreker in de vorige ver
gadering heeft gezegd. De leden zullen zich herinneren
dat de heer H. de Boer toen heeft gezegd dat hij overleg
had gepleegd met iemand aan de griffie, maar de leden
hebben toen wel begrepen dat dit overleg niet precies
had gegolden de zaak, waarover het ging, maar iets, dat
daarmee annex was, zoodat een positief antwoord aan
den heer H. de Boer niet was gegeven. Spreker deelde
daarop mede dat hij ook overleg had gepleegd met ie-