320 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923
mand, die een beetje hooger stond -misschien wel de
hoogste aan de griffie maar hij heeft nooit gezegd
dat hij overleg had gepleegd met Gedeputeerde Staten.
De heer H. de Boer heeft dat straks steeds naar voren
willen brengen, dat spreker had te kennen gegeven met
Gedeputeerde Staten overleg te hebben gepleegd. Dat
zijn echter niet de woorden, die spreker heeft gebruikt;
Gedeputeerde Staten waren en zijn daar nog niet mee
bekend en spreker heeft niet gezegd dat hij met Gede
puteerde Staten overleg had gepleegd, maar alleen met
een hoogstaand ambtenaar aan de Provinciale Griffie,
welke persoon geheel sprekers standpunt deelde.
Nu blijft spreker nog op het standpunt staan dat het
niet houden van sectie-vergaderingen niet van schade
lijken invloed is geweest op deze vergadering en dat dit
voor het gemeentebelang beter is geweest. Of het mis
schien voor de S. D. A. P. wenschelijk was geweest
dat er sectie-vergaderingen waren gehouden, kan spre
ker niet beoordeelen, daar wil hij buiten blijven, maar
voor de gemeente zou dit wèl schadelijk zijn geweest.
Spreker meent dit hier nu niet alleen te moeten zeggen,
maar dit ook, door een voorbeeld aan te halen, te moeten
motiveeren. Uit wat er hier nu is gesproken van van
morgen 10 uur af tot nu toe en uit wat er nu nog
komt zou dus moeten blijken het belang van de
sectie-vergaderingen. Wat tot nog toe is gesproken was,
als er sectie-vergaderingen waren gehouden, ook ge
sproken. Uit wat nu nog komt zou dat belang dus moe
ten blijken en nu heeft spreker de overtuiging dat, als
men straks na de behandeling naar huis gaat en ieder,
met de hand op 't hart, zich afvraagt hoe die behan
deling is geweest, men niet zal zeggen dat zij iets minder
is geweest.
De kwestie-Apeldoorn is voor spreker een novum, hij
wist dit niet en heeft nooit een voorbeeld kunnen vinden.
Ons is verweten dat wij de wet moeten kennen, zegt de
heer De Boer en hij voegt daaraan toe dat aan spreker
het geval-Apeldoorn bekend had moeten zijn. Ieder kan
echter niet weten wat er in andere gemeenten van ons
land is gebeurd en of daar ook een beetje anders is ge
handeld dan gewoonlijk. Spreker heeft in de vorige ver
gadering gevraagd: noem mij een voorbeeld, en heeft
daarop geen antwoord gekregen. Hij zou nu wel willen
weten of, wat in Apeldoorn is gebeurd, betrekkelijk
korten tijd geleden onder het bestaande college van Ge
deputeerde Staten is geschied. En hij zou verder willen
opmerken dat het daar betreft Gedeputeerde Staten van
Gelderland en niet die van Friesland.
De heer M. Molenaar heeft twee zaken besproken, in
de eerste plaats de kwestie van het Georganiseerd Over
leg, waaraan de principieele kwestie vastzit. Het hangt
er maar van af, welk standpunt men inneemt ten opzichte
van onze bestuursorganisatie van de gemeente en het
Georganiseerd Overleg. Daar draait het om. De heer
Molenaar heeft van zijn standpunt gelijk en van hun
standpunt hebben Burgemeester en Wethouders gelijk.
De wethouder, belast met het Georganiseerd Overleg,
zal dat straks, namens Burgemeester en Wethouders,
nader verdedigen.
Spreker komt nu aan een verwijt van den heer M. Mo
lenaar dat hem persoonlijk treft, het verwijt, dat hij de
technische herziening niet op de agenda heeft gezet.
Om aan te toonen dat hij daar niet verantwoordelijk
voor is, wenscht spreker den loop van zaken mede te
deelen. Hij kan moeilijk iets op de agenda zetten, als dit
nog niet door Burgemeester en Wethouders is afge
handeld, hij kan ook moeilijk iets op de agenda zetten,
wanneer daaromtrent nog geen voorstel van Burge
meester en Wethouders bestaat. Bovendien wil spreker
opmerken dat de raadsleden ook altijd nog een soort
van initiatiefrecht hebben om met een voorstel te komen;
hij gelooft dat hij hier niet meer behoeft te vertellen dat,
als men niet tevreden is met den loop van zaken, een
raadslid dan zelf ook een voorstel mag formuleeren en
dat hij dan vermoedelijk wel voldoende medestanders
kan krijgen om dat voorste! hier te doen. Wanneer hier
verder van schuld en schuldig wordt gesproken, dan
moet men ook de verschillende data aanhalen. Spreker
kan dan meedeelen dat dit voorstel van de commissie
den 13en Juni is ingekomen en den 14en Juni in de
vergadering van Burgemeester en Wethouders is ge
weest, dus nog bij het oude college. Daarna is het direct
rondgezonden bij de verschillende leden van het college,
zooals te doen gebruikelijk is, wanneer het voorstellen
betreft, die iets meer om de hakken hebben. Toen
wanneer precies, zou spreker moeten nazien op het be
geleidende briefje het voorstel is terug gekomen, is
het bij Burgemeester en Wethouders ter tafel gebracht,
maar de behandeling daarvan is steeds uitgesteld, om
dat toen steeds een van de leden van het college, dan
deze, dan die en ook spreker persoonlijk, met vacantie
is geweest en omdat dit voorstel door Burgemeester en
Wethouders wèl als een belangrijke zaak werd be
schouwd. De heer Molenaar zegt: het is niet zoo erg,
het is geen loonsverhooging maar enkel een goed maken
van wat verkeerd is gedaan, maar Burgemeester en
Wethouders vonden het toch wel een belangrijke zaak.
Zoo is het voorstel in een vergadering in September,
dus toen het nieuwe college was opgetreden, bij Bur
gemeester en Wethouders ter tafel gekomen. Daar is
toen voorgesteld het bij de begrooting te behandelen en
dat voorstel is aangenomen. De kwestie, waarom de
technische herziening niet eerder is aangebracht, is dus,
dat er geen voorstel van Burgemeester en Wethouders
was, er was niets aan te brengen.
De heer Oosterhoff heeft twee zaken besproken, in
de eerste plaats de kwestie om de verschillende Com-
missiën aan te schrijven dat zij vooral niet de begrooting
zullen overschrijden. Spreker kan den Raad mededeelen
dat Burgemeester en Wethouders dat elk jaar doen,
maar dat dit volgens de ervaring eerlijk gezegd niet veel
helpt. Elk jaar als de begrootingen aan de commissiën
worden toegestuurd, wordt daarbij geschreven, dat er
geen kosten mogen worden uitgegeven boven de be
grooting, maar dat voor dien tijd een begrootingswij-
ziging moet worden aangevraagd. De ervaring heeft
echter geleerd dat dit niet gebeurt. Burgemeester en
Wethouders kunnen nu niets anders doen dan dat nog
wèèr eens te schrijven aan de commissies, desnoods
kunnen zij er nu nog een roode streep onder zetten.
De Raad heeft echter wel een middel in de hand: als
een begrootingswijziging, die, nadat de uitgaaf reeds
is gedaan, door den Raad niet wordt goedgekeurd, als
de Raad dat aandurft, dan gelooft spreker wel dat het
voorgoed uit is.
Een tweede kwestie, die de heer Oosterhoff heeft aan
geroerd, is de kwestie van den omslag van de algemeene
bestuurskosten, ook over de improductieve bedrijven.
De heer Oosterhoff doet daarover echter geen voorstel
en spreker wil den Raad ook niet vermoeien door daar
lang over te spreken, omdat hij gelooft dat het meer
een theoretische kwestie is dan dat zij in de practijk veel
nut zal afwerpen. Hij meent dan ook dat Burgemeester
en Wethouders de zaak juist stellen, door het te noemen
een overbodigen administratieven omslag. Daar komt
het op neer. Spreker wil echter wel toegeven dat de
laatste zin over dit punt:
„Bovendien verkrijgt men daardoor geen zuiverder
beeld van den werkelijken toestand, eer het tegen
deel,"
niet precies de bedoeling van het college weergeeft en
dat het misschien beter was geweest, wanneer er had
gestaan: Bovendien maakt men hiermee de zaken nog
ingewikkelder, of krijgt men een nog ingewikkelder
beeld. Dat was beter geweest, omdat, wat hier staat,
misschien niet geheel is vol te houden; tenminste niet
de woorden „eer het tegendeel". Burgemeester en Wet
houders zouden dezen zin dan ook wel terug willen
nemen; eigenlijk hebben zij alleen willen zeggen dat de
zaken er nog ingewikkelder door worden. Als de Rei
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 321
niging b.v. 10.000.zou moeten bijdragen in de al
gemeene kosten en nu 200.000.subsidie moet heb
ben, dan zou dat bedrijf dan 210.000.subsidie moe
ten ontvangen. Die 10.000.— werd dan een ontvangst
bij de gemeente, doch daar staat tegenover dat de ge
meente f 10.000.meer subsidie aan de Reiniging had
moeten uitkeeren. De Hoofdelijke Omslag kon dan gelijk
blijven, ofschoon aan de Reiniging dan f 10.000.meer
zou zijn uitgekeerd. Het zou echter niets anders dan ad
ministratieve omslag zijn en men zou deze omslag van
de bestuurskosten dan naar sprekers meening ook moe
ten doorvoeren bij de verschillende administraties, waar
geen bepaalde bedrijfsverordeningen zijn, zooals bij het
Stedelijk Orkest, de Beurs en Waag en de Veemarkt.
Daarom is het alleen gedaan bij de productieve be
drijven, waar de mogelijkheid bestaat om de algemeene
onkosten te dekken uit de winst. Dat is bij de impro
ductieve bedrijven niet mogelijk. Burgemeester en Wet
houders hebben het verleden jaar we! beloofd, maar na
rijpere overweging hebben zij gemeend dat het een ad
ministratieve omslag zou zijn, die niets om 't lijf had en
dat het maar beter was het niet te doen.
De algemeene financieele toestand van de gemeente
is niet besproken. De heer Oosterhoff heeft alleen ge
memoreerd dat Burgemeester en Wethouders ook zeg
gen dat zij hopen dat ook dit jaar weer het cijfer van
aanslag van 25 millioen gehandhaafd kan worden.
Zooals in de toelichting staat, hebben Burgemeester en
Wethouders daaromtrent ook geen zekerheid. Zij hebben
echter wel gegronde hoop dat dit cijfer zal worden be
reikt. Officieus kan spreker wel mededeelen. dat hij, uit
wat hij te hooren heeft gekregen, wel heeft begrepen dat,
ofschoon Burgemeester en Wethouders nog geen abso
lute zekerheid hebben, zij wel reden mogen hebben om
te hopen dat het cijfer van 25 millioen zal worden be
reikt. Zooals is omschreven, kan dan ook het heffings
percentage van 4 voor dit jaar gehandhaafd blijven.
In de naaste toekomst zal men echter misschien tot ver
mindering van uitgaven moeten komen, als men dit per
centage wil handhaven. Dat men dit tot nu toe heeft
kunnen handhaven zit in de groote batige saldi; spreker
gelooft dat dit batig saldo het volgend jaar ook wel wat
kleiner zal wezen en dat het verder steeds zal afnemen,
zoodat men dan dus, in de naaste toekomst, tot vermin
dering van uitgaven zal moeten komen, wil men, dat het
percentage gehandhaafd zal blijven.
Er komt nog bij dat wij nu misschien bouwen op een
cijfer van aanslag van 25 millioen, maar dat men we!
mag aannemen, dat dit ook in de naaste toekomst niet
zal stijgen. Het vorig jaar raamde men hier een zeker
bedrag en later bleek dit in plaats van te hoog te laag
geraamd. Nu zal men echter voorzichtiger en conser
vatiever moeten ramen, de gulden tijd is voorbij. Wij
profiteeren daar nu nog wel van, omdat de Omslag is
gebaseerd op vorige jaren ,niaar we moeten voorzich
tig zijn. Burgemeester en Wethouders durven het nu
aan met een cijfer van 25 millioen, maar in de toekomst
zal het moeten blijken hoe het loopt.
De heer K. de Boer heeft nog gezegd dat bij deze
begrooting meer naar boven is afgeweken dan naar be
neden. Spreker gelooft niet dat dit volkomen waar is
De heer K. de Boer: Bij de begrooting voor Openbare
Werken.
De Voorzitter: Oh, bij Openbare Werken. Dan kunnen
we dat gemakkelijker straks daarbij behandelen.
Spreker gelooft, speciaal wat betreft de financieele
kwestie, nu wel zijn portie te hebben behandeld en de
verschillende sprekers te hebben beantwoord. Wanneer
straks bij de verschillende posten nog de financieele
kant naar voren komt, zal spreker nog gaarne enkele
opmerkingen maken.
De heer Tulp (wethouder) heeft met genoegen de
redevoeringen, vooral van de heeren De Boer, aange
hoord; deze muntten uit door hoffelijkheid en wellevend
heid. Spreker wil er op wijzen dat, toen dit college is
opgetreden, het werd ontvangen met uitroepen als: de
reactie doet haar entrée. Het doet spreker nu genoegen
dat door de meest linksche heeren geen enkel verwijt
tot het college is gericht dat het reactionnair is opge
treden en hij gelooft zeker te mogen constateeren dat,
behalve dc punten 48-urige werkweek en afschaffing
van den vacantietoeslag,
De heer K. de Boer: Dat moet nog.
De heer Tulp (wethouder) de heeren zeer te
vreden zijn over het optreden van het nieuwe college.
Spreker hoort hier het woord vuurwerk, maar als er
sprake is van vuurwerk, dan gelooft hij dat de heeren
een schitterend vuurwerk hebben afgestoken. Maar alles
was zoo'n beetje knaleffect. Spreker wil beginnen met
het laatste argument, dat over het sectie-onderzoek. Hij
zal daar niet veel van zeggen en alleen maar herhalen
wat hij den vorigen keer heeft gezegd. Dat was uit
sluitend knaleffect van de heeren, dat is niet door hen
gemeend, als zij niet zeer inconsequent willen staan
tegenover hun houding, toen indertijd hetzelfde door den
heer Zandstra is voorgesteld en geen van de heeren
daartegen heeft gesproken en alle sociaal-democraten
daarvoor hebben gestemd.
De heer K. de Boer sprak in verband hiermee over
het in een hoek duwen van een minderheid. Maar dat
is absoluut niet waar, hier kwam beslist geen politiek
bij te pas. Er is geen sprake van, dat men de socialis
tische minderheid in een hoek heeft willen duwen.
Spreker wijst nogmaals op de inconsequenties van de
heeren; voor 4 jaren waren zij er voor en nu waren zij
er tegen.
Spreker is het volkomen met de heeren De Boer eens,
waar deze critiek hebben gegeven op de critiek, die op
het vorige college van Burgemeester en Wethouders
heeft plaats gehad, alsof dit college met handen vol het
geld zou hebben weggegooid. Niet alleen den heeren
Dijkstra en O. F. de Vries, maar ook den Burgemeester,
den heer Berghuis en spreker trof dat verwijt. Aan de
brochure-Van Buuren is, naar sprekers meening, al te
veel eer gegeven, daarover zal hij niet spreken. Hij zal
alleen spreken over het ontstaan van „Gemeentebelang".
Deze vereeniging heeft gemeend dat door het vorige
college het geld met handen vol was weggegooid. Doch
de woordvoerder of vertegenwoordiger van die veree
niging in het college heeft toegestemd dat op de be
grooting voor dit jaar, die ongeveer gelijk is aan die
van vorige jaren, niet meer kan worden bezuinigd en
spreker heeft den indruk gekregen uit de met hem hier
over gevoerde gesprekken, dat de heer Scheltema thans
ook overtuigd is, dat het vorige gemeentebestuur wer
kelijk het geld niet met handen vol heeft weggegooid.
De heer H. de Boer: Dan is het des te schandelijker
dat het zoo is gegaan.
De heer Tulp (wethouder) vervolgt dat de heeren het
zoo druk hebben gehad over de wethoudersverkiezing.
Persoonlijk kan spreker zich begrijpen dat de heeren
ontevreden zijn, hij kan zich begrijpen dat zij 2 zetels
wenschten en hij kan zich ook begrijpen dat zij in enkele
commissies ook meer van hun leden hadden gewenscht.
Persoonlijk zou spreker dat ook absoluut niet onbillijk
hebben gevonden. Maar als men zit in een vereeniging,
moet men zich ten slotte bij de meening van de meer
derheid neerleggen. Het besluit, om niet te aanvaarden
één wethouderszetel, is bij de heeren ook niet met alge
meene stemmen genomen, daarover is bij hen ook heel
wat wrijving geweest, daar was een deel van hen het
ook niet mee eens. Zoo is het ook met spreker gegaan;
hij heeft zich min of meer contre coeur bij dezen gang