326 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923 zich echter op het laatste standpunt, dan is ook de ver ordening volkomen nageleefd; immers hebben Raad en Burgemeester en Wethouders kennis genomen van het advies der commissie. Dat de kwestie een paar maal in de commissie is aangebracht, vindt zijn verklaring in de veranderde sa menstelling van het college en van de commissie zelf. Het eerste advies werd uitgebracht den 9en Juli j.l., in antwoord op de vraag van Burgemeester en Wethouders van 19 Februari daaraan voorafgaande. Toen ging het college geheel om en werd nog'eens advies gevraagd den 9en October. In haar antwoord d.d. 31 October verwijst de commissie naar haar advies van 9 Juli. Dus de nieuwe commissie was van gelijke opinie als de oude. Tenslotte merkt spreker nogmaals op, dat het voor Burgemeester en Wethouders wenschelijk is, dat de principieele kwestie, door hem naar voren gebracht, door den Raad wordt beslist, opdat het college wete, waaraan het zich heeft te houden. De heer Westra antwoordt den heer H. de Boer, die heeft gevraagd aan de verschillende politieke partijen welke de z.g.n. combinatie vormden, of ze nu bij de wethoudersverkiezingen hun liefde voor evenredige ver tegenwoordiging hebben verloochend, dat deze vraag slecht past in den mond van een S. D. A. P.-er, wiens fractie bij vroegere wethoudersverkiezingen van even- iedige vertegenwoordiging evenmin iets weten wilde. Er was in de Katholieke fractie een minderheid, die er voor was dat ook bij de wethoudersverkiezingen de evenredige vertegenwoordiging tot uitdrukking zou ko men en een meerderheid die zulks niet wilde. Deze stelde zich op het standpunt dat toepassing van evenredige vertegenwoordiging voor den Raad nog niet met zich bracht toepassing daarvan ook bij de verkiezing der wethouders. De wet kent zulks ook niet. Tenslotte heeft men ten opzichte van de wethoudersverkiezingen dit standpunt aanvaard, dat het wel wenschelijk zou zijn als alle partijen in het college werden vertegenwoordigd, maar dat, zoo in dit opzicht geen eenheid kon worden verkregen, de politieke constellatie van het oogenblik den doorslag moest geven. De S. D. A. P. heeft in vroegere jaren niet anders gehandeld. Wat betreft de vraag of de kiezers wel goed zullen keuren wat in dezen is beslist, of wel ruggespraak is gehouden met de kiezers, het volgende: Sprekers fractie stelt zich op het standpunt dat, als men eenmaal in den Raad is verkozen, men daarmee volmacht heeft gekregen om naar bevind van zaken te handelen. Zoo ook behoefde bij de beslissing over de wethoudersverkiezing geen ruggespraak met de kiezers te worden gehouden. Iets anders is het, wanneer het betreft een samengaan met andere politieke partijen voor I de raadsverkiezingen. Dan is ruggespraak wel ge- wenscht. Ten aanzien van het voorstel van den heer M. Mole naar, om de voorstellen betreffende de 48-urige werk week en den vacantietoeslag weder te zenden naar de Commissie voor Georganiseerd Overleg, deelt spreker mede, dat hij geen der beide opvattingen van den aard en bevoegdheid dezer commissie, door den Voorzitter naar voren gebracht, huldigt. Hij staat er tusschen in. Nu de Voorzitter de verschillende bepalingen der veror dening nog eens heeft voorgelezen, heeft spreker de overtuiging gekregen, dat er een fout moet schuilen in de verordening, waar deze voorschrijft, dat Raad of Burgemeester en Wethouders zelfs geen voorstellen in overweging mogen nemen zonder het advies der com missie te hebben gehoord. Hij had het zich zoo gedacht, dat eerst Burgemeester en Wethouders met een voorstel bij den Raad komen. Lijkt het dezen sympathiek toe, dan wordt het gezonden naar de Commissie voor Georga niseerd Overleg om advies. Is het niet sympathiek dan wordt het eenvoudig afgestemd. Spreker kan daarom meegaan met het voorstel van den heer Molenaar wat betreft de 48-urige werkweek. Zooals de zaak nu is, zou spreker tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders moeten stemmen. Eerst als de medewerking is verkregen van de Commissie voor Georganiseerd Overleg zou zijn bezwaar zijn opgeheven. Hij heeft echter reeds verklaard vóór het voorstel tot intrekking van den vacantietoeslag te zullen stemmen, zoodat het gewenscht zal zijn dat de heer Molenaar zijn voorstel splitst. De heer Lautenbach heeft, sprekende over de tech nische salarisherziening, er op gewezen, dat in de sala risverordening nog veel meer hiaten voorkwamen, waar door een algemeene salarisherziening gewenscht zou zijn. Zulk een algemeene herziening echter zou in de tegenwoordige tijdsomstandigheden voor de meeste ambtenaren leiden niet tot een verhooging, maar tot een verlaging. Zoodat men het eigenaardige verschijnsel zou krijgen, dat sommige ambtenaren werden verhoogd en andere verlaagd in salaris. Spreker gelooft daarom dat het thans al een heel ongelukkig moment is om de ge maakte fouten te herstellen. Bovendien is in de Com missie voor Georganiseerd Overleg niet gebleken, dat er nog andere hiaten bestaan. De betrokkenen schijnen daarvan dus niet overtuigd te zijn. Spreker zal zich daarom houden aan het advies der commissie. Den Voorzitter antwoordt spreker, dat hij niet heeft aangedrongen op aantrekken van de financieele maar van de commercieele lijn. Zijn bedoeling was deze: de laatste jaren is ingesteld het centraal kasbeheer. Verdere doorvoering van dat centraal kasbeheer nu, dan uit de stukken blijkt dat geschiedt, acht hij gewenscht. De Voorzitter heeft medegedeeld dat dit feitelijk al reeds bestond. Op de begrooting van het Electriciteitbedrijf komt onder volgno. 25 een post Rente van opgenomen kasgeld" voor, waarbij als toelichting staat, dat het geld waarvan deze rente zal moeten worden betaald, bij een bankier zal moeten worden opgenomen. Wanneer de bedoeling is dat het bedrijf het geld leent van de ge meente, is het beter zulks er direct bij te zetten. De heer H. de Boer heeft met verbazing de meening van verschillende heeren aangehoord, als zouden de al gemeene politieke beschouwingen, die hier gehouden zijn, geenerlei waarde hebben/ Die waarde bestaat hierin dat, nu de verschillende groepen, die hier in den Raad vertegenwoordigd zijn, zuiverder tegenover elkaar komen te staan, dan tot nu toe het geval was, omdat door de overzijde, dat is de combinatie, die, als nu blijkt, alleen voor de wethoudersverkiezingen is aange gaan, verschillende verklaringen zijn afgelegd. Het doet spreker in de eerste plaats genoegen dat alle groepen zich op dit oogenblik vrij verklaren van de brochure-Van Buuren. Alleen betreurt hij, dat dit niet eerder is geschied. Dat zou de zuiverheid bij de raads verkiezing zeer in de hand hebben gewerkt. Toen inder tijd, Februari of Maart, toen de brochure uitkwam, door sprekers fractie de vraag werd gericht tot Burgemeester en Wethouders of het niet op hun weg lag, deze te weerleggen was er van degenen, die nu de combinatie vormden, niemand dan de heer IJ. de Vries, die ver klaarde niet alles wat in die brochure stond voor zijn rekening te nemen. Toen hadden de heeren Lautenbach en Westra de gelegenheid gehad te verklaren dat zij met die brochure niets uit te staan hadden. Door den heer Oosterhoff in erkend, dat hij den toe stand der gemeente-financiën wat al te pessimistisch had geschilderd. Thans merkt hij op dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat het heffingscijfer na 1 Mei of voor volgende jaren niet op 4 zal kunnen gehandhaafd worden. Om nu te voorkomen dat het verloop dezer historie den indruk zal wekken, dat ditmaal de heer Oosterhoff een juiste kijk heeft gehad op den stand van zaken, zij opgemerkt, dat reeds bij de debatten van het vorig jaar over de vaststelling van'het heffingscijfer, het de heer Collet was, die zijn twijfel uitsprak of dit cijfer Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 327 voor 1925 zou kunnen worden gehandhaafd. Bij de beoordeeling van de vraag of de S. D. A. P. recht had op 2 zetels in het college van Burgemeester en Wethouders, is blijkens de debatten uitgegaan van liet motief, dat de S. D .A. P-ers te veel invloed hadden. Men mag dan deze fractie en haar vertegenwoordigers in het college van vroeger wel feliciteeren, dat zij zulk een grooten invloed hadden. Maar toch is het eigen aardig, dat juist die twee sociaal-democratische wet houders een zoodanigen invloed hadden, dat aan hen alleen was te wijten de toestand der gemeentefinanciën, die nu wel achteraf blijkt nog niet zoo slecht te zijn, maar die tegen de gemeenteraadsverkiezingen toch als vreeselijk donker werd afgeschilderd. De invloed van den Voorzitter valt toch ook niet weg te cijferen en de meerderheid van het college stond niet op het standpunt der S. D. A. P. Door de heeren IJ. de Vries en Tulp is gezegd, dat het niet waar was cïat de S. D. A. P. uit het college is «eweerd. Er is, zoo zeiden zij, aan de S. D. A. P. een zetel toegewezen. Dit is juist. Spreker heeft dan ook nooit gehoord van zijn fractie, dat zij beweerden uit het college te zijn geweerd De heer Tulp (wethouder): Altijd! De heer H. de Boer: De kwestie loopt alleen over het feit. dat onze fractie, en terecht, twee zetels opeischte. De vraag één of geen is nooit ter sprake geweest en daarover is ook geen beslissing gevallen. Het is juist, dat er in den boezem der fractie en federatie bespre kingen hebben plaats gehad en dat er geen eenstemmig heid bestond. Dat mag de buitenwereld gerust weten. Dit in antwoord aan den heer Koopmans, die meent dat het niet aangaat dergelijke verschilpunten mee te deelen. Het ging er alleen om of men slechts op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging een overeenkomst zou aangaan, of wel zich zou verstaan met de combinatie en afwachten wat de resultaten zouden zijn. De meerder heid heeft toen beslist dat aan de combinatie een schrij ven zou gericht worden, waarin als voorwaarde voor nadere besprekingen toepassing van evenredige verte genwoordiging werd geëischt. Bij dat besluit heeft de minderheid, als goede democraten betaamt, zich neer gelegd. Op de vraag of de groepen der combinatie, welke tot de wethoudersverkiezing hebben medegewerkt, over tuigd waren, dat zij inzake die verkiezing de meerder heid hunner leden achter zich hadden, heeft alleen de heer Westra geantwoord en wel met te zeggen, dat zijn fractie het niet noodig achtte de leden te raadplegen. Spreker laat dit antwoord gaarne voor rekening van den heer Westra; er zal goede nota van genomen worden, omdat er uit blijkt, op wie het verwijt van dictatoriale niacht van toepassing is. De heer Koopmans heeft zich beklaagd dat hier op minder royale wijze in het debat is gebracht de vraag of de heer Scheltema op rechtmatige wijze als raadslid en wethouder heeft zitting genomen en de verwachting uitgesproken dat hetgeen hieromtrent is gezegd ridder lijk zou worden teruggenomen. Spreker wenscht aan te toonen dat deze vraag volkomen gerechtvaardigd was. In „Leeuwardens Gemeentebelang" van Mei 1923 lezen we toch in een artikel „Hoe moeten we kiezen" en „Wie moeten we kiezen", waarin behandeld wordt de vraag wat beter is, het personen- of het lijstenstelsel, o. a.: „Op deze manier ontaardt o. i. de geheele verkie zing in een lijststemmerij en worden de burgers stern- materiaal, die op militaire wijze in hunne daden en rechten gestuurd worden door het partijbestuur. Zelf standigheid is hierbij uitgesloten," en „Hoe moeten we kiezen? leder, die genoeg heeft van het ontaarde gedoe ieder, die terugwenscht de moraliteitsbegrippen van weleer; ieder, die op zijne zelfstandigheid prijs stelt; ieder, die eens anders overtuiging wil eerbiedigen; ieder, die de algemeene belangen van Leeuwarden behartigen wil, schenke aan één der personen zijner richting op lijst no. 6 zijn vertrouwen op 23 Mei a.s. en moge ditmaal het „wie" tot zijne tevredenheid be antwoord zien." Het ware daarom ridderlijker geweest van den heer Koopmans, indien hij deze woorden, waarmee alle an dere partijen een slag in 't aangezicht wordt gegeven, had teruggetrokken. Als ronduit was gezegd „wij nemen deze woorden niet meer voor onze rekening", dan zou spreker hier niet optreden als beschuldiger. Hiermee heeft de kwestie, wat binnenskamers is besproken, niets te maken, ofschoon er toch niets tegen kan zijn om te bekennen dat daar verschil van meening heeft ge- heerscht. Of mogen in de partij van den heer Koopmans de meeningen niet verschillen? In hoeverre de heer Scheltema zich het gesprokene wil aantrekken, moet deze zelf uitmaken. De heeren IJ. de Vries en Westra hebben gefaald in hun pogingen om aan te toonen, dat de S. D. A. P., die nu zoo prat gaat op evenredige vertegenwoordiging, zelf die evenredige vertegenwoordiging in 1919 niet heeft willen toepassen maar toen met den Vrijheidsbond (de heeren Berghuis en Tulp) de wethouderszetels heeft verdeeld. In 't algemeen wenscht spreker op te merken dat voor de S. D. A. P. de strijd niet gaat tusschen rechts en links, maar wat de practische politiek betreft tusschen conservatief en democratisch. Nu is het altijd gevaarlijk geesten op te roepen, want die zijn wel eens moeilijk te bezweren. Zoo werd in 1919 door de rechterpartijen opgeroepen het spook van de revolutie. Door de S.D.A.P. werd tot de fractiën van de rechterzijde het volgende schrijven gericht: „le. Is Uw fractie principieel bereid, gedurende het eerstvolgende vierjarig tijdvak het dagelijksch bestuur der gemeente op een nader overeen te komen werkprogram, met onze fractie te vormen? 2e. Is Uwe fractie bereid aan onze fractie twee wethoudcrszetels toe te wijzen?" Toen deed echter het revolutiespook opgeld en men heeft om de zaak heen gedraaid, 't geen verklaarbaar is als men weet, dat de heer Dijstra namens de anti-revo- lutionnaire fractie geweigerd had eenigen tijd daarvoor een sociaal-democraat als wethouder te stemmen, als deze niet een aan de anti-revolutionnaire fractie welge vallige verklaring aflegde. Daarvoor treft echter de S. D. A. P. geen schuld, doch men dient de gevolgen voor eigen rekening te nemen. De heer Weima heeft beweerd dat politieke beschou wingen niet veel waarde hebben. Spreker vindt echter van wel. Voor de zuiverheid der verhoudingen tusschen de politieke partijen is het noodig dat minstens 1 maal 's jaars of 1 maal in de 4 jaar de vertegenwoordigers elkaar eens recht in de oogen zien. De heer Weima klaagde er over dat hij zich nu niet had kunnen voor bereiden op een dergelijk politiek debat. Daaruit spreekt spijt, dat hij niet op behoorlijke manier aan dat debat kan deelnemen. Spreker hoopt dan ook een volgenden keer ook met den heer Weima den degen te kunnen kruisen De heer Dijkstra: 't Is een slager! De heer H. de Boer komt nogmaals terug op de instal latierede van den Voorzitter in verband met het niet houden van sectie-vergaderingen. Spreker stelt zich op het standpunt dat men in de politiek niet klein, maar groot moet zijn. Alle laagheden, die soms in de politiek voorkomen, zijn geen gevolg van de politiek, maar het ligt aan de personen. Spr. hoopt dan ook bij de politieke debatten dit nooit te vergeten, al kan men daarom vlijm scherp tegenover elkaar staan. Het moet echter, ook in de politiek, niet blijven bij woorden, maar die woorden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 19