334 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. De heer Tulp (wethouder): De heer K. de Boer heeft het gehad over erkenningen, die te laat zouden zijn ge komen. Spreker zou niet weten wanneer die erkenningen dan hadden moeten komen. Thans is voor 't eerst hier deze begrooting aan de orde en thans ook voor 't eerst is de gelegenheid daar voor ieder om van zijn persoon lijke opvattingen blijk te geven. Er is ook gesproken over de combinatie en de wet houdersverkiezingen. Spreker ziet niet de nuttigheid van dergelijke beschouwingen in. Er is reeds in de dagbladen op gewezen, dat de raden van groote gemeenten lang zamerhand de allures gaan aannemen van de Tweede Kamer en den kostbaren tijd gaan verpraten. Men kent hier ieders standpunt wel en spreker ziet dan ook van deze besprekingen, evenmin als de heer Weinra, eenig nuttig resultaat De heer K. de Boer: Wij wel! De heer Tulp (wethouder) komt dan nog terug op de behandeling van de begrooting in 1919. Hij leest een gedeelte van 't verslag voor, waaruit moet blijken, dat na eenig debat door den heer Zandstra is voorge steld de begrooting te behandelen op 22 December De heer K. de Boer: U moet vooraan beginnen. De heer Tulp (wethouder): Tegen dat voorstel heeft zich toen geen van de sociaal-democraten verzet. En nu De heer K. de Boer: Zit de begrooting wéér in de boot! De heer Tulp (wethouder): nu is de toestand eenigszins anders. Die zijn nu eenmaal niet altijd gelijk. Maar er is toch geen enkel motief voor de veronder stelling dat Burgemeester en Wethouders de begrooting er door willen jagen en toch beweren nu de sociaal democraten dat men hen in een hoekje wil duwen. De heer Lautenbach (wethouder) begint met op te merken dat, toen de brochure-Van Buuren hier in den Raad is besproken, noch hij, noch zijn partijgenoot Dijstra, aanwezig was, zoodat zij niet in de gelegenheid waren eerder hun verklaring af te leggen De heer Dijkstra: De heer Van der Werff was er wel! De heer Lautenbach (wethouder): Wat betreft de op merking van den heer K. de Boer omtrent die adver tentie van de Boaz-bank, spreker is het roerend met den heer De Boer eens, dat zooiets niet te pas kwam. Toen het bestuur, dat niet zelf deze advertentie plaatste, be merkte welk een indruk die advertentie op de buiten wereld maakte, is dadelijk de steller gewaarschuwd dat hij zooiets niet moest doen. De zaak van de afgekeurde motoren, die waren ver borgen onder stapels van de brochure-Van Buuren, geeft blijk van de fantasie, die van weerskanten door de re dacties der verkiezingsblaadjes is in 't werk gesteld. Het stukje in het Anti-Revolutionnair verkiezingsblaadje zal wel de bedoeling gehad hebben aan 't licht te bren gen, dat het geschrijf over de brochure-Van Buuren moest dienen als bliksemafleider voor de kwestie van de motoren. De zaak is niet van veel gewicht. Omtrent het vrijheidsbeginsel is reeds door den heer De Vries geantwoord. Vrijheid wil niet zeggen bande loosheid! Wie wil dat nu? Een Roergebied zal wel geen onzer verkiezen? Daar staan de treinen trouwens stil in plaats van op elkander in te razen. De heer Molenaar vergist zich blijkbaar als hij be weert, dat spreker in de Commissie voor Georganiseerd Overleg niets heeft gezegd. Spreker heeft wel degelijk een groot deel betoogd van wat dezer) avond is gezegd. Hij heeft verschillende bezwaren geopperd en een ge reserveerde houding aangenomen, omdat hij van mee- ning is, dat men niet zijn eigen uilen voor valken aan moet zien. Hij heeft dus objectief willen oordeelen en is daarom niet begonnen met reeds een bepaald stand punt in te nemen, maar heeft eerst af willen wachten hoe de besprekingen zouden uitvallen. Daarop heeft spreker alles wat in 't midden is gebracht en het stand punt, waarop zich de commissie tenslotte heeft gesteld, gewogen en -te licht bevonden. Daarop heeft hij ge zocht naar meer argumenten voor eigen opinie, die hem in zijn overtuiging nog bevestigden. Als spreker van avond dezelfde rede had gehouden als in de commissie, had men hem zeker verweten, dat hij zulks wel kon laten of dat hij de notulen wel voor had kunnen lezen. Hij heeft ook niet geweten dat het een fout was om zichzelf in zijn opinie te versterken en zijn betoog krachtiger te maken. Spreker leest vervolgens een uitknipsel voor uit een rede van den heer Vliegen waarin deze o. m. zegt: ,,lk betwist, dat in deze voordracht een aanslag op den 8-urendag gelegen is. Zes werkdagen van 8 uren maakt 48 uren en bij onze propaganda hebben wij ons er nooit om bekommerd of er 5 dagen in de week 8'/2 uur zou worden gewerkt en 1 dag 5/2 uur of zes dagen precies 8 uur. Als de arbeidstijd langer dan 48 uur per week zou zijn. dat kon worden gesproken van een aanslag op den 8-urendag." (Verslag in „Het Volk"). Spreker verheugt zich over het groote sociale besef dat er uit spreekt, dat de arbeiders vóór de overeenkomst hebben gestemd. Hieruit blijkt dus dat het college van Burgemeester en Wethouders zich dus gesteld heeft op hetzelfde stand punt als waarop een groot socialist zich plaatste De heer K. de Boer: Nu ook geen uilen voor valken aanzien! De heer B. Molenaar: Na overleg! De heer Lautenbach (wethouder): Het standpunt, dat iemand onder alle omstandigheden altijd hetzelfde zou moeten zeggen, is eenvoudig belachelijk. Spreker heeft gemeend, waar Burgemeester en Wethouders besloten hebben dit voorstel in te dienen, dat hij geen excuus behoeft te vragen, omdat hij getracht heeft datgene bij te brengen wat tot de verdediging van dat voorstel noodig was. De Voorzitter stelt voor thans de discussies te sluiten. De heer Muller vraagt het woord voor een persoonlijk feit. De heer Dijkstra: En ik voor een conclusie! De Voorzitter vraagt den heer Afuller wat voor per soonlijk feit deze op 't oog heeft. Als blijkt, dat het gaat over de uitlating van den heer IJ. de Vries, die den heer H. de Boer de eerste eerlijke tegenstander noemde dien hij in den Raad ontmoet had, meent de Voorzitter dat dit niet een persoonlijk feit is. Hij wil echter den Raad laten beslissen. Het voorstel, om den heer Muller het woord te ver- leenen voor een persoonlijk feit, wordt aangenomen niet 19 tegen 5 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Oosterhoff. Cohen, Beekhuis en Koopnrans. De heer Muller komt op tegen de uitdrukking van den heer IJ. de Vries, die bij de beantwoording van den heer H. de Boer zijn blijdschap er over uitdrukte, dat hij thans een eerlijk tegenstander uit de sociaal-democraten tegenover zich had gekregen. Spreker heeft deze uit drukking gevoeld als een beleediging, omdat daarmee Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 335 feitelijk gezegd wordt dat dus de sociaal-democraten, die de heer IJ. de Vries tot nu toe tegenover zich had vevonden, niet die eerlijke tegenstanders waren als de heer H. de Boer. Spreker stelt er prijs op te verklaren dat deze Christelijke insinuatie hem te min is om er op in te gaan. De Voorzitter stelt voor thans de discussies te sluiten onder het motto We kunnen nog wel den geheelen avond praten, maar komen toch niet verder. Dit voorstel wordt aangenomen met 22 tegen 2 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Dijkstra en H. de Boer. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter deelt thans mede dat het zijn bedoeling is de voorstellen van Burgemeester en Wethouders om trent de 48-urige werkweek, den vacantietoeslag en de technische salarisherziening, met de daarop ingediende amendementen, in stemming te brengen. De heer K. de Boer vraagt het woord voor een voor stel van orde. Uit de woorden van den Voorzitter heeft spreker afgeleid, dat feitelijk het voorstel van Burge meester en Wethouders omtrent de 3 genoemde punten is tot stand gekomen op een wijze, die in strijd is met het Reglement voor de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Op grond van des Voorzitters eigen woorden stelt spreker daarom voor deze stemming niet te houden. Wanneer de Voorzitter het niet eens is met de bestaande Verordening op het Georganiseerd Overleg, moet hij een voorstel tot wijziging indienen. Zoolang echter die ver ordening bestaat moet ze worden toegepast en daarom moeten de voorstellen terug naar de Commissie voor Georganiseerd Overleg. De Voorzitter antwoordt dat, naar zijne meening, Burgemeester en Wethouders op geen enkele wijze ook maar één der artikelen der Verordening op het Geor ganiseerd Overleg hebben overtreden. Daarmee is niet gezegd dat die verordening goed is. Er bestaat echter geen strijd met de verordening. Spreker doet lecture van het voorstel van de heeren M. Molenaar en Muller, hetwelk luidt als volgt: „Ondergeteekenden stellen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlenging van de 45-urige in de 48-urige werkweek en tot intrekking van den vacantietoeslag in handen te stellen van de Commissie voor Georganiseerd Overleg." De bedoeling is om eerst in stemming te brengen het gedeelte van het voorstel, om het voorstel van Burge meester en Wethouders sub a tot vervanging van de 45-urige werkweek door de 48-urige, terug te zenden naar de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Wordt dit verworpen, dan komt in stemming het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Daarna komt in stemming het gedeelte om het voor stel van Burgemeester en Wethouders sub b tot intrek king van de vacantietoeslagen terug te zenden naar de commissie. Wordt dit verworpen, dan komt het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming. Het voorstel-Molenaar-Muller omtrent het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a wordt aange nomen met 13 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Oosterhoff, Tiemersma, K. de Boer, O. F. de Vries, Hooiring, Westra, Muller, Dijkstra, B. Molenaar, H. de Boer, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Jansen. Tegen stemmen de heeren Scheltema, Lautenbach, Tulp, Fransen, Hofstra, Cohen, IJ. de Vries, Beekhuis, Van der Schoot, Weima en Koopmans. Het voorstel-Molenaar-Muller omtrent het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub b wordt verwor pen met 13 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Tiemersma, K. de Boer, O. F. de Vries, Hooiring, Muller, Dijkstra, B. Molenaar, H. de Boer, mevrouw BuismanBlok Wij brandi en de heer Jansen. Tegen stemmen de heeren Scheltema, Lautenbach, Tulp, Fransen, Hofstra, Cohen, IJ. de Vries, Beekhuis, Van der Schoot, Weima, Koopmans, Oosterhoff en Westra. De Voorzitter wil thans in stemming brengen het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub b. De heer M. Molenaar wenscht, nu de kwestie zelf dus in stemming zal komen, nog graag gelegenheid om het voorstel te bestrijden. Hij heeft dit tot nu toe opzet telijk nagelaten, omdat naar zijne meening deze zaak hier niet mag behandeld worden, alvorens ze in de Commissie voor Georganiseerd Overleg is geweest en we dus een gemotiveerd voorstel van deze commissie voor ons hebben. De heer Dijkstra stelt voor de vergadering te schorsen. De Voorzitter merkt op dat den heer Molenaar nooit verboden is over den vacantietoeslag te spreken. Hij wist niet hoe de zaak verloopen zou en dus was het altijd voorzichtig geweest, als hij subsidiair het voorstel van Burgemeester en Wethouders had bestreden. Nu dat niet gebeurd is, kan spreker niet anders dan het voorstel in stemming brengen, tenzij de Raad anders beslist. De heer M. Molenaar was zich bewust, dat de zaak zoo kon loopen. Hij had zich dan ook op bestrijding van het voorstel geprepareerd. Echter heeft hij dit tot nu toe nagelaten, om de aandacht ten volle te concentreeren op het feit, dat de Commissie voor Georganiseerd Overleg deze zaak niet voldoende heeft kunnen beoordeelen. De Voorzitter: Dat was Uw risico. Als de Raad het wil, dan kunnen de discussies wel weer geopend worden. De heer K. de Boer gelooft dat de zaak zoo zit: het voorstel van Burgemeester en Wethouders werd ver vangen door een voorstel van orde, n.l. dat van de heeren Molenaar-Muller om de zaak terug te zenden naar de commissie. Zoolang het laatste voorstel in be handeling was, stond dat van Burgemeester en Wet houders buiten de beraadslagingen. Nu het echter is verworpen, komt automatisch het voorstel van Burge meester en Wethouders weer ter tafel. De Voorzitter: Doet de heer Molenaar het voorstel de discussies te heropenen. Dan breng ik dat in stem ming. De heer K. de Boer acht het moeilijk vóór een der gelijk voorstel te stemmen. Dat voorstel behoeft niet gedaan te worden, omdat het vanzelf spreekt dat thans het voorste! van Burgemeester en Wethouders weer on derwerp van beraadslaging is, nu het voorstel van orde van de heeren Molenaar-Muller is verworpen. De Voorzitter merkt op dat hij reeds bij het begin der vergadering heeft gezegd hoe de gang van zaken zou zijn. Beide punten, het voorstel van Burgemeester en Wethouders en dat van de heeren Molenaar-Muller, zijn tegelijk aan de orde gesteld. Niemand heeft den heer Molenaar verboden daarover te spreken. Dat de heer Molenaar dat niet gedaan heeft, was zijn risico. Hij had daar zijn reden voor en heeft het er maar op gewaagd. Dat moet ieder natuurlijk zelf weten. Maar nu zijn de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 23