340 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923 Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December. in elke richting, die in het werkelijk belang der gemeente kan zijn. Spreker moet dit aannemen, waar de wethouder het uitdrukkelijk zoo heefl gezegd en het ook dan tijd is de bakens te verzetten. Tot de wegen terugkomende gelooft spreker dat men in onze stad kan spreken van een tweetal hoofdwegen. Hij meent het best te kunnen beginnen bij de Tweebaks- markt, een riante, breede straat, die echter aan den eenen kant uitloopt op den ongelukkigen nauwen hoek bij het Stadsziekenhuis en aan den anderen kant op de Tuinen. Die verkeersweg kan zonder belangrijke kosten nooit worden gemaakt tot een verkeersweg, zooals wij die meer dan noodig hebben. Een tweede belangrijke verkeersweg zou kunnen wezen de Eewal, die echter aan den eenen kant is ingesloten door de nauwe Weerd en aan den anderen kant door de slechte bocht bij de Korf- makerspijp en de smalle Voorstreek. Hier zijn nog meer verkeerswegen, die absoluut onvoldoende zijn. Spreker behoeft maar even te herinneren aan den verbazend slechten toestand op den Grachtswal, die door het steeds toenemend verkeer veel te smal is geworden en die door haar ligging, vooral in het slechte jaargetijde, niet an ders dan een zeer gevaarlijken toestand kan scheppen. En gaan wij even verder, dan zien wij den toestand bij de Vlietsterbrug. Kortom, a! onze stadswegen houden en hebben geen rekening gehouden met het gelukkig ook in onze stad snel toenemend verkeer en wij dienen dat vraagstuk dan ook onder de oogen te zien om daar voor goed een einde aan te maken. Daarbij komt ook nog de toestand van de meeste onzer bruggen. De kwestie van de Verversbrug of „Kip- peloop" is thans in handen van Burgemeester en Wet houders om prae-advies, maar het staat alreeds vast, dat een oplossing omtrent die brug op ontzettende moei lijkheden zal stuiten. De brug bij de Vrouwenpoort lijkt de meeste tijden meer op een trechter, waar massa's menschen door worden gestuwd, dan op een behoorlijk verkeersgedeclte van de stad. Over 't algemeen zijn dus èn de bestratingen èn de verkeerswegen niet meer berekend op de eischen, die daaraan gesteld mogen worden. Is het nu in dezen tijd de weg, om dat vraagstuk grondig onder de oogen te zien? Spreker meent die vraag bevestigend te moeten beantwoorden. Leeuwarden is spreker meent dat zelfs in het verkiezingsorgaan van de Christelijk-His- tonsche partij te hebben gelezen een bloeiende ge meente en spreker onderschrijft dat grootendeels. De financieele toestand van onze gemeente moge niet al te gunstig geschetst worden, we mogen toch ook zeggen dat er minder reden tot pessimisme is dan voorheen; de toestand hier, vergeleken bij die in de meeste gemeen ten in ons land, valt niet af. Het is nu, naar sprekers meening, de taak van een vooruitziend gemeentebestuur dat het zorgt dat de belemmeringen, die aan de hart aderen van de stad knagen, op afdoende wijze onder de oogen worden gezien. Wij willen, aldus spreker, daaromtrent niet direct met een positief voorstel komen; daar is het vraagstuk veel te ernstig en veel te belangrijk voor. Maar wij hebben toch gemeend bij deze begrooting te moeten vragen een uitspraak van den Raad, die dan een richtsnoer kan zijn voor het college van Burgemeester en Wethouders. Wij hebben ten opzichte van de verbetering van het verkeer de laatste jaren in onzen Raad al verschillende stappen gedaan. Ik behoef maar te herinneren aan het gebouw aan de Handelskade en ook aan de huizen in de Peper straat. Voor ons staat het nog niet vast, of wel ooit die huizenrij weggebroken zal worden met de bedoeling, het verkeer te verbeteren. Ik zeg dat niet als verwijt aan hen, die nieenen in die richting werkzaam te zijn, maar ik beschouw het zoo. dat den Raad ontbreekt een vast plan, waarnaar zich de eerstkomende jaren het verkeer op een afdoende wijze kan ontwikkelen. Wij doen zoo hier en daar eens een beet en een brok, maar het is de groote vraag of straks, bij een algeheel verkeersplan dat is te overzien, niet zal blijken dat verschillende dingen, hoewel met de beste bedoeling, verkeerd zijn gedaan! Het is op grond van die overweging, dat mijn fractie meende een door den heer O. F. de Vries en door mij onderteekende motie aan den Raad te moeten voor leggen. De heer Visser kan gerust zijn, het is maar een motie. Doch als den heer Visser dit vraagstuk niet be langrijk genoeg is, dan kome hij straks maar met argu menten tegen de motie en dan wil ik daarover elk oogen blik met hem debatteeren. Voor mij is het een kwestie van hoogst ernstigen aard. De motie luidt als volgt ,,De Raad, gehoord de discussies over het verkeers- vraagstuk in de binnenstad, van oordeel dat door het steeds toenemende snelverkeer de toegangswegen tot en verschillende wegen in de stad een grondige her ziening noodzakelijk maken, noodigt Burgemeester en Wethouders uit den dienst der Openbare Werken op te dragen een plan te ontwerpen waarin het verkeers- vraagstuk voor de eerstvolgende jaren op afdoende wijze kan worden geregeld." Wij hebben overwogen of liet ook wenschelijker was dat hiervoor een commissie wordt benoemd, maar wij heb ben gemeend dat de dienst der Openbare Werken hier toe wel in staat is, aan het hoofd waarvan een ambtenaar staat van wien, al mag het waar zijn dat men, ook in deze raadszaal, over hem menigmaal een woord van minder aangenamen aard heeft gehoord, ik de over tuiging heb ik heb menigmaal in de Commissie voor de Openbare Werken de gelegenheid gehad om eens nader met hem te praten dat wij in hem beschikken over een technisch bekwaam ambtenaar, die niet zoo gemakkelijk, wat dit terrein betreft, is te vervangen. Zijn veelzijdige kennis op het gebied van stadsuitbrei ding is ons een voldoende waarborg dat hij in staat zal zijn tot het ontwerpen van een plan, dat zal kunnen vol doen aan de eischen van het moderne verkeer in onze stad. Natuurlijk bindt de Raad zich in dit opzicht aan niets. Het voordeel is echter dat de Raad, als hij dit plan krijgt cn dit eenmaal door hem zal worden aanvaard, een vast plan krijgt, waarnaar in den loop der jaren het verkeer op een afdoende wijze zal worden geleid en de wegen in een behoorlijken toestand zullen worden gebracht. De heer Van der Schoot heeft met genoegen den laatsten spreker gehoord, die een punt aanroerde, dat spreker zich ook had voorgenomen bij de begrooting van Openbare Werken ter sprake te brengen. Het ver keer in onze stad is van dien aard, dat wij daarvoor een open oog dienen te hebben. Spreker staat naast den heer B. Molenaar, doch het is, als men niet met effectieve voorstellen komt, dunkt hem zeer moeilijk dat het college voor het verkeer een open oog zal hebben, afgezien er van dat dit de aandacht van het college heeft. Daarom had spreker ook van den heer Molenaar verwacht, dat deze niet alleen zou spreken van een vast plan, maar dat hij ook zou aangeven in welke banen het verkeer te Leeuwarden zal moeten worden geleid. Spreker weet niet of hij thans een nieuw gezichtspunt naar voren brengt, maar hij had gedacht dat het verkeer vanaf den Groningerstraatweg zou moeten worden geleid langs Voorstreek, Groentemarkt. Weaze en Friesche Bank. Hij meent dat men dan een verkeersweg zou kunnen krijgen die voldoet aan de eischen van het snelverkeer, doch wil er aan toevoegen dat natuurlijk aan dit plan annex is de demping van de verschillende grachten. Spreker meent dat dit plan het overwegen wel waard is en vertrouwt, dat Burgemeester en Wethouders het wel nader willen bezien en, als zij meenen dat de tijd daarvoor gekomen is, met plannen en voorstellen daaromtrent in den Raad willen komen. Spreker zou verder willen aanstippen de kwestie van de kinderspeeltuinen in de gemeente. Als men de ge meente doorgaat, ziet men hier en daar zooals bij de Bleeklaan - kinderspeeltuinen ingericht. Afgezien Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 341 Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December. r:u van de bezuinigingswoede, die heerscht op dit ge bied, zou spreker de vraag willen doen of het ook mo- aelijk is dat ook op andere oorden van de stad speel tuinen worden ingericht, opdat niet één kant alleen daar van zal profiteeren, maar ook andere oorden daarvan kunnen genieten. De kosten daarvan zijn heusch niet irroot. En als men naar andere plaatsen, b.v. naar Am sterdam ziet, dan blijkt dat daar een heel goed voor beeld wordt gegeven, waar men daar de gelegenheid geeft dat de kinderen zich op speelterreinen kunnen vermaken en daar verder ook tennisvelden zijn inge richt. Spreker acht dit zeer toe te juichen en meent dat ook hier van den braakliggenden grond, die men op enkele plaatsen van de stad ziet liggen, zeer mooie ter reinen voor de jeugdontwikkeling waren te maken. Spreker wenscht thans een meer prozaïsch onderwerp aan te stippen; hij meent dit niet te moeten laten pas- seeren. Hij weet niet of de leden van den Raad allen bekend zijn met de situatie aan de Noorderbegraafplaats. Hij. die daar een van zijn nabestaanden naar toe heeft gebracht, kan het niet anders zijn gegaan dan spreker: dat hem een rilling door de leden is gegaan. Als men een en ander van nabij heeft beschouwd, weet men, dat, als er een graf moet worden gedolven, dit met zeer groote moeilijkheden gepaard gaat. Spreker wil den heeren in overweging geven daarvan eens goede nota te nemen. Er is een geweldige aandrang van water en het kan den leden en ieder inwoner niet anders dan met ijzing vervullen, wanneer men daar zijn nabestaanden in liet water moet laten zakken. Wanneer er een graf is gedolven wordt kunstmatig zoolang de bodem van water ontdaan als de stoet op het kerkhof is, doch het is al meer dan eens gebeurd dat, eenige uren nadat het lijk in het graf was neergelaten, de kist reeds onder water stond. Spreker meent dat dit een oneer is voor een plaats als Leeuwarden en het kan niet anders of het moet bij dit teere punt aller sympathie hebben om in dien toe stand verbetering te brengen. Als men moet consta- teeren dat door den aandrang van het water verschil lende geplaatste kisten worden verdrongen, dat zij naar een ander graf zijn gedreven of naar een plaats, waar men meende dat geen kist was, dan meent spreker dat dit dingen zijn die ten volle de aandacht van Burge meester en Wethouders moeten hebben. Men zal spreker kunnen toevoegen dat, indien men dit werkelijk goed zou willen maken, dit verbazende kosten zou meebren gen. Spreker onderschrijft dat, maar toch, hoewel het punt verkeerswegen, hier aangehaald, zijn volle aadacht en sympathie heeft, zou spreker, afgezien van alle ver betering die hij graag daarin zou brengen, dat punt opzij willen zetten, waar het niet uiterst noodzakelijk is, om aan het onderwerp, dat hier thans door hem is aan geroerd, zijn volle aandacht te schenken. Het eerst moet men daarin afdoende verbetering brengen. Spreker kan niet den weg aangeven, waarlangs dit moet ge beuren, maar hij meent dat het beslist in orde kan komen en hij weet ook dat uit een onderzoek, door deskundigen ingesteld, dezen is gebleken dat het in orde kan komen. Spreker zou thans graag van het college de toezegging willen hebben, dat deze zaak de volle aandacht van het college heeft en hij hoopt dat binnen niet langen tijd het college met voorstellen zal komen om daarin ver betering te brengen, opdat men niet met lijdelijk verzet zal behoeven te komen om tegen den toestand te pro testeeren, waar men daarin niet langer kan meegaan. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi kan zich volko men aansluiten bij de motie-Molenaar, maar zou er ook voor wezen om plannen te maken meer voor dadelijk dan voor de toekomst. De motie-Molenaar spreekt meer van de toekomst, wat natuurlijk voor de hand ligt, omdat het resultaat daarvan een groot plan is, omdat, wat zij wil. een grondplan is. Het lijkt spreekster echter niet zoo'n verschrikkelijk bezwaar waar zij meent dat de huizen aan het Blokhuisplein en aan den Nieuweweg daarvoor reeds zijn aangekocht dat die hoek in elk geval werd verbeterd. Zij weet wel dat het sloopen van die huizen geld kost en dat men rente zal derven, maar wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. Spreekster vindt dat die hpek daar voor auto's, fietsen, enz. een onoverkomelijk bezwaar oplevert en het lijkt haar toe dat in dien toestand daar werkelijk moet worden voor zien, zelfs in dezen tijd van bezuiniging. Spreekster herinnert zich dat verleden jaar de Burge meester bij den aankoop van het huis van Jager en Wierda heeft gezegd, dat de toestand al heel wat beter zou zijn, wanneer de Meelbrug werd verlaagd. Dat kan nu nog, zonder dat de Amelandspijp wordt verlengd, wat een heel groot werk zou zijn. Wanneer men nu de Meelbrug geleidelijk ging verlagen, dan zou men daar door aan het verkeer een zeer gropten dienst bewijzen. Het verkeer zou dan kunnen gaan langs de Voorstreek, over de glooiende Meelbrug en verder langs Handels kade, Tweebaksmarkt en den verbeterden hoek bij het Blokhuisplein. Het lijkt spreekster toe dat men het daarmee voorloopig zou kunnen doen en dat deze ver betering niet al te hooge kosten zal meebrengen en zij meent dat voor het verkeer van den Groningerstraatweg naar den Overijselschenstraatweg deze weg in elk geval een verbetering kan en moet worden. Al brengt deze verbetering niet een ideale verbinding tusschen de beide straatwegen tot stand, toch lijkt het spreekster toe dat het verkeer in de binnenstad daardoor ook ontzettend veel zou worden verbeterd en ontlast. Spreekster zou graag antwoord hebben of het college bereid is, hierin tegemoet te komen en zij zal ook een voorstel indienen waar zij al bemerkt dat dit zal worden ondersteund waarbij Burgemeester en Wet houders worden uitgenoodigd met plannen te komen tot geleidelijke verlaging van de Meelbrug en tot het af breken van de huizen aan het Blokhuisplein en aan den Nieuweweg. De heer Dijkstra hoort dat hier op 't oogenblik be langrijke dingen naar voren komen. Hij had zich voor genomen om naar aanleiding van den indruk, dien het eindcijfer van deze begrooting op hem maakt, eenige opmerkingen te maken, doch zal dat nu opschorten tot na het antwoord en de verdediging door den wethouder van deze begrooting. Spreker wil hem door zijn op merkingen niet den pas afsnijden, maar zal straks in tweede instantie het woord vragen. De heer Hofstra merkt op dat onder volgno. 96 en vervolgens van de begrooting van Gemeentewerken en ook op de begrootingen van de andere bedrijven zekere posten voorkomen voor verzekering tegen brandschade. Spreker zou nu bij deze algemeene beschouwingen in de eerste plaats deze vraag tot het college willen richten, hoe die verschillende risico's zijn gedekt en in verband daarmee, bij welke verzekeringsmaatschappij de risico's voor de verschillende perceelen zijn ondergebracht. Voorzoover spreker is ingelicht zijn al deze risico's ge dekt door de Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij te Leeuwarden. Wanneer spreker alle bedragen samenvat komt hij tot de volgende bedragen. Het bedrag dat Gemeente werken jaarlijks aan premie moet betalen is ruim 2100.een post voor het Grondbedrijf heeft spreker niet gezien, het Woningbedrijf betaalt 1200.de Gasfabriek 600.—, het Electriciteitbedrijf een dubieuse post. waaronder begrepen deze premie, van 100. de Drinkwaterleiding 100.— en het Reinigingsbedrijf 137.Spreker komt alzoo tot een totaal-bedrag van 4336.aan premie. Nu wil hij allerminst beweren dat dit bedrag zuiver is, doch aan de hand van de gegevens, hem verstrekt, moest hij tot dit bedrag komen. Vasthoudende aan het bedrag van 4336.aan premie, komt spreker tot een verzekeringsrisico van ruim

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 26