346 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923, Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December. Spreker geeft echter onmiddellijk toe dat verschillende posten en onderdeden iemand hoog kunnen voorkomen. Natuurlijk zullen, waar de Raad de begrooting nu in be handeling heeft, als de Raad meent dat enkele posten te hoog zijn, deze dan verlaagd kunnen worden. Spreker persoonlijk zal dat dan misschien jammer vinden, maar dan zal er wat minder moeten worden verricht. De heer Beekhuis spreekt ook over den post van 21.000.voor onderhoud van plantsoenen. Dat betreft de verschillende plantsoenen, klein en groot. Deze moeten worden onder houden, heeft men plantsoenen zooals een stad als Leeuwarden, dan vordert het onderhoud dat bedrag. Als men van dezen post een bedrag wil schrappen, dan doet men beter er maar niets aan te besteden. Plant soenen zijn betrekkelijk een luxe voor een gemeente, maar als men die soort zaken er op na houdt, dient men ze ook werkelijk zoo te onderhouden, dat ze er netjes uitzien en voldoen aan de eischen, zoo, dat geen vreem delingen er aanstoot aan kunnen nemen en zullen zeggen dat de boel er sjofel uitziet. Men moet een van tweeën: öl er een zandtuin van maken voor de kinderen om in te spelen öf ze onderhouden als plantsoenen. Maar men kan, als men meent dat tie kosten te hoog zijn en dat het niet lijden kan, het bedrag niet met eenige duizenden verminderen, want dan krijgt men voor zijn geld ook slechts datgene, wat er voor gemaakt kan worden en dan gelooft spreker zeker dat de Raad het volgend jaar zou zeggen zoo gaat het ook niet langer. De heer O. F. de Vries heeft gezegd dat hij niet op deze begrooting critiek wilde uitoefenen maar alleen in herinnering wilde brengen dat de Katholieke fractie steeds ernstig heeft aangedrongen op ernstige bezui niging. Mogelijk dat een lid van deze fractie dat meer uitdrukkelijk heeft gedaan, maar spreker gelooft niet de fractie De heer O. F. de Vries: Ik heb ook gezegd een lid. De heer Fransen (wethouder) Oh, was het een lid. De heer De Vries was het wel met de uitgaven eens, al heeft hij gezegd dat deze 43.000.hooger zijn dan het vorig jaar. De heer De Vries is daar echter zelf voor een belangrijk deel bij betrokken. Hij zelf heeft al gezegd dat het vorig jaar door Burgemeester en Wethouders op deze begrooting belangrijk is bezuinigd op bestra tingen en herstellingen. En nu gaat het daarmee als bij elk ander werk: men kan wel eenige jaren beknibbelen, maar ten slotte komt men toch voor het feit te staan dat het moet gebeuren en dan moet er een flinke som op om den achterstand in te halen De heer K. de Boer: Alweer een bekeering! De heer Fransen (wethouder) Heelemaal geen bekeering: het mag misschien zijn een helderder inzicht. Een ander spreker was de heer B. Molenaar, die over de verkeerswegen heeft gesproken en in uitzicht heeft gesteld dat een schema moet worden ontwikkeld voor de verbetering van de verkeerswegen in verband met de uitbreiding van de stad en den doorgang van het verkeer. Spreker wil onmiddellijk zeggen dat dit idee zijn volle sympathie heeft wat het kost daarover zal hij op 't oogenblik maar niet spreken. De heer Molenaar wil ook een algeheele herziening van de hoofdwegen, van de bestrating zelf, afgescheiden van het punt ver keerswegen. In het algemeen zal daaraan zeer zeker aandacht worden gewijd en spreker heeft er ook dezer dagen reeds bij Openbare Werken over gesproken of er niet een middel is te vinden voor een betere bestrating van de hoofdwegen; men is reeds in bespreking met een leverancier over een nieuw systeem van bestrating en daaromtrent worden informaties genomen. Nu is in verband met de kwestie van het verkeer ook door andere leden gesproken. Spreker meent dat mevr. Buisman accoord gaat met de bedoeling van den heer Molenaar, dat wat in diens voorstel staat aan het college wordt opgedragen, maar dat mevrouw Buisman toch liever zag dat verschillende onderdeden zoo spoedig mogelijk werden ter hand genomen, zooals de verbete ring van de Meelbrug en het afbreken van de gebouwen bij het Stadsziekenhuis. Nu is daar wel iets voor te zeg gen en misschien dat het mogelijk is dat het college daar niet afwijzend tegenover staat. Maar één belangrijke factor moet men niet vergeten: als het college een op dracht krijgt, zooals de heer Molenaar voorstelt, dan zal het van groot belang zijn de geheele zaak onder de oogen te zien en nu geen onderdeden te doen, die mis schien later kunnen blijken onnoodig of verkeerd te zijn geweest. Wat de verandering van de Meelbrug aangaat, daar omtrent zijn de plannen kant en klaar, maar ze zijn door het college niet in den Raad gebracht, omdat men ee- nigszins bevreesd was om daarmee, bij het groote stre ven tot bezuiniging, bij den Raad te komen. De plannen zijn echter klaar en daaraan is ook verbonden, als spr. zich niet vergist, de demping van de Tuinen De heer K. de Boer: Dat plan is van de baan. De heer Fransen (wethouder) Dat is toch de bedoeling. In onmiddellijk verband met de Meelbrug zit verder de Amelandspijp, die twee kan men niet scheiden. Als men dat doen wil, zal men toch belangrijke kosten krijgen. De Amelandspijp zal belangrijk moeten worden uitgebreid naar den kant van de Tuinen en het zuiden. Het college van Burgemeester en Wethouders staat, zooals spreker zei, niet onsympathiek tegenover het voorstel van de heeren B. Molenaar en O. F. de Vries en wil dit wel overnemen. De heer Van der Schoot heeft aan den heer Molenaar gevraagd in welke banen deze het verkeer dacht te leiden. Waar het voorstel in handen van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld, kan de beantwoording van die vraag wachten tot de zaak van de zijde van het college ter tafel komt. De heer Van der Schoot heeft ook het idee aan de hand gedaan om de heele Voorstreek en de Weaze te dempen om daarlangs het geheele verkeer te leiden. Als onverhoopt dat voorstel in den Raad zou komen en spreker zal zich daar niet tegen verzetten denkt spreker dat er wel een storm zou opgaan van de zijde van „Heemschut" en andere vereenigingen en bonden, die streven voor het behoud van stedenschoon, zooals dat genoemd wordt men heeft dat in Sneek, Leiden en Gouda ondervonden hoewel spreker persoonlijk niet zooveel voor die mooie boogjes en grachtjes voelt. De heer Van der Schoot spreekt verder over den zeer onhoudbaren toestand op de Noorderbegraafplaats. Spreker kan ook wel zeggen dat het daar niet is, zooals het moest zijn, maar als men den toestand wil wijzigen zoo als die gevraagd kan worden voor een behoorlijke begraafplaats, dan eischt dat een zeer groot bedrag, omdat het geheele werk van 't begin af verkeerd is aan gevat. Het college wil echter zeer zeker gaarne de zaak overwegen en alsnog trachten maatregelen te treffen en plannen te beramen om eenigszins in dien toestand daar tegemoet te komen. Wat de heer Visser over de motie van de heeren Molenaar en De Vries heeft gesproken, kan spreker ge voeglijk achterwege laten nu deze door het college is overgenomen. De heer K. de Boer heeft aan den heer Oosterhoff een enkele vraag gesteld, den heer Visser gezegd dat de evengenoemde motie werd veranderd in een voorste! en is tenslotte alleen gekomen op volgno. 205, het plantsoentje op Mariahof, dat naar zijn meening niet op den Kapitaaldienst thuis behoort. Misschien is daar iets voor te zeggen. Op het oogenblik is de toestand zoo. Het plantsoentje, dat daar vroeger is geweest, is totaal, heelemaal verruïneerd, het is een groot plein geworden, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 347 Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December. er is niets meer. Wil men nu van dit kale veld weer een plantsoen maken, dan is dat geen onderhoud van het tegenwoordig bestaande, maar dan moet men het geheele plantsoen opnieuw aanleggen, alsof het er nooit was geweest. Nu kan men in meening verschillen of dit op den Kapitaaldienst behoort of niet; spreker gelooft niet dat hij daarover veel behoeft te zeggen, ook omdat het van minder belang zal zijn. De heer Weima heeft gesproken over bezuiniging op alles wat niet absoluut noodzakelijk is. Er moeten niet meer plantsoenen komen, omdat die zeer duur zijn. Spreker heeft den heer Beekhuis al geantwoord de plantsoenen moeten worden onderhouden of niet onder houden. Verder heeft spreker van den heer Weima gehoord dat het op den Grachtswal tot aan de Eerste Kanaalsbrug op verschillende tijden zeer gevaarlijk is. Al de verschil lende verkeerswegen, die hier naar voren zijn gebracht, zijn echter al eenige jaren lang bij Openbare Werken genoemd. De heer Muller heeft zich aangesloten bij de woorden van den heer Van der Schoot inzake de begraafplaats. De heer Cohen heeft gesproken over de sluitingsuren van de bruggen en gevraagd om aan de gebreken in verband met den treinenloop tegemoet te komen, over de urinoirs en over het opbreken van bestratingen voor het leggen van kabels, waaromtrent overleg dient te worden gepleegd tusschen de verschillende bedrijven. Spreker kan den heer Cohen mededeelen dat het college deze drie punten ter harte zal nemen; de heer Cohen zal straks wel hooren dat het college er aan is tegemoet gekomen. Te 12.45 uur namiddags wordt de vergadering ge schorst. Te 2 uur namiddags wordt de vergadering heropend. Alsdan zijn aanwezig dezelfde leden als bij den aan vang van de morgenvergadering, behalve de heeren Koopmans en Van der Schoot, die evenwel later ter vergadering verschijnen. De heer B. Molenaar wou nog graag enkele opmer kingen maken naar aanleiding van hetgeen over de motie is gezegd. De heer Van der Schoot is begonnen met te zeggen dat spreker over een vast plan sprak. Hijzelf is echter verder gegaan en is gaan spreken over het dempen van de binnengrachten enz., waarbij hij zich heeft laten ver leiden eigenlijk een weg aan te geven, waarlangs het verkeer zou moeten worden geleid. Spreker heeft dat juist opzettelijk vermeden; hij meent dat de dienst der Openbare Werken hier den weg moet wijzen. Mevrouw Buisman staat niet onsympathiek tegenover het voorstel, maar meende toch dat men een begin moest maken met enkele dingen en had hierbij vooral het oog op de slechte bocht bij het Stadsziekenhuis. Spreker heeft echter juist beweerd dat hij er over 't algemeen tegen is dat men er bij de verbetering van de verkeers wegen stukjes uit neemt. Hij wil niet ontkennen dat de genoemde hoek groote gevaren schept; hij heeft het zelfs dezer dagen nog bijgewoond dat daar 2 rijwielen onder een vrachtauto kwamen, waarbij gelukkig echter, door het krachtig ingrijpen van den bestuurder, nog ongeluk ken werden voorkomen. Toch meent spreker, nu de Raad waarschijnlijk met zijn voorstel zal meegaan, dat het beter is dat men eerst een afgerond geheel krijgt ten opzichte van de verbetering der verkeerswegen, dan dat men daar stukken uit gaat nemen. De heer Visser heeft tegen het voorstel zelf niet veel gezegd, alleen zegt hij: het is weer een motie, niets dan een beetje reclame. Nu is de heer Visser iemand, die heel veel zegt, heel veel. In hoeverre het betoog of de betoogen, die de heer Visser hier in den Raad houdt, reclame zijn, laat spreker het oordeel aan den Raad over. Maar spreker zou wel tot den heer Visser willen zeggen: „Wie boter op zijn hoofd heeft, moet niet in de zon gaan staan". De heer Weima heeft gezegd dat spreker had gespro ken over een bloeiende gemeente. Dat onze stad een bloeiende gemeente was, zoo sterk heeft spreker zich niet uitgedrukt, hij heeft gezegd dat hij meende dat zelfs in het orgaan van de Christelijk-Historische Partij heeft gestaan dat onze stad was een bloeiende gemeente en dat onze gemeente in elk geval den toets der critiek met andere gemeenten kan doorstaan. Overigens is er gesproken dat het plan vrij wat geld zal kosten. Daar is moeilijk nu over te spreken, maar dat een algemeen plan, zooals spreker bedoelt, geld zal kosten, staat wel vast. Veel hangt echter af van de wijze, waarop het zal worden uitgevoerd. Men moet eerst het plan hebben om er over te oordeelen. Spreker wil er op wijzen dat in Amsterdam dit jaar een voorstel is aan genomen om een bedrag van iO millioen te besteden aan de verbetering en ombouw van verschillende straten en dat in geleidelijk tempo elk jaar één millioen daarvan zal worden verwerkt. Spreker noemt dat voorbeeld, om dat hij zich voorstelt dat, als het plan hier eenmaal is, men ook in geleidelijk tempo en naar gelang de draag kracht van de gemeente het toelaat tot de uitvoering zal moeten overgaan. En men vergete niet dat de toestand ook thans van de gemeente vrij belangrijke offers eischt, omdat de wegen niet bestand zijn tegen het steeds toe nemend verkeer. Uit de beantwoording van de zijde van Burgemeester en Wethouders mag spreker de conclusie trekken dat zij het voorstel overnemen. Dat doet spreker in zooverre sympathiek aan, maar hij hoopt toch dat dit overnemen ook beteekent dat het college er de noodige aandacht aan zal schenken. Door Burgemeester en Wethouders is in de bijlage, die de toelichting tot de begrooting behelst, ook zelf reeds het verkeersvraagstuk aange sneden en aangekondigd en de wethouder van Open bare Werken heeft dat nog eens toegezegd dat een voorstel tot den bouw van een brug over het Vliet voor het nieuwe stadsdeel en in verband met het verkeer binnenkort zal komen. Spreker hoopt echter dat het voorstel tot het maken van een brug niet zal voorafgaan aan het algeheele plan, maar dat Burgemeester en Wet houders eerst het algeheele plan zullen ontwerpen al vorens met de brug te komen. Spreker meent het hierbij te kunnen laten. De heer Visser heeft uit het betoog van den heer Molenaar begrepen dat men thans niet meer met een mot<e maar met een voorstel heeft te doen. De heer B. Molenaar: Ja. dat heb ik nog vergeten te zeggen. De heer Visser acht zich niet verplicht aan de strek king van een motie uitvoering te geven maar aan een concreet voorstel wel. Wanneer hij volgens de woorden van den heer Molenaar heeft gezegd dat de motie alleen maar reclame is, dan heeft spreker daarmee niet willen zeggen dat de heer Molenaar hier reclame speelt, maar dat in den gewonen regel moties reclame zijn. Er is thans een technisch verschil, nu men van de motie een voorstel wil maken. Spreker zou daar wel voor willen stemmen. Verder sluit spreker zich geheel aan bij het betoog van den heer Molenaar. Deze zegt: de heer Visser spreekt wel eens in de richting van reclame, ik laat daar omtrent het oordeel over aan den Raad. Spreker kan daarmee volkomen accoord gaan, hij ook laat het oordeel over aan den Raad. De heer IJ. de Vries wil niet opnieuw gaan debat- teeren. Wat de heer Molenaar naar voren heeft gebracht heeft in hoofdzaak gestaan in het verkiezingsblad van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 29