348 Verslag van cle handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1993 Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December. sprekers partij: in groote lijnen is daarin gesproken over de uitbreiding en de verbetering van den verkeerstoe- stand. De heer Molenaar zegt dat daarin ook is ge schreven dat Leeuwarden een bloeiende gemeente is. Spreker wil niet ontkennen dat daarin is gesproken over „een zich uitbreidende gemeente" en dat dit feitelijk een teeken is van bloei. Maar daarmee is niet bewezen dat de stad Leeuwarden een bloeiende stad is, die financieel zeer krachtig is. Overigens kan spreker volkomen meegaan met het betoog van den heer Molenaar, sprekers partij heeft voor de verkiezingen al gemeend dat te moeten zeggen. Spreker heeft echter het voorste! van mevrouw Buisman tot het eerst maken van een partieële verbetering mede onderteekend; door het leggen van een betere brug over de Tuinen of het verlagen van de Meelbrug spreker vreest echter dat die te smal is en het afbreken van de huizen aan den Nieuweweg zou men althans voor- loopig een verbetering krijgen. Want spreker stelt zich voor dat er wel eens een klein jaartje kan verloopen, voor men hier over het plan-Molenaar, dat hij zeer toe juicht, een rapport zal hebben. Dan zal er dus al weer een jaar zijn verloopen voor de Raad kan beslissen en dan kan het plan wel zoo duur blijken dat het ook par tieel moet worden uitgevoerd. Nu gelooft spreker dat de toestand voor het vervoer van dien aard is in verband met den toestand die is besproken, toen is be sloten tot het amoveeren van het huis aan de Handels kade dat het beter is te beginnen met een betere AAeelbrug te leggen over de Tuinen en dan het vervoer te leiden langs de Druifstreek en Nieuweweg. De heer K. de Boer kan in groote lijnen onderschrijven A'at de Voorzitter ten opzichte van de posten op den Kapitaaldienst heeft gezegd; hij is het geheel eens met het beginsel dat door Gedeputeerde Staten van Utrecht is bestreden. Toch wil spreker in zooverre als preci seering van zijn standpunt dat door den Voorzitter eenigszins is misverstaan omdat spreker heeft gedebat teerd tegen den heer Oosterhoff, die een ander standpunt innam dit zeggen, dat hij meent, dat de limiet van de onkostenbedragen. die op den Kapitaaldienst worden gebracht, zoo juist moet worden benaderd, dat men daarbij nooit boven de werkelijke onkosten komt. Dan deze opmerking. Spreker meent dat de wethouder van Openbare Werken heeft gezegd dat het plan-Mole naar veel zal kosten. Spreker gelooft echter dat het plan zelf niets zal kosten en dat, als het wordt uitgevoerd, zal blijken, dat de uitvoering minder zal kosten dan het in het wilde weg, zonder vaste lijn aanbrengen van ver beteringen. Spreker denkt dat, wanneer men naar een plan te werk gaat, dit minder zal kosten dan verbete ringen zonder vaste lijn. De heer O. F. de Vries gelooft wel dat mevrouw Buisman en de heer IJ. de Vries een sympathiek voor stel hebben gedaan, maar dat dit eenigszins verkeerd is opgevat. Het doel is in de eerste plaats geweest dat er een plan wordt gemaakt, waarbij het verkeer door de stad in groote lijnen wordt omlijnd. Spreker gelooft niet dat het zoo lang behoeft te duren dat de Raad dit plan voor zich kan hebben; dat is een kwestie van maanden. Dan kunnen verschillende verbeteringen worden uitge voerd en nu is spreker het geheel met mevrouw Buisman en den heer IJ. de Vries eens, dat de Meelbrug een van de dingen is, die moeten voorgaan. Het eene behoeft het andere echter niet uit te sluiten als de Raad de lijnen voor zich heeft, waarlangs het verkeer moet wor den geregeld, dan kan dit of dat wel voorgaan. En dan kan spreker wel zeggen dat hij ook voor het plan van mevrouw Buisman zal zijn; dat is een van de dingen, die het eerst moeten worden aangepakt, omdat het hier betreft een van de gevaarlijkste punten in de stad, waar het verkeer opstopt. De heer Beekhuis zou een amendement willen indie nen op het voorstel van mevrouw Buisman. Hij erkent de bezwaren, door sommigen geopperd tegen het aan nemen van het plan-Buisman, omdat het afwachten van het groote plan meebrengt dat men bezwaar kan maken tegen het veranderen van de Meelbrug. Maar iets anders is, dat noodzakelijk de huizen aan den Nieuweweg moe ten worden afgebroken. Het autoverkeer is daar bij zonder groot, waar op de Tweebaksmarkt eenige gara ges zijn en men heeft op dien hoek altijd met verbazende moeilijkheden te kampen. Spreker wil daarom een amen dement indienen op het voorstel van mevrouw Buisman, dat direct wordt overgegaan tot het amoveeren van de huizen en het in orde maken van het terrein op den hoek van den Nieuweweg, ook al wordt niet dadelijk overge gaan tot verandering van de Meelbrug. De heer Dijkstra heeft gister en ook vandaag het is vooral in zijn kwaliteit als lid van het oude college, dat hij spreekt met groote belangstelling de discus sies hier in den Raad gevolgd. De conclusie, die gister is genomen, kwam eigenlijk hier op neer, dat aan den eenen kant een felle en soms ergerlijke bestrijding van het oude college is gehoord, terwijl aan den anderen kant gister na de erkenning van den heer Oosterhoff en het antwoord van wethouder Scheltema de conclusie is mogen worden getrokken, dat van de critiek, die tegen het oude college bij de verkiezingen naar voren is ge bracht, geen titel of jota is overgebleven. In verband met deze bedrijfsbegrooting van Openbare Werken wil spr. er op wijzen dat voor en tijdens de verkiezingen de critiek op het oude college en op sprekers vriend, die voor Openbare Werken zat, niet onder woorden is te brengen. Dat was eenvoudig bar: het was een geldweg- smijterij, er waren tientallen ambtenaren te veel, enz. enz. De heer Fransen behoeft niet met het hoofd te schudden, dat is gezegd. Nu heeft men de cijfers van dit college onder de oogen gehad. Toen spreker de cijfers van Openbare Werken kreeg, heeft hij tegen zijn vrouw gezegd: Ik sta paf van deze cijfers. Wij zijn beschuldigd, dat wij het gemeentegeld hebben gebruikt op een wijze, die niemand voldeed en ik krijg hier nu een begrooting van Openbare Werken, die bij de verkiezingen op de scherpst mogelijke wijze is aangevallen ik verzoek de pers dit goed te noteeren omdat er geen stuk van deugde... De heer IJ. de Vries: Door wie? De heer Dijkstra ...Dat moet U niet vragen..., terwijl werd beweerd dat v/ij, als toen zittende leden van het college, geen waarde hechtten aan het zuur opgebrachte geld van de belastingbetalers. En wat is nu de practijk? Dat de Katholieke wet houder, de heer Fransen, komt met een bedrijfsbegroo ting, die bijna 43.000.hooger is dan die van het lid van het oude college en dat de heer Fransen heeft ge zegd dat die 43.000.meer noodig is voor de verbe tering van straten, die in een toestand verkeeren welke niet meer verdedigbaar isomdat men het oude college heeft dwars gezeten, wanneer het maar een fietspad wilde aanleggen en men daarover zelfs ging debatteeren. Verder stond de heer Fransen indertijd critisch tegenover den walmuur aan den Oostersingel, nu zegt de heer Fransen: het gaat zoo niet meer. Spreker hoort ook met groote verbazing dat dezelfde wethouder thans zegt dat dit college weer met de Stadhuisplannen zal komen; het wil hem werkelijk voorkomen dat de heer Fransen meer dan anderen actie daartegen heeft gevoerd. Over het schandelijk onderdak, dat de ambte naren hier hebben, zal spreker niet uitweiden, dat is hier met de scherpste voorbeelden door de raadsleden al aangetoond. Spreker wil echter constateeren dat, toen het oude college met deze plannen kwam, er een herrie en een Indianengehuil is aangeheven en dat nu door de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December. tegenstanders die plannen bij de eerstkomende begroo ting naar voren worden gebracht. Als men nu prijs stelt op den naam van eerlijk rnensch dan vraagt spreker dat men hier in het openbaar zal komen met de erkenning, dat er een strijd is gevoerd, ook door hun partijen, tegen tiet oude college, die op geen stukken na door den beugel kan. Dat zijn de feiten die spreker even wilde vastleggen. Het is zijn methode, zich op deze manier te uiten en conclusies te maken. Hij hoopt dat de heeren ook de lieer IJ. de Vries zich tot die hoogte kunnen opwerken dat zij zullen erkennen dat de manier, waarop tegen het oude college is opgetreden, niet te pas kwam. De heer Oosterhoff wil even een misverstand tusschen den heer K. de Boer en hem uit den weg ruimen. Uit wat spreker straks heeft gezegd heeft de heer De Boer blijkbaar den indruk gekregen, dat spreker de algemeene kosten, die op den buitengewonen dienst worden gelegd, zooveel mogelijk wilde opvoeren. Dat is niet het geval, daar moet alleen op wat er op hoort. Bij spreker was echter de vraag gerezen of, waar 25 op de werken onder den gewonen dienst was gelegd, de 15 die op het eenige buitengewone werk was gelegd, wel vol doende was. Na de toelichting van den Voorzitter is hem echter die zaak volkomen duidelijk geworden en is hem gebleken dat er voor den buitengewonen dienst geen vast percentage kan worden genomen, maar dat het percentage van het aandeel, dat Gemeentewerken in het werk heeft, zal afhangen. Spreker heeft het dus niet zoo gemeend, als de heer De Boer het heeft opgevat, dat op den buitengewonen dienst meer moet worden gelegd. De heer Muller heeft straks omtrent de begraafplaats in aansluiting met de woorden van den heer Van der Schoot gezegd, dat ook hij dien toestand verschrikkelijk vindt voor een gemeente als Leeuwarden en hij gelooft zeker dat allen, die hier zitten, dien toestand verschrik kelijk vinden. Door den wethouder van Openbare Wer ken is gezegd dat ook door het college de toestand niet wordt geacht, zooals die noodzakelijk moest wezen, doch de wethouder heeft hoofdzakelijk gewezen op de groote kosten, die het zou meebrengen, wanneer de toestand daar zoo werd gemaakt als die noodzakelijk moest wezen. Spreker gelooft dat het niet van belang ontbloot zou zijn als de Raad eens gewaar kon worden wat er feitelijk besteed zou moeten worden, alvorens de begraafplaats in een toestand is gebracht, die aan de minst mogelijke eischen voldoet. Spreker zou daarom een motie, mede onderteekend door den heer M. Mole naar, willen voorstellen, welke luidt als volgt: „De Raad, van oordeel dat de nieuwe begraafplaats in een zoodanigen toestand verkeert, dat hierin ver andering moet worden gebracht, noodigt Burge meester en Wethouders uit een onderzoek in te stellen naar de kosten die zullen moeten worden besteed om in dien toestand grondige verbetering te brengen, noodigt Burgemeester en Wethouders tevens uit het resultaat van dit onderzoek aan den Raad kenbaar te maken." Dan nog een paar woorden naar aanleiding van de kwestie, door den heer Cohen naar voren gebracht, de sluiting van de bruggen in verband met de vertrekuren van de treinen. Spreker weet niet precies of het juist is, of de brugwachters zich wel aan hun voorschriften houden. Hij zou echter aan het college de vraag willen stellen of Burgemeester en Wethouders willen onder zoeken en toezien of de brugwachters zich wel steeds houden aan de tijdstippen, die zijn voorgeschreven voor het sluiten van de bruggen in verband met het vertrek van de treinen. Spreker meent te weten dat dit niet altijd het geval is, het is hem persoonlijk overkomen, ofschoon hij niet met den trein weg hoefde, waar hij er altijd eer der moet wezen. Als iemand, die op hetzelfde tijdstip met spreker voor de brug stond, toen echter met den trein van 4.26 uur had moeten vertrekken, had hij na het sluiten van de brug dien trein niet meer kunnen halen. De datum doet er niets toe, de brugwachter doet er ook niets toe, doch spreker acht het wel wenschelijk dat wordt toegezien dat de brugwachters alle aandacht schenken aan de tijdstippen. De heer Visser (voor de derde maal met verlof van den Voorzitter het woord verkrijgende) was er gister niet en wenscht' in het kort te reageeeren op wat door den heer Dijkstra naar voren is gebracht. Deze noemt speciaal den Katholieken wethouder, die met een hoo- gere begrooting komt dan de begrooting van het vorige jaar van het college. De heer Dijkstra zou willen hooren en wijst daarbij naar de fracties, die zitting hebben aan sprekers kant - hoe men er daar over denkt en of er bij de vorige begrooting niet een ongeoorloofde critiek naar voren is gekomen omtrent het college van Burge meester en Wethouders. Spreker zou daarop willen ant woorden ik meen dat wij als Katholieke fractie ons daaraan toch niet schuldig hebben gemaakt. Ook wat het Politiebureau betreft zal spreker niet zijn houding bepalen in verband met den wethouder van wien het voorstel komt. Als straks mocht blijken dat hij niet accoord kan gaan met dat voorstel, zal hij tegen stemmen. Zoo ook met de kwestie van de plantsoenen, zooals spreker straks al bij interruptie tegenover den heer De Boer te kennen heeft gegeven. Of de voorstellen komen van een Katholieken wethouder of niet, doet er voor hem niet toe; hij behoeft niet alle uitgaven te accep teeren die van een wethouder van zijn fractie komen. Spreker zal zich dus ten opzichte van de verbouwing van het Stadhuis zijn stem voorbehouden. Hij heeft ook bij het voorstel van het vorige college zijn stem gemo tiveerd; hij heeft alle gebouwen bezocht en ten slotte tegen gestemd op grond van financieele overwegingen, echter los van den wethouder die daar zat. Spreker zal dat in de toekomst ook doen. De Voorzitter stelt de leden in de gelegenheid om over de motie van de heeren Muller en M. Molenaar, betref fende de nieuwe begraafplaats, het woord te voeren. De heer M. Molenaar zou nog een enkele opmerking willen maken over het openen en sluiten van de bruggen, naar aanleiding van het feit, dat het den laatsten tijd herhaaldelijk voorkomt dat lange sleepen van schepen door de bruggen gaan. Staat niet in de regeling dat er maar 3 schepen tegelijk mogen worden doorgelaten in den laatsten tijd komt het meermalen voor spreker heeft dat 14 dagen geleden nog ondervonden -dat een sleepboot met 7 of 8 schepen in één keer wordt door gelaten. Hebben de brugwachters daarin oppermacht en is het aan hun eigen beleid overgelaten? Spreker heeft toen een kwartier voor de Vrouwenpoortsbrug gewacht. De heer Weitna wil in verband met de woorden van den heer Molenaar opmerken dat er natuurlijk een ver ordening is, waaraan de brugwachters zich moeten houden. Toch moet men daar voorzichtig mee wezen. Spreker weet niet of de heer Molenaar den toestand van het waterverkeer kent, anders zal hij erkennen dat men, voorzichtig uitgedrukt, ondanks de verordening niet te streng tegen de brugwachters moet wezen. De omstan digheden kunnen van dien aard wezen dat een brug niet op tijd gesloten worden kan. Het is sprekers vaste over tuiging dat de brugwachters rekening moeten houden met weer en wind en stroom. Wanneer er een sleep met beladen tjalken in de brug is, zal men vaak niet kunnen sluiten, omdat dan de volgende tegen de brug aan zou vliegen. Men moet rekening houden met de practijk en dus vooral niet te streng zijn ten aanzien van de veror dening, die er zeker is. De heer Fransen (wethouder) meent, nu de heer B.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 30