352 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923 Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December. is het mogelijk dat de verbetering aan Oldegalileën nog achterwege is gebleven. De Voorzitter: Doet de heer Muller een voorstel? De heer Muller zou genoegen kunnen nemen met een toezegging van Burgemeester en Wethouders dat zij aan die straten de meest mogelijke aandacht zullen schenken. Spreker vraagt verder nog waarvoor de 100 M. oever voorziening a 2600.— onder volgno. 115 is. De heer Oosterhoff mag en zal niet in algemeene be schouwingen terug treden, doch acht het misschien op zijn plaats dat door hem hier bij volgno. 112 antwoord wordt gegeven op de vraag, die hem twee maal door den lieer K. de Boer is gesteld. Spreker meende dat die vraag al was beantwoord met zijn opmerking dat hij den financieelen toestand thans minder somber inziet. De heer De Boer heeft echter ook voor de tweede maal in verband met dezen post gevraagd of spreker kans ziet ook op deze begrooting 40.000.te bezuinigen. Spreker kan daarop dit antwoorden dat hij dit niet weet en dit dus niet kan zeggen, omdat hij zich niet de moeite heeft gegeven de begrooting zoo in de finesses na te gaan als het vorige jaar, eenvoudig, omdat hij vond dat de gemeentebegrooting hem daartoe niet die aanleiding gaf. Een zeer eenvoudig antwoord dus. Spreker zou nu evenwel op dezen post een bedrag van 14.000.willen schrappen, omdat we toch moeten bezuinigen en de post voor straten en pleinen belangrijk is opgevoerd bij verleden jaar. Nu kan spreker begrijpen dat men dit jaar meer zal moeten uitvoeren dan de laatste jaren, maar hij is van meening dat men in ver band met den financieelen toestand der gemeente den achterstand dan maar in wat langzamer tempo moet inhalen. Spreker voor zich is ook van meening dat de straten hier niet zoo slecht zijn in vergelijking met an dere gemeenten. We kunnen ons niet vergelijken met gemeenten als Amsterdam en Rotterdam, dat gaat niet. Maar in vergelijking met Groningen is de toestand hier heilig. Spreker legt dagelijks een grooten afstand af door de stad, doch vindt de straten, behalve daar, waar ze opgebroken zijn geweest, niet erg slecht. Zelfs bij de brug tegenover de Kleine Kerkstraat, waarvan vaak wordt gezegd dat de bestrating slecht is, zou de toestand met een partieële verbetering van de voetpaden al heel veel te verbeteren zijn. En ook als op de herbestrating van de gleuven werd toegezien, zou het veel beter wor den. De fout zit niet bij de bestrating in haar geheel, maar bij de herbestrating, die niet op de juiste wijze geschiedt. Bij de zich steeds uitbreidende stad zal men telkens weer opgravingen krijgen voor de verlichting en waar een nieuwe waterleiding komt, zullen we dat daar door ook wel weer krijgen. Spreker meent werkelijk dat men moet vragen of het mogelijk is den toestand zoo te houden en niet zooals wij die graag hebben. Hij stelt voor volgno. 112 met 14.000.te verlagen. De heer Fransen (wethouder) antwoordt den heer Muller ten opzichte van volgno. 115, dat de 100 M. oevervoorziening slaat op de beveiliging van groene wallen, zooals achter den Prinsentuin, om afslag te voorkomen. Den heer Oosterhoff wil spreker de opmerking maken dat de betrokken commissie zich heeft verklaard voor de begrooting van den directeur, maar dat de heer Oos terhoff toen heeft gezegd dat. als er bezuinigd zou moe ten worden, hij het op prijs zou stellen dat de begrooting opnieuw door de commissie werd onderzocht, omdat het anders weer zou neerkomen op een bezuiniging in het wilde weg. Men was echter al zoo laat, de zaak zou weer bij de commissie rond moeten, de commissie zou nog moeten vergaderen en zij is al zoo moeilijk bijeen te krijgen, daarom hebben Burgemeester en Wethouders dezen post, die bij de commissie geen bezwaar ont moette, nog met ruim 20.000.verlaagd. Zooveel is er dus al op de oorspronkelijke begrooting bezuinigd. Wil men nu dezen post, die al met 20.000.is ver laagd, nog eens met 14.000.veriagen, dan ziet spr. daar geen kans toe. Spreker stelt zich echter voor dat na zijn toelichting de heer Oosterhoff wel op zijn voor stel terug zal willen komen. De heer Oosterhoff ziet geen aanleiding om op zijn voorstel terug te komen. Al was het bedrag oorspron kelijk grooter,.het is nu toch nog belangrijk hooger dan het vorige jaar. Vermoedelijk zal men zeggen dat men den achterstand van vorige jaren moet inhalen, maar spreker zou daar dan maar wat langeren tijd over willen doen. Laat men nu het allerslechtste doen en later, bij een beteren financieelen toestand, wat meer doen dan dit jaar. De heer K. de Boer begrijpt de redeneering van den heer Oosterhoff niet. Hij meent dat diens algemeene gedachtengang is geweest dat er in de toekomst een vermindering van het belastbaar inkomen is te ver wachten en nu begrijpt spreker niet, waar het op 't oogenblik mogelijk is dat deel van den achterstand in te halen, dat de heer Oosterhoff dit wil verschuiven naar een toekomst die naar zijn verwachting slechter zal zijn. Dat lijkt spreker niet logisch toe. Als de heer Oosterhoff eens het voorrecht had op een primitief voertuig door onze stad te rijden, dan zou hij tot de conclusie komen dat we hier buitengewoon slechte straten hebben, die den gemeentenaren aan krachtsge- bruik en aan onderhoud meer kosten dan de paar centen, die zij hiervoor moeten opbrengen. Dat zijn echter din gen die men niet ziet en die niet onder cijfers zijn te brengen. Spreker gelooft dat het voordeeliger is voor een stad en haar inwoners, wanneer de verkeerswegen zoo goed mogelijk zijn. De heer O. F. de Vries kan zich niet voor het voorstel- Oosterhoff verklaren. Zoo eenvoudig is het vraagstuk van de verstratingen niet; spreker gelooft niet dat het mogelijk is den achterstand eenige jaren tc verschuiven. Men moet dit, net als alle onderhoud, niet uitstellen, want dan stelt men het jaren en jaren uit en dan wordt het bedrag steeds grooter. Het moet nu eens flink worden aangepakt. Spreker is tegen het voorstel-Oosterhoff. De heer Westra heeft zich eigenlijk over het voorstel- Oosterhoff, om den post met 14.000.te verlagen, verwonderd, omdat de heer Oosterhoff het cijfer niet anders heeft gemotiveerd dan dat het een bezuiniging geeft van 14.000.Dat komt precies uit. Spreker zou zeggen: als de heer Oosterhoff een vermindering wil van 14.000.dan zou hij misschien beter onze stemmen kunnen krijgen om zijn voorstel aangenomen te krijgen, wanneer hij zegt op welk onderdeel hij wil bezuinigen. Het was misschien best mogelijk dat hij een bezuiniging aangaf die mogelijk was, b.v. doordat de eene of andere straat zou uitvallen. Spreker kan op 't oogenblik niet beoordeelen of het bedrag van 59.195.kan worden verlaagd. Dit bedrag is toch op de begrooting gekomen niet als een willekeurige post, maar als gevolg van een berekening, opgemaakt op het bureau van Gemeente werken, juist in verband met de verschillende onder deden, die men voor het onderhoud noodig heeft. Dan gaat het toch niet op den post met een willekeurig be drag te verminderen. De heer Oosterhoff zou beter kun nen voorstellen den post met 1.te verminderen. Aan een verlaging met 14.000.kan spreker echter voor alsnog zijn stem niet geven. De heer Jansen zal zich ook tegen verklaren en noemt het voorstel, in aansluiting met de woorden van den heer Westra, een slag in de lucht. De heer Fransen heeft gezegd dat het absoluut noodzakelijk is, de heer O. F. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Voortzetting der vergaderin de Vries zegt dat het uiterst noodzakelijk is dat dit be drag wordt gevoteerd. De zuinigheid moet hier niet de wijsheid bedriegen. Het blijft telkens een slag in de lucht als men met dergelijke voorstellen komt; men hakt er maar in met duizenden en bewijst niets. Spreker zal zich telkens tegen die slagen in de lucht verklaren zoolang men niet aantoont dat het inderdaad mogelijk is. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Oosterhoff, om volgno. 112 met 14.000 te verlagen, wordt met 19 tegen 6 stemmen verv/orpen. Vóór stemmen: de héeren Oosterhoff, Cohen, Beek- liuis, Weima, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Koopmans. Tegen stemmen: de heeren M. Molenaar, Scheltema, Lautenbach, Tulp, Tiemersma, K. de Boer, O. F. de Vries, Fransen, Hooiring, Hofstra, Westra, Muller, IJ. de Vries, Dijkstra, B. Molenaar, Van der Schoot, H. de Boer, Jansen en Visser. Volgnos. 112—127 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 128. Belooningen van de brugwachters enz. De beraadslagingen worden geopend. De heer Al. Alolenaar zou nog graag antwoord hebben op zijn opmerking betreffende het doorlaten van lange sleepen. Dat kan gevoeglijk bij dit volgno. geschieden. De Voorzitter zegt dat hem op 't oogenblik niet precies bekend is hoeveel schepen aan een sleep er door mogen. Hij wil den heer Molenaar echter direct toegeven dat de voorschriften worden overtreden; die klachten zijn ook wel binnengekomen bij het vorige college. Er is toen al eens opdracht gegeven om ze werkelijk te handhaven, maar in de practijk gaf dit groote bezwaren, zoo geen aanleiding tot ongelukken. Spreker meent dat de heer 0. F. de Vries toen nog het oordeel van een brugwachter heeft ingewonnen naar aanleiding van de klachten. Toch zijn Burgemeester en Wethouders van het handhaven der verordening terug gekomen, omdat dit eenvoudig aanleiding gaf tot ongelukken en het eigenlijk nog veel meer oponthoud geeft dan dat men ineens de sleep maar laat doorvaren. Het bezwaar zit vooral bij bruggen als de Wirdumer- en de Vrouwenpoortsbrug, omdat een deel van de sleep daar juist bij een bocht moet worden af gekoppeld. Bij de Prins Hendriksbrug is het lang zoo erg niet daar kan de sleep er met een betrekkelijke groote vaart doorgaan. In de practijk is gebleken dat men, zooals de heer Weima ook heeft gezegd, in verband met wind, stroom enz., wat aan de prudentie en het beleid van den brug wachter moet overlaten. Spreker weet wel dat er over wordt geklaagd, maar als men het groote publiek vraagt cian meent spreker dat over de bediening van de bruggen niet veel klachten zullen komen. De verordening wordt zeker overtreden, maar in het belang van de zaak hebben Burgemeester en Wethouders gemeend een en ander aan het beleid van de brugwachters te moeten overlaten. De heer Muller heeft een poosje geleden met een brug wachter gesproken over het doorlaten van schepen en (leze vertelde hem dat er geen verordening was. Spreker kon het zelf niet nagaan, hem ais raadslid was het niet bekend. Bestaat die verordening werkelijk? En hebben de raadsleden haar in hun bezit? Spreker kon ze niet vinden. De kwestie gaat niet zoozeer over het sluiten maar of er ook een verordening bestaat. En is daarin ook bepaald hoeveel schepen er tegelijk door mogen, van den eenen en van den anderen kant? Ook daar wist die brugwachter blijkbaar niets van. Spreker wil niet precies vastleggen dat de brugwachters zich aan de verordening moeten houden; hij kan zich indenken eeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 353 op Vrijdag 28 December. dat de omstandigheden dat niet kunnen toelaten. Maar een leidraad moet er toch wezen en spreker zou graag willen dat de brugwachters zich daar ook eenigszins aan hielden. Hij geeft toe dat dit niet altijd kan, maar hij meent toch dat men niet een al te groote sleep in haar geheel moet doorlaten. De Voorzitter antwoordt dat er wel degelijk een ver ordening op het sluiten der bruggen bestaat. Er bestaat een bijzonder voorschrift voor de werklieden in dienst der gemeente, waarbij in artikel 30 is bepaald dat niet meer dan twee vaartuigen of een sleepboot met twee vaartuigen tegelijk mogen worden doorgelaten, alsvorens de voetgangers weer kunnen passeeren. Indien de brug wachter vreest dat de brug meer dan 5 minuten gesloten zou zijn, geeft hij door het opsteken van de hand een teeken aan het derde vaartuig. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden mag hij meer schepen doorlaten. Burgemeester en Wethouders hebben, naar aanleiding van ingekomen klachten, getracht deze voorschriften zoo streng mogelijk te doen toepassen, maar in de practijk heeft dit eenigszins fiasco geleden. Burgemeester en Wethouders hebben de overtuiging dat het in de practijk anders moet. De heer IJ. de Vries heeft een vergadering bijgewoond, waar ook over de bruggen werd gesproken. Daar kwam een schipper aan het woord. Hoe die heeft gesproken zal spreker hier niet weergeven, maar hij noemde 't gewoon een schandaal dat aldus de schipper wij moeten wachten voor 't publiek en dat, terwijl de brug er niet voor ons ligt, maar voor 't publiek, wij moeten betalen. Spreker wil hiermee alleen maar zeggen dat men ook eenigszins rekening moet houden met de be langen van de scheepvaart. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 128 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 129134 worden onveranderd vastgesteld. De volgende posten maken onderwerp van beraad slagingen uit. Volgno. 135. Onderhoud en bediening van klokken, uurwerken, speelwerken en dergelijke f 1,800.—. 136. Onderhoud van de begraafplaatsen, de gebouwen en gereedschappen en verzekeren tegen brandschade f 5,203.—. De heer K. de Boer uit de klacht dat de klokken in deze gemeente altijd een verschillenden tijd aanwijzen. Hij wou graag een radicale verbetering. Spreker heeft zich een korten.tijd verheugd over de klok aan den Roomschen toren, maar die heeft de eigen aardigheid dat zij zoo af en toe staakt. Spreker weet niet of dat in die kringen gepermitteerd is, maar zij wijst een verkeerden tijd aan. De heer Van der Schoot ziet dat er onder volgno. 136 ook arbeidsloon is uitgetrokken voor grasmaaien van de begraafplaatsen. Wie zijn daarmee belast en worden de begraafplaatsen geregeld gemaaid? Spreker heeft, toen hij den vorigen zomer de oude begraafplaats bezocht, opgemerkt, dat het gras daar verbazend hoog stond, zoodat de perken er onder werden bedolven. Er zal wel toezicht zijn, maar spreker zou toch in overweging willen geven dat dit een beetje werd verscherpt. De Voorzitter kan den heer De Boer antwoorden dat Burgemeester en Wethouders ook hebben opgemerkt dat de uurwerken in Leeuwarden ongelijk loopen. Daar is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 32