Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923
Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December.
komt dan doordat de speelplaats niet aan haar doel
beantwoordt. Spreekster zou daarom den wethouder
werkelijk in overweging willen geven hier verbetering
aan te brengen. Zij kan niet zeggen door welke som de
memorie-post moet worden vervangen, maar zij kan wel
zeggen dat, wat hiervoor wordt uitgegeven, werkelijk
geen luxe zal zijn.
De heer Muller was ook van plan de aandacht van
het college op deze zaak te vestigen hij meent dat dit
een van de weinige speelplaatsen bij de bewaarscholen
is, die niet voldoet aan de eischen, die daaraan gesteld
mogen worden. Het gaat hem als mevrouw Buisman,
hij kan niet bepalen de hoegrootheid van de som die
noodig is. Maar indien de Raad van oordeel is, dat hier
verbetering moet worden aangebracht, dan kan dat naar
sprekers meening geschieden door een flinke omraste
ring op de wijze als bij de watergasfabriek. Als men clan
aan de binnenzijde nog een flinke haag plant, meent
spreker dat er dan niets meer door kan. Omdat hij niet
kan beoordeelen welk bedrag noodig is, zou spreker
willen voorstellen deze memorie-post te vervangen door
een cijferpost van 1.de Raad spreekt dan daarmee
uit dat aan Burgemeester en Wethouders wordt opge
dragen deze verbetering in den loop van het begroo-
tingsjaar uit te voeren.
De heer Tulp (wethouder) is het niet met mevrouw
Buisman en den heer Muller eens dat de tQestand zoo
slecht is, als zij dien schilderen. Het betreft hier een
speelplaats, die open en vrij ligt, maar het maken van
een luifel heeft met de kwaliteit van het zand niets te
maken. De groote kwestie is dat ook van den kant van
den naastgelegen tuin, de kinderen, die in de buurt
wonen en verder de kinderen van school 11 in buiten
gewone mate overlast veroorzaken aan de speelplaats.
Óm dat geheel te voorkomen zou men voor de speel
plaats van de school aan den Oostersingel moeten over
gaan tot een zeer kostbare afrastering behalve langs
de straat ook langs de tuin van Jongstra en verder achter
ook, want daar is het ook open terrein. Spreker wil de
zaak graag eens in oogenschouw nemen, maar 't lijkt
hem een kostbaar karwei. Men weet wel dat men de
jeugd van die plaatsen niet kan afhouden, dat is haast
onuitvoerbaar.
De heer Jansen is het volkomen eens met den wet
houder. Spreker komt daar dagelijks langs. Eén van de
groote oorzaken, dat de toestand van de speelplaats
ondragelijk is, is echter, dat door de boomen, die daar
staan, het zand geen uitwaseming heeft, waardoor het
niet droog is. Het politietoezicht is daar ook uiterst i
gering, er komen juist uit die omgeving telkens klachten.
Spreker is ook voor verbetering.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi merkt op dat
hier wordt voorgesteld de luifel te brengen langs de
zuidgrens. Spreekster kent het terrein daar niet vol
doende. Zij wil graag antwoord van den wethouder j
of daar dan zooveel terrein is dat daar een speelplaats
kan komen. Als er een flinke luifel was dan zouden de
kinderen zeker veel beter kunnen spelen dan op 't
oogenblik en dan was het werk lang zoo kostbaar niet.
De heer Tulp (wethouder) zal de zaak onderzoeken.
De heer Muller merkt op dat de wethouder heeft
erkend dat de toestand daar onmogelijk wordt gemaakt
door de vrije jeugd en door de jeugd van de o. I. school
daarnaast. Maar, zegt de wethouder, het maken van een
atdoende afrastering zal zulke reusachtige kosten mee
brengen. Laat men echter eens aannemen dat er 40 M.
noodig is om dit speelplaatsje af te rasteren en dat dit
f 10.— per strekkende Meter kost, dan zal er in 't ge
heel een bedrag van 400.a 500.— mee gemoeid
zijn. Spreker acht het gewenscht, als het een dergelijk
bedrag kost wat toch ook nog niet zoo'n reusachti»
stuk geld is dat er verbetering zal komen, omdat de
toestand thans werkelijk zoo is, dat de speelplaats van
nul en geener waarde is. Als spreker de scholen gaat
bezoeken, krijgt hij daar dezelfde klacht we kunnen
er niet met de kinderen spelen, de vrije jeugd zit er
altijd in, we zijn altijd in cie bewaarschool en kunnen
ciaai nooit wezen. Als nu met een dergelijk betrekkelijk
klein bedrag de zaak in orde kan worden gemaakt, dan
meent spreker dat de Raad verplicht is dat te voteeren
en Burgemeester en Wethouders de verbetering op te
dragen. Spreker stelt dan ook voor den post tot een
bedrag van 1.op de begrooting te brengen.
De heer Visser is, als lid van de bewaarschool
commissie, ook persoonlijk ter plaatse geweest en moet
eerlijk erkennen dat het terrein daar heel veel te wen-
schen overlaat. Maar hij is het er niet mee eens dat dit
met een klein bedrag kan worden verholpen. Er is nu
ook een omrastering met prikkeldraad en toch komen de
kinderen daar en bevuilen zij het terrein. Om daarin te
voorzien, zou men afdoende maatregelen moeten treffen
en dat zou heel veel kosten; niet enkele guldens, maar
enkele honderden guldens. Men mocht er wel een beton-
muur omheen plaatsen. Spreker wil echter vragen of de
toestand niet een beetje zou kunnen worden verbeterd
door daar nieuw zand te brengen. Men laat de zaak
maar liggen zooals die ligt en de kinderen hebben er
niets aan. Is het niet mogelijk dat de toestand wat wordt
verbeterd zonder dat men direct uitgaven doet voor een
belonmuur enz.
De heer Tulp (wethouder) geeft den heer Muller in
overweging zijn voorstel in te trekken. Spreker wil dan
de verzekering geven dat hij zoo spoedig mogelijk de
zaak zal onderzoeken en met voorstellen voor den dag
zal komen.
De heer Muller: Dan trek ik mijn voorstel in. Dank U.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 151 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 152 en 153 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 154. Kosten van onderhoud van monumenten
van geschiedenis en kunst1,897.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff merkt ten aanzien van het sub g
vermelde, onderhoud van de Mercuriusfontein, op dat
eenigen tijd geleden in de „Leeuwarder Courant" van
iemand van buiten de stad een stukje heeft gestaan over
de vervuiling van het bassin van de fontein. Spreker
heeft daarna ook geconstateerd dat daarin geregeld
ongerechtigheden worden gedeponeerd en toen is bij
hem de vraag gerezen of het wel goed is dat een derge
lijke verfraaiing van de stad op die manier wordt mis
bruikt. Hij wil toegeven dat dit in het eerste begin wel
het ergste zal zijn, maar hij zou toch aan Burgemeester
en Wethouders willen vragen of het b.v. niet mogelijk
is dat aan een straatveger van de Reiniging wordt op
gedragen geregeld toe te zien op de fontein en het vuil
direct te verwijderen. Spreker gelooft dat de gemeente
aan de gevers van de fontein wel verplicht is haar goed
te onderhouden.
De Voorzitter kan wel toezeggen dat in elk geval de
venk van den heer Oosterhoff zal worden opgevolgd.
Iet was Burgemeester en Wethouders ook bekend dat
Ie fontein nog al eens verontreinigd werd en dat daarop
neer politietoezicht moest komen. Toch kan men niet
dj elke fontein een politieagent zetten spreker bedoelt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923.
Voortzetting der vergadering op Vrijdag 28 December.
daarmee dat, als de gemeente een fontein cadeau krijgt,
zij niet verplicht is daar een politieagent bij te zetten.
De zaak is nu nóg niet heelemaal in orde, hoewel het
wel een tijdje goed is geweest we zullen hopen dat het
zal wennen, doch het blijkt eigenlijk dat het plaatsen
van monumenten zonder hek er omheen hier eigenlijk
niet kan. De zaak heeft echter de attentie van Burge
meester en Wethouders, er zal op toegezien worden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 154 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 155164 worden onveranderd vastgesteld.
HOOFDSTUK IX.
Volgno. 165. Onderhoud en verzekering tegen brand
schade gebouwen voor dakloozen 481.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hooiring was aanvankelijk van plan over den
toestand van het gebouw aan den Groningerstraatweg
bij dit volgno. te spreken. Wanneer de Voorzitter even
wel meent dat het beter is, dit te doen bij de gemeente-
begrooting dan wil spreker het wel zoolang aanhouden.
De Voorzitter: 't Is mij precies hetzelfde, we moeten
het toch doormaken.
De heer Hooiring wenscht dan op den toestand te
wijzen, zooals die op het oogenblik heerscht bij het
gemeentelijk dakloozentehuis aan den Groningerstraat-
tveg. Spreker heeft zich de moeite getroost daaraan de
zer dagen eens een bezoek te brengen, doch wil wel
eerlijk vertellen dat hij den toestand minder vond dan
hij zich ook maar eenigszins kon voorstellen. Hij weet
niet of de Voorzitter er mee bekend is, maar het is hem
gebleken dat in dat gebouw op 't oogenblik 16 gezinnen
zijn gehuisvest, te zamen met 52 kinderen en in totaal
dus 84 personen. Als men nu de oppervlakte weet van
de hokken want vertrekken zijn het niet meer
waarin deze menschen wonen, dan moet men verbaasd
staan dat die 84 menschen in dit gebouw kunnen huizen.
F.r komt bij dat in ieder vertrek al hebben enkelen
cie brutaliteit gehad er een hokje bij te maken alles
moet worden gedaan, gekookt, geslapen, gewoond, enz.
en verder dat voor de meeste gezinnen een privaat ont
breekt, zoodat de menschen op een emmer hun behoeften
moeten doen in hetzelfde vertrek als waar wordt ge
woond. De stookgelegenheid is van dien aard, dat
slechts enkele gezinnen gebruik kunnen maken van een
schoorsteen, de rest is daarvan verstoken, doch, het be
wijs is geleverd, die menschen weten de gelegenheid wel
te maken.
Op den duur zijn deze dingen niet toe te laten. Er zijn
in totaal in het geheele gebouw aanwezig 7 of 8 privaten
wat, naar spreker meent, ook niet overeenkomt met de
bepalingen, die daaromtrent zijn gemaakt. De toestand,
zooals die daar is, spot gewoon met alle hygiëne en
zedelijkheid en spreker is daarom van meening dat een
oplossing in deze kwestie zal moeten worden gezocht.
Hij ontkent niet dat die oplossing een moeilijke zal zijn
en hij is dan ook niet van plan dienaangaande met een
omlijnd voorstel te komen, alhoewel hij zich wel eenigs
zins een denkbeeld heeft gevormd in welke richting die
oplossing moet gaan. Spreker wil volstaan met de
heer Visser schrikke niet een motie in te dienen van
den volgenden inhoud:
„De Raad, gehoord de bespreking over den toe
stand in het „Gemeentelijk dakloozentehuis" aan den
Groningerstraatweg, spreekt als zijn meening uit dat
deze verbetering behoeft;
noodigt Burgemeester en Wethouders uit een com
missie uit den Raad te benoemen, teneinde te onder
zoeken in hoeverre het mogelijk is hieraan een einde
te maken en zoo noodig met voorstellen daartoe bij
den Raad te komen."
Spreker heeft op 't oogenblik aan de weinige mededee-
lingen, die hij heeft gedaan, niets meer toe te voegen.
Hij wil alleen de leden van den Raad, voor zoover zij
zich die moeite nog niet eens hebben getroost, opwek
ken om, zij het niet in het gebouw te gaan, dan toch eens
om het gebouw te loopen. Alleen dat is voldoende en
genoeg om te constateeren als feiten wat spreker heeft
gezegd.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders
volkomen toegeven dat de toestand daar onhoudbaar is,
maar dat zij eigenlijk tot nog toe geen kans hebben ge
zien om in dien toestand verbetering te brengen. Het
is den Raad bekend dat hier van het college indertijd een
plan is geweest om voor die menschen betonwoningen
te bouwen, want, om maar eens precies te zeggen zoo
als het is: als men voor dergelijke menschen niet alles
van steen en van ijzer maakt wordt alles uitgebroken.
Dat hebben we bij het gebouw aan het Groot Schaver-
nek ondervonden, waar ook alles is uitgebroken en dat
zelfde hebben we ook ondervonden bij het gemeentelijk
dakloozentehuis. Zooiets gebeurt steeds bij groote ge
bouwen, waar verscheiden menschen in wonen.
Spreker kan mededeelen dat de administrateur van
het Woningbedrijf steeds de menschen, die daarvoor
maar eenigszins in de termen vallen en die eenigszins
zelf willen meewerken om een beteren toestand te ver
krijgen, zoodra mogelijk in een betere woning plaatst.
Zoolang we hier echter zijn gezegend met een bevolking,
als er op 't oogenblik in het dakloozentehuis nog is, zal
men moeten zeggen: daar moeten ze heen. Op een enkele
uitzondering na is er aan die menschen geen eer te be
halen en is er geen land mee te bezeilen.
Spreker vindt het nu persoonlijk heel prettig, dat de
Raad voor deze zaak een commissie wil benoemen, hoe
wel ook hij gelooft dat de oplossing zeer moeilijk zal
zijn. Er is wel iets mogelijk, Burgemeester en Wethou
ders zijn daar indertijd ook mee gekomen. Spreker weet
niet meer of dit toen is afgestemd of ingetrokken,
maar in elk geval .weet hij wel dat er toen tegen het
voorstel van het college een reuzen-oppositie is ge
voerd het voorstel om voor die menschen betonwo
ningen te bouwen, om hen, niet allen bij elkaar of op
elkaar, zoodat zij alles weer opstoken en den boel zoo
smerig mogelijk maken, maar op verschillende plaatsen
onder te brengen. Het is gebleken dat dergelijke men
schen niet waard zijn ze in gewone woningen te bren
gen, ze wenschen geen huur te betalen, al is het ook
nog zoo weinig en in een dergelijken toestand kan men
niet opschieten.
Spreker ziet er nu niets geen bezwaar in dat de zaak
nog eens wordt onderzocht. Er komt bij dat de stand
daar, bij de entrée van de stad aan den Groningerstraat
weg, werkelijk wel iets beters waard is. Lag het gebouw
in een achterafbuurt, waar niemand er hinder van had,
dan was het nog wat anders, doch het staat op een heel
goeden stand, zoodat menigeen er zich aan ergert, wat
te begrijpen is. Spreker ergert zich ook daaraan. Mis
schien dat een commissie ad hoe nu gelukkiger zal zijn
dan Burgemeester en Wethouders.
De heer Jansen kan zich volkomen bij den heer Hooi
ring en den Voorzitter aansluiten. Hij meent ook dat er
wel een oplossing mogelijk is en dat de groote fout is
dat er te veel van diezelfde soort menschen bij elkaar
zijn gebracht, waardoor zij met elkaar van alles uitbroe
den. Spreker gelooft dat, als men over de geheele ge
meente en over alle hoeken van de stad verdeeld eenige
betonwoningen bouwde, er dan iets bereikt zou worden.
Als men allen op één hoek van de stad gaat onder-