378 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923
Voortzetting der vergadering op Zaterdag 29 December.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 55 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 5665 worden onveranderd vastgesteld,
waarna het totaal der Uitgaven onveranderd wordt
vastgesteld.
Aan de orde zijn de Ontvangsten.
Volgnos. 116 worden onveranderd vastgesteld,
waarna het totaal der Ontvangsten onveranderd wordt
vastgesteld.
De geheele begrooting wordt onveranderd vastgesteld.
De Voorzitter wil thans overgaan tot de behandeling
van de Gemeente-begrooting.
De heer Dijkstra meent dat, waar men toch morgen
vergaderen moet, de gemeente-begrooting te belangrijk
is om daar nu nog mede te beginnen. Hij stelt daarom
voor de vergadering morgen voort te zetten, op een uur,
door den Voorzitter te bepalen.
De heer Weima kan morgen onmogelijk komen, en
zou daarom gaarne, met toestemming der vergadering,
althans over Hoofdstuk I, volgno. 1, der Inkomsten het
woord voeren.
De Voorzitter merkt op, dat eerst de Uitgaven moeten
behandeld worden.
Het voorstel van den heer Dijkstra, in stemming ge
bracht, wordt met 18 tegen 5 stemmen aangenomen.
Tegen stemmen de heeren Scheltema, Tulp, Ooster-
hoff, Fransen en Weima.
Te 11 uur namiddags wordt de vergadering geschorst.
Op Zaterdag 29 December te 10 uur voormiddags
wordt de vergadering heropend.
Thans zijn tegenwoordig 22 leden.
Afwezig 5 leden: de heeren Botke, Cohen, Van der
Schoot, Weima en Collet.
Aan de orde is de concept-Genieentebegrooting.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Aan de orde zijn de Uitgaven.
HOOFDSTUK I.
Volgno. 113. Achterstallige uitgaven van vorige
dienstjarenf 2,000.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff merkt op dat dit een post is, die
vroeger op de begrooting niet voorkwam en die hem
niet heelemaal duidelijk is. Hij had gemeend dat er na
1 Juli geen uitgaven en geen ontvangsten meer mochten
worden gedaan, waarom hem hier den post voor achter
stallige uitgaven niet heelemaal duidelijk is. Deze lijkt
hem in strijd met de Gemeentewet, doch dat zal natuur
lijk wel niet het geval wezen.
De Voorzitter merkt op dat hier ook een ontvangst-
post tegenover staat. Deze post is op de begrooting
gebracht juist om te voorkomen wat de heer Oosterhoff
zegt, dat men niet iets mag betalen van een vorige dienst.
Wanneer daarvan n.l. een kleine vordering overblijft en
er is daarvoor een nota ingediend, dan moet men die
vordering betalen, dan is deze niet verjaard. Alleen als
er géén nota is ingediend, is de vordering verjaard. De
heer Oosterhoff zal wel meer nieuwe posten op de be
grooting aantreffen, die er het vorig jaar niet op stonden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgnos. 171173 worden onveranderd vastgesteld.
HOOFDSTUK II.
Volgno. 174 wordt onveranderd vastgesteld.
De volgende posten maken onderwerp van beraad
slagingen uit:
Volgno. 175. Jaarwedden van de Wethouders/12,000.—,
waarbij tevens aan de orde wordt gesteld het volgende
voorstel van de heeren Westra en Weima:
„Ondergeteekenden stellen voor dat de Raad be
sluite:
ln te trekken de verordening regelende de pension-
neering van wethouders, zooals die is vastgesteld
volgens gemeenteblad no. 19 van 1914 en nader ge
wijzigd volgens gemeenteblad no. 39 van 1917."
Volgno. 178. Presentiegelden der leden van den Raad
f 5,265.-.
De heer IJ. de Vries memoreert dat hij bij de dis
cussies over de kwestie drie of vier wethouders heeft
gezegd dat het hem voorkomt dat de wethoudersfunctie
niet den geheelen man vraagt, dat er dus op dezen post
bezuinigd kan worden en dat hij heeft laten doorsche
meren dat hij de salarissen van 3000. op 2500.—
wenschte terug te brengen, waarmee deze post op
10.000.zou worden teruggebracht.
Het was ook sprekers bedoeling om met algemeene
bezuinigingsvoorstellen te komen bij meerdere posten,
waaronder dan ook zou vallen het presentiegeld van
de leden van den Raad, dat spreker dan van 7.50 op
5.zou willen brengen. Het is ons, aldus spreker,
echter gebleken, dat hier 3 of 4 leden in den Raad zijn,
die bij een presentiegeld van 5.door het bezoeken
van de raadszittingen schade zouden lijden, die daarvoor
zooveel uren moeten verzuimen dat het dan voor hen
een financieel nadeel zou zijn. Ongerekend den tijd, die
wordt besteed aan het bezoeken van commissieverga
deringen, het onderzoek van stukken en meerdere
dingen, zou het dan niet eens een vergoeding zijn voor
de uren, die men hier zit. Vroeger kreeg men absoluut
geen presentiegeld, toen was het raadslid-zijn een eere
baantje, dat alleen werd waargenomen door menschen,
die het mocht beuren
De heer Fransen (wethouder)'t Is nog een eere
baantje.
De heer IJ. de Vries Dat is het nu nog, maar 't
hinderde die menschen niets dat de zittingen door hen
werden bezocht. Op die gronden dan hebben wij wer
kelijk geen vrijmoedigheid kunnen vinden het presentie
geld van de leden van den Raad te verlagen en wij wen-
schen dus het bedrag te handhaven. Ik heb het voor
gaande alleen willen zeggen, omdat men dikwijls de
uitdrukking hoort bezigen het is schandalig dat die
heeren zich voor een middag, die ze daar zitten, 7.50
laten betalen. Men vergeet daarbij allerlei omstandig
heden.
Dat spreker niet met groote financieele bezuinigings
voorstellen komt zit hierin, dat na de verkiezingen en
nadat einde September de rekening en verantwoording
over 1922 is verschenen, daaruit blijkt dat op dien dienst
een overschot is van goed 676.000.—, waarvan later
een gedeelte een andere bestemming is gegeven, zoodat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 379
Voortzetting der vergadering op Zaterdag 29 December.
het overschot nu nog is ruim 664.000.Wij hebben,
aldus spreker, daarom de vrijmoedigheid gemist om op
verdere bezuiniging aan te dringen, alhoewel wij moeten
vertellen dat dit groote overschot meer bedraagt dan de
helft van de heele Hoofdelijke Omslag; deze zou wezen
1.200.000.terwijl dit een bedrag is van meer dan
6(4 ton.
Nu rijst bij ons de vraag, als wij nu door het inschui
ven van dit geheele saldo op den dienst 1924 het per
centage van den Hoofdelijken Omslag op 4 kunnen hand
haven en als ook het geheele belastbaar inkomen 25
millioen is: is het wel verstandige politiek dit geheele
saldo te besteden voor den dienst 1924 of is het ook
verstandiger een paar ton daarvan te reserveeren voor
1925? Tenzij het college van Burgemeester en Wethou
ders in de overtuiging leeft, dat het overschot van 1923
ook belangrijk zal zijn en dat dit overschot voor 1925
zooveel geeft, dat ook dan de belasting weinig of niet
omhoog behoeft te worden gebracht.
In verband met dezen loop van zaken wil spreker hier
iets constateeren. Hij heeft dadelijk in de combinatie ge
constateerd dat „Leeuwardens Gemeentebelang" abso
luut geen recht van bestaan heeft gehad. Hij heeft toen
reeds gezegd dat het eigenlijk niets anders was gewor
den als een doodgeboren kind, dan een liberale kies-
vereeniging. Spreker wil hier constateeren dat hij dat
toen al heeft gezegd. Hij heeft dat toen zoo gezegd: wat
wenschen de heeren te voeren, wenschen zij een liberale,
linksche politiek te voeren? Spreker heeft dat gezegd,
omdat „Leeuwardens Gemeentebelang" zoo verbazend
heeft geschetterd over bezuiniging.
Wij, Christelijk-Historischen, aldus spreker, hebben
ook gezegd dat wij stonden op het standpunt van be
zuiniging. Het vorige jaar is door ons voorgesteld de
pensioensbijdragen door de belanghebbenden te doen
betalen. Die post is in zijn geheel thans weer 40.000.
hooger dan het vorige jaar; toen was die post 202.000
thans is hij 246.000.Vraagt men ons echter of wij
dit jaar ook zullen aandringen op sterke bezuiniging,
dan zeggen wij: neen, juist de gevoerde politiek en de
uitkomst van 1922 en naar alle waarschijnlijkheid het
toekomstig beeld van 1924 geven ons de vrijmoedigheid,
niet op alle posten in te gaan, zooals eerst ons doel was.
Alleen handhaven wij ons voorstel tot verlaging van de
wethouderssalarissen van 3000.tot 2500.omdat
wij meenen dat die salarissen de laatste 4 jaren zulk
een sprong hebben gemaakt, dat wij 2500.- thans wel
voldoende achten.
Spreker kan niet meegaan met het voorstel-Westra
om de pensioenen van de wethouders totaal af te schaf
fen. Hij zou er misschien in kunnen meegaan, wanneer
die pensioenen eenigszins werden verlaagd, doch hij
heeft daarvan geen voldoende studie gemaakt om daar
over een vaste meening te hebben. Wel heeft hij de
meening dat, wanneer iemand een goed wethouder zal
worden, deze met het aanvaarden van die functie zijn
vorige betrekking of zaak misschien zoo'n knak geeft,
dat hij later vrij wat moeite zal hebben om weer het
bedrag van zijn vroegere inkomsten te bereiken. Daar
voor zijn dan naar sprekers meening de wethouderspen
sioenen. Maar spreker is er niet voldoende mee op de
hoogte hoe groot die pensioenen moeten zijn in ver
houding tot den gepresteerden arbeid.
Spreker dient ten slotte, mede namens den heer Van
der Schoot, het volgende voorstel in:
„Ondergeteekenden stellen voor de wethouders
salarissen te verlagen van 3000.tot 2500.
per jaar en in verband daarmede volgno. 175 te ver
iagen tot 10.000.
De Voorzitter zegt dat ook dit voorstel thans een
onderwerp van beraadslaging uitmaakt.
De heer Fransen (wethouder): Eén vraag aan den
heer IJ. de Vries betreffende dit voorstel. Is het de be
doeling dat het hoofdzakelijk slaat op de wethouders,
die op 't oogenblik in functie zijn? Dan is 't beter dat
wij nu maar gaan koffiedrinken. Maar als het ook moet
gelden voor de wethouders die na ons komen dan stel
ik mij wel voor hierover als raadslid mijn stem uit te
brengen.
De heer IJ. de Vries: Ik bedoel invoering in 1924 en
voor de toekomst.
De Voorzitter: Invoeren dus op deze begrooting, in
alle geval een schrijven naar Gedeputeerde Staten of
het goed is.
De heer IJ. de Vries: Ik heb ook voorgesteld een ver
laging van dezen post van 12.000 tot 10.000.-
De Voorzitter: Als Gedeputeerde Staten er niet in
meegaan, gebeurt er niets.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi kan niet mee
gaan met het voorstel-Westra om de wethouderspen
sioenen geheel af te schaffen, dat komt haar te hard aan.
Zij kan zich voorstellen dat een wethouder gedurende
zijn zittingsperiode zijn eigen zaken niet zoo kan waar
nemen als te voren. Wel voelt spreekster echter dat de
tegenwoordige regeling van de pensionneering een heel
groot bezwaar kan worden, omdat het gemeentelijk
budget steeds meer wordt belast met bedragen voor
pensioenen. Men kan jonge wethouders hebben, die het
hun geheele leven krijgen. Niet dat spreekster het hun
misgunt. Maar het lijkt haar toe dat deze post op de
begrooting te veel bezwaar oplevert; het is heel moeilijk
te zeggen hoe hoog die post op den duur zal oploopen.
Spreekster zou een tusschenvoorstel willen doen, n.l.
dat de wethouders gedurende 5 jaren na hun aftreden
als zoodanig hun pensioen zullen behouden. In die 5
jaren kunnen zij dan weer hun krachten geven aan hun
zaak, die zij hebben moeten verwaarloozen het lijkt
spreekster toe dat dan aan de moeilijkheid, dat iemand
door het waarnemen van de functie van wethouder
schade wordt berokkend, tegemoet wordt gekomen, ter
wijl aan den anderen kant het gemeentelijk budget niet
steeds zwaarder wordt belast. Spreekster wil daarom
voorstellen:
„Ondergeteekende stelt voor de pensionneering van
de wethouders na 5 jaren na hun aftreden te doen
ophouden."
De Voorzitter: Uw bedoeling is dus eigenlijk de tegen
woordige verordening zoo te wijzigen dat een artikel
wordt ingelascht, dat na 5 jaar het pensioen ophoudt,
maar U wilt de pensioenen laten op de bedragen, zooals
die volgens de verordening zijn.
De heer Visser wil en mag niet beginnen met poli
tieke beschouwingen te geven, doch de heer IJ. de Vries
is daar ook eenigszins mee bezig geweest en spreker
zou er nu ook 1 y2 minuut voor willen hebben, omdat
hij er den eersten dag niet toe in de gelegenheid is
geweest.
De Voorzitter: Dat is mijn schuld niet, de algemeene
beschouwingen zijn gesloten.
De heer Visser zal het dan doen in verband met de
financieele kwestie. Hij had gedacht dat „Gemeente
belang" met ingrijpende voorstellen bij alle mogelijke
begrootingen zou komen. Dat is niet gebeurd. De heer
IJ. de Vries betreurt dat. Spreker wil heel kort zeggen
dat het hem verwondert dat de heer De Vries
De Voorzitter: Mag ik U beleefd verzoeken U te be
palen tot het artikel jaarwedden van de wethouders
Daar heeft de heer IJ. de Vries niets mee te maken en