6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Januari 1924.
Dat heeft men ook gemerkt ten opzichte van de pro
ductie. Uit 100 K.G. steenkolen kan gemaakt worden
32 Ms. gas, terwijl eerst op de begrooting was aange
nomen 30 Ms. Die 30 Ms. heeft men in den oorlogstijd
aangenomen en tot nog toe is men daarop blijven aan
houden. Maar natuurlijk is het in dit geval zuiverder als
men rekent met 32 M3., dat brengt de begrooting nader
tot de werkelijkheid. Spreker herhaalt echter nog eens:
als de kolenprijs in enkele maanden tijds met f 52.000.
naar beneden gaat, dan scheelt dat een heel stuk.
Spreker heeft opgemerkt dat de Raad ook over den
post Gasolie heeft gesproken. Hij kan zich dat voor
stellen, als men dien post zoo ziet, raakt deze kant noch
wal. Men zal gezegd hebben: dit behoort niet zoo, het
vorig jaar was er op de begrooting geplaatst 20.000.
voor gasolie en nu is, terwijl de prijs naar beneden is
gegaan, de post zoowaar nog met een bedrag van bijna
f 10.000.omhoog gebracht; we zullen dus uit protest
dezen post met f 10.000.verlagen. Spreker kan zich
dat heel goed indenken. Maar nu is het jammerste in
dit geval dat de begrooting verleden jaar niet goed de
cijfers heeft weergegeven. Men heeft, naar spreker
meent, voor 100 M3. watergas noodig 34 of 35 K.G.
olie. Nu hebben we in den oorlogstijd een jaar gekend,
dat we niet meer dan 8 K.G. konden krijgen. Naderhand
is dit opgevoerd tot 17, tot 20 en tot 27 K.G. en nu heeft
men verleden jaar bij vergissing aangehouden op 18
K.G. Dat was verkeerd. Men heeft nu die vergissing
hersteld, maar daardoor moest het bedrag zooveel hoo-
ger worden gesteld. Waar nu in den Raad is gezegd dat
het niet aangaat dat bedrag voor gasolie met f 9000.—
naar boven te brengen, daar heeft dit voor den directeur
tegenover de buitenwereld niet een prettigen indruk
gemaakt. Spreker meende er daarom even op terug te
moeten komen; zooals het in de Leeuwarder Courant
staat, is het zeer deprimeerend voor den directeur.
Spreker meent ook nog opgemerkt te hebben dat er
ook nog over is gesproken dat wij binnen betrekkelijk
korter of langer tijd onze gasfabriek zullen moeten ver-
grooten. De cijfers van dit jaar hebben aangetoond dat
nu de toename van gas is geweest 316.000 M3., zoodat
over de meters een toename is geweest van ruim 7
Spreker zal alle cijfers natuurlijk niet noemen, maar
wil toch dit meedeelen. Onze verordening geeft aan,
dat, wanneer er een bedrag van f 200.000.-is gestort
in het reservefonds, dit voldoende is. Nu is het afge-
loopen jaar een voordeelig jaar geweest. De directeur
en de commissie vonden dat, wanneer de afname zoo
klimmende blijft als nu, de tijd gekomen is om de pro
ductie te kunnen verhoogen, waarvoor dan de Gasfa
briek zou moeten worden verplaatst of vergroot. Aan
Burgemeester en Wethouders is toen in overweging
gegeven of het niet gewenscht was, wanneer na een
aantal jaren zeg 10toch tot verplaatsing of uit
breiding van de Gasfabriek zal moeten worden over
gegaan, om nu te beginnen met te zeggen dat het re
servefonds te klein, te nietig is. Spreker stelt zich voor
dat, als men een nieuwe Gasfabriek gaat bouwen op
een andere plaats wat ook niet kan geschieden van
het kleine beetje dat er maar is gereserveerd men alle
kans heeft dat de gasprijs direct naar boven zal gaan.
Nu lijkt het hem toch beter toe, dat men zoo weinig
mogelijk schommeling in den gasprijs zal krijgen en
daarom zal het z. i. gewenscht zijn dat het reservefonds
spreker noemt geen bedrag, misschien willen Bur
gemeester en Wethouders daar wel eens over denken
- met een bedrag wordt verhoogd. We hebben ook
op de laatste begrooting gezien dat er thans een be
hoorlijke winst zal worden gemaakt. Volgens de thans
bestaande verordening vormt die winst de eerste ont-
vangstpost op de volgende begrooting. Zou het nu niet
goed zijn dat de Raad deze zaak dit jaar eens onder de
oogen zag en dat Burgemeester en Wethouders mis
schien met een voorstel kwamen om de desbetreffende
verordening te wijzigen?
De Voorzitter wil graag zelf antwoorden. Hij zal niet
op het laatste gedeelte van het betoog van den heer
Collet ingaan, omdat de begrootingen van de Gas
fabriek en de algemeene beschouwingen daarover zijn
afgehandeld. Spreker kan begrijpen dat de heer Collet
eenigszins is geschrokken toen hij in de krant zag dat
hier een aanval was gericht tegen den directeur van de
Gasfabriek. Een krant is echter ten slotte maar een
krant en spreker mag wel zeggen dat het bericht van
den verslaggever hij kan begrijpen dat de verslag
gevers met die lange zittingen de oogen ook wel eens
even dicht vallen niet precies zoo is geweest als de
indruk, dien men zou hebben moeten krijgen als men
zelf in den Raad was geweest. Spreker wil dus zeggen
dat, zonder dat het verslag de zaak absoluut onjuist of
verkeerd weergeeft, men daaruit toch een anderen in
druk krijgt dan wanneer men er bij was geweest.
Spreker geeft dan ook volkomen toe dat, als men de
zaak in de krant bekijkt, zijn aanval op den directeur
vrij heftig is geweest. Dat is echter absoluut niet zijn
bedoeling geweest. Spreker heeft de zaak ook met den
heer Blaauw persoonlijk besproken; hij beschouwt dezen
ais een zeer aangenaam, prettig en goed iemand en staat
tot hem in een zeer aangename verhouding. De heer
Blaauw weet zelf dan ook heel goed dat het niet op
zijn persoon slaat. Toch wil spreker, waar de heer
Collet nu nog eens op deze zaak terug komt, ook deze
gelegenheid gebruiken om er nog eens op terug te
komen. Als men er zoo koud en nuchter voor gaat zitten
maakt het gesprokene een geheel anderen indruk hij
die er niet bij was, kan niet geheel beoordeelen de om
standigheden onder den indruk waarvan spreker ging
zeggen wat hij anders misschien niet zou hebben ge
zegd. De leden weten wel wat toen de oorzaak was,
spreker was gedwongen Burgemeester en Wethouders
te verdedigen tegen de aanvallen uit den Raad, die
bedoelden weten jullie er nu heelemaal niets van af
Dat was de opinie toen van den Raad.
Spreker heeft toen gezegd dat er posten bij waren,
waarover hij niet kon oordeelen, maar dat hem wel ge
bleken was dat verschillende posten op de begrooting
van de Gasfabriek te hoog waren geraamd. Spreker
blijft nu buiten de kwestie hoeveel kilo gasolie noodig
is. Hij komt er in 't algemeen maar op dat het systeem
en dit wordt ook absoluut niet door den directeur
van de Gasfabriek ontkend dat hier eenige jaren
heerschte, is op de begrooting de uitgaven op te
schroeven en de ontvangsten te drukken. Dat erkent
de directeur ook. Het ging bij spreker tegen dat systeem,
dat hem verkeerd lijkt en hij heeft toen als voorbeeld,
hoe verkeerd het was, aangehaald, dat daardoor het
resultaat van de oorspronkelijke begrooting van de Gas
fabriek was dat dit bedrijf 20.000.verlies zou op
leveren. Toen spreker dat zag heeft hij gezegd dat wil
er bij mij niet in, tenzij er weer heele gekke dingen
gebeuren als in den oorlogstijd wat verkeerd is, weet
ik niet, of 't zit in de kolen of in 't gas, maar 't staat
bij mij als een paal boven water dat de begrooting niet
deugt. Nu kan de heer Collet wel zeggen dat de
kolenprijs is teruggeloopen en er daardoor 50.000.
meer winst zal zijn. Dat is ook waar, dit bedrag is er
bij gekomen en daardoor zou er moeten zijn 30.000.
winst. Later is echter op de begrooting een winst ge
calculeerd van 50.000.—, die nu echter wel weer
30.000.hooger zal worden.
Spreker komt enkel op tegen het systeem, dat de
heer Blaauw erkent het zelf de laatste jaren bij de
Gasfabriek is gevolgd, het systeem van „wat kan het
schelen, de winst komt toch ten bate van het volgende
jaar" of deze nu op f 30.000.wordt geraamd of op
f 50.000.komt er niet op aan, de winst blijft toch
bij de Gasfabriek. Dat is het systeem, dat daar steeds
heeft doorgewerkt en waar spreker tegen op is gekomen.
In een dergelijk systeem zit een gevaar en wel dit.
Wanneer een directeur, van welk bedrijf dan ook op
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Januari 1924.
7
zijn bedrijfsbegrooting een uitgaafpost heeft staan van
b.v. 20.000.terwijl die post in gewonen doen, als
er niets bijzonders gebeurt, niet hooger behoeft te zijn
dan 15.000.en het betreft een bedrijf, waarvan de
uitkomst geen invloed heeft op den Hoofdelijken Om
slag, dan is het gevolg, dat zoo'n directeur de vrijheid
krijgt binnen 20.000.en niet binnen 15.000.
De heer Blaauw erkent dat ook zelf, doch hij zei het
is wel eens makkelijk, als wij dat hebben. Waarop
spreker antwoordde: ja, dat is waar, maar het hóórt
niet zoo.
Eigenlijk was dus de zaak niet opgezet met die ab
solute nauwkeurigheid van cijfers als wel mogelijk was
geweest, omdat men met de cijfers zeer goed bekend
was. Een van die onnauwkeurigheden was de post Gas
olie, die dan nu misschien goed was, maar die dan den
vorigen keer verkeerd is geweest. Spreker heeft enkel
tegen dat idee „het komt er niet zoo precies op aan"
willen opkomen en hij was op een gegeven moment ge
dwongen te zeggen wat hij heeft gezegd. Hij bedoelde
daarmee echter geen bepaalde aanval op den directeur.
Spreker heeft daar bij deze gelegenheid even op terug
willen komen, om de zaak nog even zoo recht mogelijk
te zetten.
De heer Collet is het in zooverre met den Voorzitter
eens, dat de begrooting zoo nauwkeurig mogelijk bij de
waarheid moet zijn. Maar nu de Raad den vorigen keer
heeft beslist dat de directeur niet meer dan 19.000.
mag besteden aan gasolie, zou spreker toch zeggen: dat
gaat toch niet aan. De directeur mag besteden 19.000,
hij is echter noodig 29.000.Moet hij nu toch
vasthouden aan den door den Raad vastgestelden post,
mag hij niet meer gebruiken dan 19.000.Volgens
den Raad is dit zoo wel.
De Voorzitter zegt dat dit een kwestie is waar men
niet lang over behoeft te spreken. De directeur dient
dan maar een begrootingswijziging in; dat is al lang met
hem besproken. De verlaging is meer een protestpost
geweest. De directeur kan een begrootingswijziging in
dienen.
De heer IJ. de Vries wil alleen deze vraag doen: de
vergrooting van het reservefonds komt natuurlijk nu niet
ter sprake?
De Voorzitter: De begrooting van de Gasfabriek is
op 't oogenblik niet aan de orde.
De heer IJ- de Vries had er nog wel het een en ander
van willen zeggen. Voor het fonds dat volgens den heer
Collet moet worden gevormd zou spreker het geld niet
willen voteeren.
De heer Westra zou toch wel een enkele opmerking
willen maken over dat deel van het betoog van den heer
Collet, waar deze den raad gaf tot een voorstel tot ver
hooging van het reservefonds. Is dat ook niet aan de
orde?
De Voorzitter kan dat niet aan de orde laten, tenzij
er een voorstel komt uit den Raad om het reservefonds
van de Gasfabriek te bespreken. Hij heeft den heer Col-
let even laten praten, maar als deze niet gauw was op
gehouden had spreker ook gezegd: we zijn niet bezig
met de algemeene beschouwingen over de begrooting
van de Gasfabriek. Er is trouwens geen voorstel van den
heer Collet, er is dus ook niets te bestrijden.
De heer Westra: Maar er zijn argumenten te be
strijden.
De Voorzitter stelt het reservefonds van de Gasfa
briek op 't oogenblik niet aan de orde. Indien iemand
daartoe een voorstel doet, zal spreker dat in stemming
brengen.
De beraadslagingen worden gesloten.
VIL Aan de orde is de interpellatie van den heer
Dijkstra (sub III b).
De interpellatie wordt geopend.
De heer Dijkstra merkt op dat hij een tijdje geleden
over de sneeuwopruiming heeft geïnterpelleerd en dat
er toen gegevens zijn gekomen van Burgemeester en
Wethouders spreker neemt aan dat die voorzoover
Burgemeester en Wethouders wisten, heelemaal juist
waren waaruit bleek, dat er zich in den morgen van
29 November eigenlijk geen of heel weinig werklui had
den gemeld aan de Reiniging. Daar is toen nog door den
Voorzitter aan toegevoegd dat daaruit zou blijken dat
er eigenlijk geen werkloosheid in Leeuwarden zou we
zen, want de menschen meldden zich eenvoudig niet
aan, en zoo liep het af.
Een dag of twee daarna kwamen er in een van de
bladen een paar ingezonden stukken voor, waarin door
een van de werkloozen werd betoogd dat dit niet juist
kon zijn, want dat er op dien bepaalden morgen veel
meer menschen aan de Reiniging waren geweest. Er
moest dus een misverstand of een vergissing hebben
plaats gehad. Naar aanleiding van dat schrijven heeft
sprekers fractie een onderzoek ingesteld en zij is er
thans van overtuigd dat er zich dien morgen een bedui
dend getal menschen zijn teruggestuurd. Er zijn toen
aangenomen beneden de 50
De heer Scheltema (wethouder): 44.
De heer Dijkstra: Daar hebt U gelijk in, dat was het
juiste cijfer. En op grond van ons onderzoek hebben
wij de overtuiging gekregen dat er 75 a 100 menschen
zijn teruggestuurd. Ik kom nu hier alieen op terug, om
dat ik meen dat men kan voelen dat hier de eene of
andere vergissing heeft plaats gehad. Het college kan
misschien ook niet zeggen hoe. Maar dit staat vast, dat
de menschen, die zich hebben aangemeld, niet alle zijn
aangenomen en dat men dus in het openbaar die men
schen moet rehabiliteeren. Meer zal spreker er niet van
zeggen.
De heer Scheltema (wethouder) kan in verband met
de vraag van den heer Dijkstra dit antwoorden. Toen
spreker dat stukje in een van de bladen las is hij direct
op onderzoek uitgegaan hoe de zaak zich had toege
dragen. Hij heeft den terreinopzichter Dijkstra, die bij
den geheelen gang van zaken is tegenwoordig geweest,
een rapport laten opmaken en deze heeft gerapporteerd
dat er denzelfden morgen, toen er 44 menschen zijn
aangenomen, 110 a 115 menschen op het terrein aan
wezig waren, die echter, voorzoover niet aangenomen,
weer zijn afgetrokken. Hij meldde er nog bij dat de di
recteur om half zeven reeds op het terrein aanwezig
was. De directeur was hier dus mee bekend en deze
rapporteerde op 11 December aan het college dat alle
menschen dien morgen waren aangenomen. Spreker
heeft toen, op de gegevens van den directeur afgaande,
die cijfers genoemd, hij meende dat het niets anders dan
de waarheid was, wat die man rapporteerde. Maar nu
is achteraf gebleken dat er meer menschen waren.
De Voorzitter wil even recht zetten wat hij meent dat
de heer Dijkstra verkeerd heeft gezegd. Het is volkomen
waar dat spreker heeft gezegd: „het lijkt wel dat hier
geen werkloosheid is in Leeuwarden", maar hij heeft
dit niet gezegd op grond dat de menschen zich niet had
den aangeboden dat is geen bewijs maar op grond