10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 januari 1924. De heer Weima vraagt het woord. De Voorzitter: U bent dus niet voldaan? De heer Weima is in zooverre voldaan, dat men thans in elk geval iets nieuws heeft te hooren gekregen. Spr. heett het werkelijk op prijs gesteld om dat te hooren. Want zooals de vorige vergadering de heer Dijkstra zich heeft uitgedrukt, ging dit, naar sprekers bescheiden meening, alle perken te buiten; als men belastert zonder feiten te noemen, dan is dat laster. Maar de heer Dijkstra heeft dat thans weer hersteld en is met feiten gekomen. Daar heeft de Raad iets aan. En als die niet weerlegd zouden worden dan zou spreker, ondanks dat hij zelf slager is, moeten toegeven dat het hem allerminst past om hierover te spreken. Het is echter net andersom, het past den heer Dijkstra niet om hierover te spreken; hij kon beter dan Weima weten hoe de vork in de steel zit. Want hij was wet houder in die branche en hij weet, ook door zijn des kundige, dat de slagers niet alleen per koebeest moeten betalen 5.keurloon, maar dat zij per beest boven dien minstens 4.50 moeten rekenen voor eventueele afkeuringen. Dat blijkt ook uit de statistische gege vens De Voorzitter: Daar krijgt U 1 voor. De heer Weima Dat slaat niet op de onderdeelen. Men moet de zaak recht en niet scheef zetten en spreker niet betichten van het spreken van onwaarheid. Hij wil eerlijk en oprecht naar voren brengen hoe de zaak zit. De kwestie is deze. De slager verzekert zijn beest en krijgt daarvoor van den boer direct 1 Maar hij beurt dat met de eene hand en geeft het met de andere aan het fonds weer uit, hij krijgt er dus geen cent van in de portemonnaie, maar betaalt het aan het onderlinge fonds van de Nieuwe Leeuwarder Slagersvereeniging. Dit fonds betaalt echter niet voor afkeuring van onderdeelen en het is juist op de onderdeelen dat zooveel wordt af gekeurd. De heer Dijkstra kon dat weten, hij kon er mee bekend zijn hoeveel afkeuringen er op de onderdeelen zijn. Als men het rapport van den keuringsdienst van L.eeuwarderadeel j.l. Zaterdag in de krant heeft gelezen, heeft men kunnen zien dat daaruit blijkt dat daar min stens y3 deel van de onderdeelen is afgekeurd. Onder die onderdeelen worden verstaan kop, tong, hart, lever en nieren en deze vertegenwoordigen een gemiddelde waarde van 12.a 15.De heeren moeten er maar eens goed nota van nemen dat, als binnenkort het rap port van Leeuwarden verschijnt, ook daaruit zal blijken dat in doorsnee y3 van de onderdeelen zijn afgekeurd, dat is dus voor ongeveer 5.per koe. De rekening van den heer Dijkstra is ook niet juist. Het keurloon komt den slagers een ietsje hooger dan 1 cent per pond. Het afkeuren van de onderdeelen kost hun bijna 1 cent per pond, dus hebben zij aan onkosten 2 ct. per pond. Nu is door de organisatie gezegd: waar wij 2 ct. per pond onkosten krijgen wij grondden die berekening op gegevens, die van abattoirs in andere plaatsen van ons land bekend waren laten we daar heffen 21/2 ct. per pond. Want 2 ct. is in het slagersbe- drijf nooit"te berekenen; de slagers rekenen bij het op en neer gaan van den prijs nooit met 1. 2 en 4 ct. enz., maar altijd met 2y2, 5, iy2 en 10 cent. Nu kan het zijn dat er y2 cent te veel wordt geheven, spreker wil dat wel bekennen, maar de heer Dijkstra kan nooit volhouden dat dat afzetterij is, als spreker zegt dat er hoogstens een halve cent overschiet. En dat mag inderdaad ook nog wel. Alle heeren, die de practijk kennen, weten ook dat alle wetten beperkingen en bepalingen opleggen, die moeite en eenige kosten met zich brengen. Spreker wil wel zeggen dat hij voorstander is van deze wet en dat hij er zelf ook jaren voor heeft geijverd. Maar hij meent dat de billijkheid eischt dat het publiek de ge maakte kosten betaalt; de wet is er toch voor het pu bliek. Spreker wil hier nog aan toevoegen dat juist in Leeu warden wel het bewijs is geleverd hoe noodzakelijk het was dat de wet er kwam en hij wil dit met den heer Dijkstra toejuichen. Het is den slagers gebleken dat er 1/3 deel van de onderdeelen wordt afgekeurd. Dit sluit niet in dat het slechte beesten zijn, die er worden geslacht; er zijn ook beesten bij die 400.tot 600.kosten. Men voelt echter dat de slager daarvan niet de dupe mag worden, hij kan niet weten wat er wordt afgekeurd, want die afkeuringen komen voor bij de beste beesten. Nu hoopt spreker maar dat de Raad goed nota zal nemen van het rapport van den keuringsdienst en goed de statistiek zal nakijken, ook van Leeuwarden. Spreker kan niet anders doen dan nog eens onder- streepen dat de slagers niet 5.maar 9.50 a 10. kosten krijgen en dat dus een heffing van 2y2 cent per pond inderdaad billijk is. Spreker heeft gemeend dat hij dit hier noodzakelijk even moest recht zetten, omdat hij hier voor de burgerij, niet voor de slagers individueel, maar wel voor een deel van de burgerij spreekt, als door de organisatie na wikken en wegen en ernstig overleg een dergelijk besluit is genomen en men dit gaat aan vallen. De heer Dijkstra kon weten, in het bijzonder van den heer Viersen, die elk jaar verplicht is verslag te doen, hoe groot het aantal afkeuringen is en hij weet als oud-wethouder ook dat die afkeuringen betaald moe ten worden en moeten komen van de consumenten. De heer Tulp (wethouder): U spreekt dat y3 van de deelen van de beesten worden afgekeurd. De heer Weima: Van de onderdeelen. De heer Tulp (wethouder)Dan is Uw berekening volkomen juist. Maar hoe was het dan vroeger? De heer Weima: Toen was er geen keuring. De heer Tulp (wethouder): Voor dien tijd werd er dus niets afgekeurd? Toen kregen de slagers er dus goed geld voor? Ik ben het er volkomen mee eens dat U de kosten van afgekeurde onderdeelen en van ver zekering moet calculeeren. Maar voor de keuring is daar mee dus nooit rekening gehouden De heer Weima: Ik zal het iets duidelijker zeggen. Wij juichen den keuringsdienst toe, want zooals het vroeger ging kon het niet bestendigd blijven. Ik heb meer dan 20 jaar voor den keuringsdienst gestreden. Alles werd vroeger opgegeten. Het zit niet in de slechte beesten, maar van een koe van 500.of 600.kan wel een tong afgekeurd worden. Wij kunnen daar abso luut niets van zien. Zoo kan het hart ook worden af gekeurd. Dat alles werd vroeger gewoon geconsumeerd, maar daar konden wij niets aan doen, dat konden wij niet helpen. Wij wisten dat het gebeurde en dat er een keuringswet moest komen, waardoor het publiek daar tegen werd gewaarborgd. Wij kregen daarvoor den vollen prijs. Dat is nu uit. Nu worden er van die deelen afgekeurd en nu moeten wij trachten op de eene of andere wijs de kosten daarvan .te vinden. De heer Dijkstra meent dat, als hij nu zegt dat het betoog van den heer Weima uiterst zwak is en dat het eigenlijk een bevestiging is van wat spreker heeft ge zegd en daaraan niet veel afdoet, dit dan de indruk is, dien de heer Weima hier wekt De heer IJ. de Vries: Absoluut niet. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Januari 1924. 11 De heer Dijkstra: Dat kan U misschien niet beoor- deelen. Ik wil er dit nog aan toevoegen, dat ik tegen de woorden, die de heer Weima in 't begin heeft gesproken, ten sterkste wil protesteeren. U spreekt over belasteren, omdat U er persoonlijk niet was. Ik kom daar ten sterkste tegen op. In de nieuwe Leeuwarder Courant stond het goed, maar in de oude staat het verkeerd. Ik heb den vorigen keer duidelijk gezegd dat ik toen niet verder op de kwestie wilde ingaan, omdat de heer Weima niet aanwezig was. In de oude Leeuwarder Courant staat „omdat de heer Dijkstra de cijfers niet bij zich had". Ik had die wel degelijk bij mij, ik heb mij aan belasteren niet schuldig gemaakt en de heer Weima zal dan ook wel zoo beleefd zijn die uitdrukking terug te nemen. Spreker zal er niet veel meer aan toevoegen, alleen dit. De heer Weima hangt hier een beeld op van de verschillende afkeuringen van de organen. Ja, die waschlijst is aan spreker ook bekend. Maar het spreekt vanzelf, dat niemand, die een bedrijf leidt, niet dergelijke dingen in zijn prijzencalculatie opneemt. Dat doet ieder, maar die kosten zitten al in den prijs. Het spreekt vanzelf dat ieder bedrijfsleider met alle kosten die prac- tisch meewerken tot het opvoeren van den prijs rekening houdt. Maar dat heeft niets met een keuring van een koe door den veearts te maken. Dat kost 5.en dat komt op 1 cent per pond. De kunst om naar boven af te ronden is hier voorzeker wel aanwezig. De heer Tulp (wethouder) is het toch met den heer Dijkstra niet eens. Deze is begonnen met te consta- teeren dat het vleesch door de keuring 1 cent meer moet kosten. Maar hij moet ook constateeren dat sinds de keuring l/3 deel van de onderdeelen worden afgekeurd en dat men dus èn het keurloon èn het 1/3 deel afval van de onderdeelen moet calculeeren. De zaak lijkt spr. zoo gezond als wat. Zoo komt men tot de totale onkos ten. Dat men met bedragen als 5 en 10 cent moet re kenen en niet kan rekenen met 2 cent, daar is spreker het mee eens. Er zit dan alleen nog een paar gulden muziek in, zooals de Voorzitter wel eens zegt. Maar de slagers hebben al zooveel kosten en moeite, dat dit niet onbillijk is. Na de eerlijke toelichting van den heer Weima kan spreker niet zeggen dat een prijsverhooging van 2i/2 cent sinds de keuring onbillijk is. De heer Dijkstra wil nog zeggen dat de Voorzitter ook de opmerking maakte dat de 1 die de slagers maken voor eventueel keuringsrisico enz., buiten deze cijfers staan. De interpellatie wordt gesloten. Op voorstel van den Voorzitter wordt in geheime ver gadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, deze door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 6