86 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 April 1924.
van 1.80 staat vast, totdat de toestanden weer ver
anderen.
De heer Oosterhofï: U sprak van het woord „afzon
derlijk", maar dat is het niet waarop ik stuitte. Ik stuit
op het woord „telkens" in de toelichting tot het prae-
advies. Daar staat dat de bedragen „telkens" bij afzon
derlijk raadsbesluit zullen worden vastgesteld. Dat wijst
er op dat dit bij elk speciaal geval zal geschieden.
De Voorzitter wil dan opmerken dat dit woord „tel
kens" slechts staat in de toelichting (van bijlage 7) en
niet in het besluit zelf. Het raadsbesluit luidt
„Bij de aanvrage om vergunning verbindt de ver
zoeker zich
le. tot betaling eener bijdrage in de kosten van
het voortdurend onderhoud tot bijdragen als bij af
zonderlijk besluit van den Raad wordt bepaald", enz.
In de toelichting tot de verordening staat wel het woord
„telkens" maar niet in de verordening zelf. Het afzon
derlijk besluit, waarvan daarin sprake is, wordt nu voor
gesteld en het idee is dat de prijs zoolang 1.80 zal
blijven als het kan de bedoeling is dus niet om die
telkens te veranderen.
Spreker zou den heer De Vries niet aanraden zijn idee
te handhaven. De bedoeling van Burgemeester en Wet
houders is eenvoudig dat de prijs 1.80 zal blijven tot
de omstandigheden het noodzakelijk zullen maken een
nieuw besluit te nemen. Wil de Raad zich nu een be
perking opleggen door te zeggen het eerste jaar
althans willen we van geen wijziging weten, dan is dat
een tweede kwestie, maar het lijkt spreker niet verstan
dig. De bedoeling van Burgemeester en Wethouders is
het bedrag nu te bepalen op 1.80, terwijl de omstan
digheden al heel anders moeten worden om het minder
of meer te maken.
De heer Fransen (wethouder) zegt nog naar aanlei
ding van de opmerking van den heer Oosterhoff omtrent
hetgeen in de toelichting staat, dat telkens een voorstel
zal worden gedaan als de omstandigheden daartoe aan
leiding geven, d. w. z. als er een belangrijke wijziging
komt in de kosten van bestratingen. Dan zal zoo'n voor
stel worden aangeboden.
Den heer O. F. de Vries is na de toelichting en de
uiteenzetting, door den Voorzitter gegeven, de zaak
duidelijk geworden. Zoo was het ook zijn bedoeling. Hij
heeft geen bepaald voorstel gedaan en kan zich, nadat
de Voorzitter de zaak heeft uitgelegd, wel met het
voorstel vereenigen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om van het Rijk in koop over te nemen
onderscheidene houten woningen, staande op de aan
het Rijk in huur uitgegeven gronden ten Westen van
de Engelsche straat en om dien ondergrond en andere
terreinen uit de betrekkelijke met het Rijk gesloten
huurovereenkomst te nemen.
Dit voorstel luidt als volgt
Krachtens raadsbesluiten van den 19 Augustus 1919,
no. 317R/181 en 22 Juni 1920, no. 308r/156 zijn ten
behoeve van het rijksopvoedingsgesticht alhier aan het
Rijk verhuurd onderscheidene perceelen van de ge
meentelijke bouwterreinen ten zuiden van den Har-
lingerstraatweg. De huur, ingegaan 15 April 1919,
eindigt 15 April 1925.
Sinds eenigen tijd hebben wij onderhandelingen aan
geknoopt met den Minister van Financiën, omtrent het
uit de huur nemen van gedeelten dier terreinen ten
westen van de Engelsche straat, n.l. een gedeelte ten
zuidwesten noodig voor het aanleggen van het En
gelsche plein en de doortrekking van de Bildtsche straat,
op de hierbij behoorende teekening bruin gearceerd, en
het meest westelijk gelegen terrein, op de teekening
met groene arceering en kruisarceering aangegeven.
Intusschen bereikte ons een schrijven d.d. 11 Fe
bruari j.l. van den Ontvanger der Registratie en Do
meinen alhier, waarin deze onder bepaalde voorwaarden
en onder voorbehoud van nadere goedkeuring door den
Minister van Financiën, aan het gemeentebestuur voor
stelt om de 29 houten woningen, gebouwd op het ter
rein ten westen van de Engelsche straat, van den Staat
in eigendom over te nemen en tegelijk het terrein
waarop zij staan uit de huurovereenkomst te lichten.
Als koopprijs van de woningen wordt 18000.ge
vraagd, alzoo gemiddeld ruim 620.per stuk. Uit
een door den Directeur der gemeentewerken ingesteld
onderzoek is gebleken dat de woningen, behalve wat
het buitenwerk betreft, in goeden staat van onderhoud
verkeeren en dat de gevraagde prijs zeer billijk is te
achten.
Komen al de hiervoren bedoelde transacties tot stand
dan krijgt de gemeente weder de beschikking over al
hare aan het Rijk verhuurde terreinen ten westen van
de Engelsche straat, terwijl zij bovendien eigenares
wordt van de gemelde 29 houten woningen.
Wat het terrein betreft zij medegedeeld dat daaraan
langzamerhand behoefte begint te bestaan, teneinde te
kunnen voldoen aan de geregeld inkomende aanvragen
om bouwgrond, terwijl ook overigens de wenschelijk-
heid blijkt dat de gemeente weder over de terreinen
kan beschikken. Met betrekking tot de woningen diene
dat de dubbele woningen, staande op het zuidwestelijk
gedeelte van het terrein, ingesloten door Marssumer-,
Engelsche- en Bildtsche straat, voorloopig zouden
kunnen worden verhuurd. De meer noordelijk gebouwde
woningen, ten getale van 15, ondergebracht in een
drietal barakken, die minder hecht zijn en de omgeving
aldaar ontsieren, zullen verplaatst kunnen worden naar
een ander terrein, om te dienen voor woning aan dak-
looze gezinnen of aan hen wien tengevolge van ontrui
ming van hun woning een andere woongelegenheid
dient te worden verschaft. Hierover is het beraad nog
loopende. Voor eventueele verplaatsing dezer 15 wo
ningen raamt de Directeur der gemeentewerken noodig
te hebben per woning 200.of in totaal 3000.
Bij verplaatsing der woningen komt tevens de grond
vrij voor uitgifte als bouwterrein.
Bij het Rijk blijven tot 15 April 1925 in gebruik de
terreinen ten oosten van de Engelsche straat, thans
kadastraal bekend in sectie D nos. 1024, 1781, 1782 en
1712, van laatstgenoemd perceel uitgezonderd de reed
naar den Westersingel, die ook nu niet in de huur
begrepen is. De totale oppervlakte van het in gebruik
blijvend gedeelte bedraagt 51.433 M-. Naar den grond
slag waarop de oorspronkelijke huurbepaling plaats had
(80.955 M2. voor 16.800.zal van de in gebruik
blijvende terreinen een huur betaald moeten worden vati
i 0.673.51 of rond 10.674.en zal de huurvermin-
dering naar de dezerzijds gemaakte berekening be
dragen 16.800.10.674.— ƒ6.126.—. Reke
ning moet echter nog worden gehouden met het feit dat
de gemeente op den 28en October 1923 voor den aanleg
van het Engelsche plein en de doortrekking van de
Bildtsche straat in gebruik genomen heeft het zuidwes
telijk deel van de aan het Rijk verhuurde terreinen, op
de hierbij behoorende teekening bruin gearceerd, thans
kadastraal bekend in sectie D nos. 1821 en 1822, ter
gezamenlijke grootte van 3160 M-\ De huur van dezen
grond bedraagt naar evenredigheid berekend, 655.77
of rond 656.— per jaar. Met ingang van 28 October
1923 zal derhalve eene huurvermindering moeten plaats
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 April 1924. 87
hebben naar 656.per jaar, welke vermindering met
ingang van den dag waarop de terugneming van de
overige terreinen plaats heeft, zal worden berekend naar
6126.per jaar.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten:
a. van het Rijk in koop over te nemen 29 houten
woningen, staande op de aan het Rijk in huur uitge
geven terreinen ten westen van de Engelsche straat,
voor een som van 18.000.onder bepaling dat voor
zoover die woningen nog bij personeel van het Rijks
opvoedingsgesticht in huur zijn, deze bij hen in gebruik
kunnen blijven tot uiterlijk 15 April 1925, tegen de thans
door hen betaald wordende huursommen;
b. gerekend met ingang van 28 October 1923 uit de
met het Rijk gesloten huurovereenkomst te nemen de
kadastrale perceelen, thans sectie D nos. 1821 en 1822,
ter gezamenlijke grootte van 3160 M2. en met ingang
van een nader door Burgemeester en Wethouders te
bepalen datum uit die huurovereenkomst te nemen al
de overige perceelen, voor zoover die gelegen zijn ten
westen van de Engelsche straat en Burgemeester en
Wethouders te machtigen met het Rijk op den boven
aangegeven voet in onderhandeling te treden over de
huurvermindering;
c. in afwachting van de nadere voorstellen van Bur
gemeester en Wethouders inzake de aan de woningen
te geven bestemming, hun voor de eventueele verplaat
sing van de 15 houten woningen aan de Engelsche
straat, ondergebracht in de drie barakken, een crediet
te verleenen van ten hoogste 3000.of zooveel meer
als noodig is om, desgewenscht, mede tot verplaatsing
der andere woningen over te gaan.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Tiemersma kan zich met den aankoop van
deze woningen wel vereenigen, te meer, omdat in dezen
raadsbrief tot uitdrukking komt de wenschelijkheid dat
de gemeente het gedeelte terrein, waarop deze woningen
staan, vroeger ter beschikking krijgt, dan de huurtijd
van het Rijk, April 1925, is afgeloopen.
Nu meent spreker in de stukken te hebben gelezen
dat de 15 woningen, welke het college denkt af te breken
en te verplaatsen, nog door enkele gezinnen bewoond
worden en dat die menschen het recht hebben daar te
blijven wonen tot 15 April 1925. Dan zou, als dat door
ging, de vroegere beschikking over het terrein een slag
in de lucht zijn en spreker zou daarom het college
willen vragen of het er ook over heeft nagedacht om,
wanneer het die woningen wenscht af te breken en te
verplaatsen, ten einde eerder de beschikking te krijgen
over dit terrein, die menschen uit te koopen en een
andere leegstaande woning te doen betrekken. Wanneer
die menschen daar blijven wonen tot 15 April 1925, is
de gelegenheid om eerder de beschikking te krijgen over
dit terrein, van weinig beteekenis. Spreker zou hierover
wel de meening van het college willen hooren.
De heer Beekhuis zegt dat. wanneer hij de stukken
goed heeft begrepen en hij gelooft dat dit het geval
is dan zoowel het standpunt van het Rijk als van de
gemeente onjuist is. In den brief van den Ontvanger
staat dat deze voorstelt dat de gemeente de woningen
zal overnemen en door Burgemeester en Wethouders
wordt het voorstel gedaan dat de gemeente de woningen
in koop van het Rijk zal overnemen. Hierbij is, dunkt
spreker, over het hoofd gezien de positie, waarin men
hier tegenover elkaar staat als huurder en verhuurder
en waarbij in de wet is bepaald dat, als iemand grond
verhuurt en de huurder bouwt daarop, dan de eigenaar
van den grond tevens eigenaar wordt van het daarop
gebouwde. De gemeente is dus reeds eigenares van de
lunzen, die op gemeentegrond zijn gebouwd en nu geeft
de wet aan den verhuurder de keuze dus aan den
eigenaar om öf den huurder te dwingen de huizen
af te breken öf ze van den huurder over te nemen tegen
betaling van de materialen en het werkloon.
Spreker gelooft inderdaad dat men van dat standpunt
niet is uitgegaan bij de onderhandelingen; anders was
het voorstel anders geformuleerd. Waar het Rijk toch
voor de kwestie is gesteld om öf de woningen af te
breken öf ze te moeten overdragen aan de gemeente
er staat ook in de stukken „behoudens nadere goedkeu
ring door den Minister", maar de Minister heeft niets
te zeggen over den koop, hij moet goedvinden dat de
gemeente de woningen overneemt tegen betaling van
de materialen en het werkloon daar dient deze kwes
tie toch uit een ander oogpunt te worden beschouwd en
daar is bij spreker de vraag gerezen of deze zaak niet
aan een nadere beschouwing dient te worden onder
worpen, welke van invloed zou kunnen zijn op den prijs.
Of dit het geval zal zijn weet spreker niet. Hij wil niet
zeggen dat wordt overvraagd door het Rijk. Hij weet
dit niet, maar zou de zaak nader onderzocht willen zien,
waarom hij wil voorstellen dit voorstel uit te stellen tot
de volgende vergadering, waarbij Burgemeester en Wet
houders dan met nieuwe voorstellen kunnen komen.
De heer Fransen (wethouder) wil allereerst den heer
Tiemersma even antwoorden, waar deze spreekt over
woningen, waar nog menschen in wonen. De bedoeling
van het college is alleen die 3 barakken, elk bevattende
5 woningen, te verplaatsen en spreker meent dat die
woningen alle leeg zijn.
De heer M. Molenaar: Er wonen nog twee gezinnen
in.
De heer Fransen (wethouder)Ik bedoel die 3 barak
ken elk van 5 woningen. Als daar nog 2 gezinnen in
wonen, zullen die vandaag of morgen toch moeten ver
trekken.
De heer Tiemersma: Dat is het juist.
De heer Fransen (wethouder)Als daar nog men
schen in wonen, dan zijn die op 't oogenblik nog in het
bezit van een dienstwoning. Ze zijn in dienst van het
Rijk geweest, maar zullen er dan toch vandaag of mor
gen, op welke manier ook, door het Rijk worden uit
gezet, omdat zij de woningen niet langer mogen bewo
nen dan zij in dienst van het Rijk zijn.
De andere woningen denkt het college voorloopig te
laten staan en te verhuren, maar de 3 barakken wil het
verplaatsen en dan zal er wel een gelegenheid zijn te
vinden om die menschen onder dak te brengen. Burge
meester en Wethouders kunnen dan het bouwterrein aan
de Engelsche straat uitgeven. Het is spreker echter niet
bekend dat er op 't oogenblik nog gezinnen in de ba
rakken wonen.
De Voorzitter wil even terug komen op de kwestie,
die de heer Beekhuis naar voren heeft gebracht. Hij laat
de juridische kwestie nu maar buiten beschouwing, om
dat juridisch en moreel niet altijd samengaan. Het is
wel bekend dat de gemeente rechtens eigenares zou
kunnen worden en dat zij het Rijk zou kunnen verplich
ten die woningen af te breken; spreker durft het nog wel
sterker te zeggen: de gemeente kan het Rijk daartoe niet
alleen verplichten, maar het Rijk heeft reeds de plicht
in het huurcontract aanvaard om het terrein schoon op
te leveren.
De zaak zit zoo. De gemeente heeft wel degelijk het
terrein aan het Rijk verhuurd onder voorwaarde om
daarop te houden het Rijksopvoedingsgesticht, dat er al
op stond dat was toen het Engelsche kamp en zij
heeft de rest aan het Rijk verhuurd om dit is wel
niet uitdrukkelijk bepaald, maar het is toch altijd de be
doeling geweest daarop woningen te bouwen. Daar
om kan de gemeente zich zuiver juridisch wel, maar op