88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 April 1924. grond van de goede trouw niet tegenover het Rijk be roepen met een: blijf af van de woningen, ze zijn van ons geworden. Spreker gelooft niet dat men dat kan doen. Zeker, het Rijk heeft die verplichting maar pas over een jaar; wanneer het Rijk de huur blijft be talen, kan het gewoon tot zoolang de woningen laten staan. Het Rijk zegt nu ik weet dat ik er in Mei 1925 weg moet en dat ik het terrein schoon moet opleveren dat staat in het contract, waarbij ik het heb gehuurd. Ik wil nu echter de gemeente vast de woningen aanbieden voor 18.000. Burgemeester en Wethouders hebben toen gezegd we weten dat het Rijk met Mei 1925 de verplichting heeft het terrein schoon op te leveren en dus de wo ningen te verwijderen. We krijgen nu een aanbieding om die woningen voor 18.000.over te nemen. Hoe verhoudt zich nu tegenover elkaar de verplichting van het Rijk om het terrein schoon op te ieveren in 1925 en het genot dat wij het terrein en de woningen kunnen krijgen Als wij die beide punten nu tegen elkaar op wegen, is het laatste punt, de woningen en het terrein ter beschikking te krijgen, gezien ook de waarde van het materiaal, dat zeer zeker wel 18.000.heeft ge kost, niet 600.per woning waard Laat men nu van de barakwoningen maar 200.— af doen, dan komen die op 400.en de andere, dus de eigenlijke woningen, met 200.er bij op 800.Waar men nu daarover de beschikking kan krijgen, hebben Bur gemeester en Wethouders er geen oogenblik aan ge dacht om tegen het Rijk te zeggen in 1925 moet je toch de woningen afbreken, we wenschen ze op 't oogenblik wel te hebben, maar anders laten we je er tot 1925 mee zitten. Spreker zou het eigenlijk niet erg fatsoenlijk tegenover het Rijk vinden om dat te doen, omdat de gemeente bij het samenstellen van het con tract positief heeft geweten dat er op het terrein zou worden gebouwd. Daarom laat spreker de juridische kwestie weg. Het is waar dat, wanneer men op andermans grond bouwt de eigenaar van den grond dan ook eigenaar van de woning wordt, maar het zou niet zoo heel erg netjes van de gemeente zijn, wanneer zij dat ging toepassen. Men moet in goede trouw van elkaar af zien te komen. Het college meent dat 18.000.een behoorlijke prijs is voor de gemeente, d.w.z. dat de gemeente de wo ningen niet duur krijgt en het college heeft daarom direct gezegd: dat andere moeten we niet doen. De heer Beekhuis zegt dat, als men hier te doen had met een onbenullige tegenpartij, hij veel voor de rede neering van den Voorzitter zou gevoelen. Maar waar hier de onderhandelingen zijn gevoerd tusschen de ge meente en den Staat, mag men aannemen dat beide le den weten wat de juridische gevolgen zijn van de over eenkomst, die is tot stand gekomen. Nu is het gevolg van deze overeenkomst dat, als de huurder bouwt op den grond, dien hij heeft gehuurd, de eigenaar van den grond dan ook eigenaar wordt van de gebouwen en het mag worden aangenomen dat die verhouding aan beide partijen bekend was. Dat staat in de wet. De Voorzitter zegt verder dat men zou moeten wach ten tot 1925, als het Rijk de woningen moest afbreken. Spreker meent echter dat partijen wisten dat juist de gemeente de keuze had om öf het Rijk te dwingen de woningen af te breken öf het Rijk te dwingen tot over dracht, wat volgens de wet geregeld is tegen betaling van materiaal en werkloon. Dat weten de partijen. Spreker herhaalt niet te willen zeggen dat het Rijk te veel vraagt, hij weet dat niet, maar juist met het oog op die omstandigheid meent hij dat de zaak nogmaals onder de oogen moet worden gezien, 't Is best mogelijk dat men dan in de volgende vergadering komt met de zelfde cijfers, maar 't is ook wel mogelijk dat dan blijkt dat men nu te veel zou betalen. Spreker wil nog eens zeggen dat, wanneer men hier stond tegenover iemand, die minder goed de gevolgen van zijn handelingen kon overzien, hij dan zou gevoelen voor de redeneering van den Voorzitter. Maar tegenover het Rijk vindt hij geen reden om dat standpunt in te nemen. De heer M. Molenaar gelooft dat bij de kwestie, door den heer Tiemersma aangeroerd, het gelijk aan diens kant is en niet aan den kant van den wethouder. In de 15 barakwoningen wonen nog 2 gezinnen. Het lijkt spreker toe dat de heer Fransen de stukken niet goed gelezen heeft, want daar staat duidelijk in dat deze transactie tot stand komt onder voorwaarde dat de ge zinnen, die nog in de woningen wonen, het recht hebben om daarin te blijven tot 1 April 1925. Als die menschen dus weigerachtig zijn, kan niemand hen er uit krijgen en het zou dus zeer gewenscht zijn, opdat de gemeente zoo spoedig mogelijk de vrije beschikking krijgt over de woningen, dat zij met die bewoners in onderhande ling treedt en hun aanbiedt op kosten van de gemeente te verhuizen naar de andere woningen, die daarbij staan. Wat betreft de kwestie, die door den heer Beekhuis is naar voren gebracht, gevoelt spreker meer voor de redeneering van den Voorzitter dan voor die van den heer Beekhuis. Spreker gelooft niet dat de gemeente een mooie houding tegenover het Rijk zou aannemen, wanneer zij van deze situatie gebruik ging maken. Bovendien gelooft hij dat het aanbod van het Rijk vrij billijk is hem is meegedeeld dat een prijs van 600. per woning niet aan den hoogen kant maar eerder aan den lagen kant is. En ook al omdat het hem voorkomt dat er nog wel behoefte is aan dit soort woningen, zou spreker zeggen laat men deze zaak niet uitstellen, maar tot het koopen van de woningen overgaan. De heer IJ. de Vries zou nog op een ander punt het oog willen vestigen: als dit voorstel wordt aangenomen, is dan meteen ook de kwestie van het dakloozentehuis, de Philantroop, niet opgelost? Spreker had, eigenlijk gezegd, over deze zaak het woord niet willen voeren, omdat hij dacht dat de commissie daarover wel iets zou zeggen, maar waar niemand van de leden der commissie spreekt en in het voorstel staat dat deze woningen ge bruikt zullen worden om daarin daklooze gezinnen onder te brengen, dacht spreker, dat dit misschien de bedoe ling was van Burgemeester en Wethouders onafhanke lijk van het misschien nog niet ingekomen of het nog in voldoenden staat van voorbereiding zijnde voorstel der commissie. Daarom doet spreker deze vraag hij dacht dat hiermee meteen die kwestie was opgelost. Het komt hem voor dat die zaak hoe gauwer hoe beter moet worden opgelost. Er wordt nu algemeen met het hoofd geschud; dan zijn er zeker meer daklooze gezinnen dan in de Philantroop, maar dat is iets, wat spreker niet weet. De heer Beekhuis merkt op dat de heer Molenaar heeft gezegd dat hij zich bij den Voorzitter aansluit. Maar in het huurcontract, dus in het stuk waarin partijen zijn overeengekomen, staat o. a. dit artikel, dat spreker heeft opgeteekend: Bij ontruiming zullen de landerijen ten genoegen van Burgemeester en Wethouders op kosten van het Rijk in haren oorspronkelijken toestand worden terug gebracht." Het komt spreker voor dat hier wel degelijk onder de oogen is gezien, dat hierbij twee dingen mogelijk zijn: öf ontruiming öf overdracht aan de gemeente. Daarom meent hij dat de zaak nog eens onder de oogen moet worden gezien, zooals hij voorstelde. De Voorzitter kan den heer IJ. de Vries namens Bur gemeester en Wethouders antwoorden dat die 15 barak woningen daar niet kunnen blijven staan en dat daar omtrent het beraad nog gaande is. Spreker zou zeggen: laat dat beraad nog even doorgaan. In het voorstel staat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 April 1924. 89 ook dat het beraad nog gaande is; het college weet nog niet precies waar die woningen komen en door wie ze zullen worden betrokken. Over de beschouwing van den heer Beekhuis zou spreker nu niet verder meer willen praten; alleen wil hij nog even in 't kort dit zeggen. Destijds heeft de gemeente aan het Rijk dien grond verhuurd met het be wustzijn dat daarop zou blijven staan het Engelsche kamp en dat de rest zou worden bestemd hetzij voor sportterrein, hetzij voor tuintjes, hetzij voor woning bouw. Burgemeester en Wethouders weten heel goed dat in het contract staat dat het Rijk de woningen moet afbreken of dat de gemeente ze kan overnemen. Burge meester en Wethouders hebben van 't begin af geweten dat dit mogelijk was en had het Rijk nu geen aanbod gedaan, dan was het ook zoo afgeloopen. Spreker vindt nu echter dat, waar de gemeente en het Rijk beide zedelijke lichamen zijn, zij ook beide de goede trouw, die hierbij heeft voorgezeten, in acht moe ten nemen; de een heeft geweten dat de grond werd verhuurd met de bedoeling dat er op gebouwd zou wor den en de ander wist dat die gebouwen te zijner tijd weer moesten worden afgebroken. Nu vindt spreker dat men niet tegen het Rijk kan zeggen: we willen die wo ningen cadeau hebben, anders moet je ze er toch af doen. Waar de deskundigen dit aanbod van het Rijk zeer billijk achten, meent spreker dat de gemeente dat moet accepteeren. Zoo staat hij er onder. De heer K. de Boer heeft persoonlijk tegen het idee van den heer Beekhuis geen bezwaar, maar wil vragen of daarmee bij de onderhandelingen ook rekening is gehouden. Verder wil spreker vragen, als bepaald wordt dat de gemeente de woningen zal overnemen tegen be taling van de kosten van materialen en arbeidsloon, zooals de heer Beekhuis zegt, welke materialen en welk arbeidsloon dan daarmee wordt bedoeld. Daar kunnen ook nog dubia in zitten. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders hebben wel degelijk in oogenschouw genomen de waarde van de woningen en daarnaast hebben wij ook in ons laten omgaan de kwestie dat het Rijk toch eventueel de wo ningen van den grond moesten verwijderen. Wij hebben dat dus wel degelijk in oogenshouw genomen en dat alles in aanmerking genomen vonden wij de aanbieding van het Rijk billijk. De heer M. Molenaar merkt nog op dat aan den oostkant van de Engelsche straat ook een 7 of 8 woningen staan, waarvan hier geen sprake is. Hij vraagt of het gemeente bestuur ook onderhandelingen heeft geopend omtrent die woningen. Hoe langer die woningen leeg staan hoe minder goed zij worden; alle ruiten zijn nu al stuk, als zij nog een tijd leeg staan worden ze langzamerhand afgebroken. De Voorzitter antwoordt dat omtrent die woningen nog geen onderhandelingen zijn gevoerd. Daar staat natuurlijk echter tegenover de andere kwestie, dat van dat terrein op 't oogenblik nog een zeer goede huur wordt gemaakt en dat, als de gemeente die wonignen overneemt en dus dat terrein ook uit de huur neemt, die huur vervalt. Dat is de schadepost, die hiertegenover staat; 't is niet alles rozengeur en maneschijn, hoe meer terrein men uit de huur overneemt, hoe meer huur de gemeente gaat derven. De beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter wil het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming brengen. De heer Beekhuis: Wordt mijn voorstel om dit voor stel uit te stellen niet in behandeling genomen? De Voorzitter wist niet dat de heer Beekhuis dit voor stel had gedaan. Het voorstel-Beekhuis om het voorstel van Burge meester eenigen tijd uit te stellen, wordt met 15 tegen 10 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren K. de Boer, Cohen, Westra, Visser, Oosterhoff, Weima, Beekhuis, Dijkstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer B. Molenaar. Tegen stemmen de heeren Fransen, H. de Boer, O. F. de Vries, Tiemersma, Muller, Lautenbach, Hooi- ring, Botke, M. Molenaar, Scheltema, Jansen, Tulp, Hofstra, Van der Schoot en IJ. de Vries. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 11 Agenda no. 12). Herstemming over de motie H. de Boer, inzake het in overweging nemen door Burge meester en Wethouders van een eventueel opnieuw in te dienen verzoek van vakcentralen tot het houden eener collecte voor de stakende textielarbeiders, over welke motie in de vorige vergadering de stemmen heb ben gestaakt. Deze motie is opgenomen in het verslag der verga dering van 25 Maart 1924. De motie-H. de Boer wordt met 13 tegen 12 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren H. de Boer, O. F. de Vries, K. de Boer, Tiemersma, Muller, Hooiring, Botke, M. Mo lenaar, Visser, Jansen, Hofstra, Dijkstra en B. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Fransen, Cohen, Lauten bach, Westra, Scheltema, Tulp, Van der Schoot, Ooster hoff, Weima, IJ. de Vries, Beekhuis en mevrouw Buis manBlok Wijbrandi. V. Aan de orde is: Rapport der commissie, belast geweest met het onder zoek der geloofsbrieven van den heer A. van der Veen, die tot lid van den Raad is verkozen. (Zie II sub 5.) Met algemeene stemmen wordt, overeenkomstig het advies der commissie, besloten tot toelating van den heer A. van der Veen tot lid van den Raad. VI. Aan de orde is de interpellatie van den heer K. de Boer (sub III). De interpellatie wordt geopend. De Voorzitter kan den heer K. de Boer mededeelen dat door Gedeputeerde Staten aan Burgemeester en Wethouders machtiging is gegeven alle ontvangsten over de loopende begrooting van 1924 te innen en de uitgaven tot de helft van de geraamde posten te doen. De interpellatie wordt gesloten. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 6