100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 April 1924.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Cohen: Mijn voorstel is nog niet aan de orde
gebracht. Het voorstel-Beekhuis ging voor en dan kwam
mijn voorstel om met deze zaak te wachten tot de tram
lijn is verdwenen.
De Voorzitter: Dat komt eigenlijk, dat ik dit zoo liet
gaan, doordat de heeren hun voorstellen niet schriftelijk
indienen. Ik wist niet dat U Uw voorstel handhaafde, om
dit punt uit te stellen tot de tramlijn weg is. Dat zal
minstens 3 begrootingen later zijn. Ik wil Uw voorstel
nu wel weer in stemming brengen, maar ik vrees het
ergste.
Ik zal er echter voortaan de hand aan houden dat de
voorstellen schriftelijk worden ingediend.
De stemming over het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt nu als niet gedaan beschouwd.
Het voorstel-Cohen wordt met 23 tegen 2 stemmen
verworpen.
Vóór stemmen de heeren Cohen en Westra.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
hierna met algemeene stemmen aangenomen.
10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hun een crediet te verleenen voor de
wijziging en uitbreiding van het getal nissen in het
Beurs- en Waaggebouw.
Dit voorstel luidt als volgt:
Na een gehouden bespreking met den betrokken wet
houder is door de commissie voor de beurs en de waag
onder dagteekening van 6 October 1923 een schrijven
ingezonden, waarin de wenschelijkheid wordt betoogd
van het aanbrengen van de volgende veranderingen in
het beurs- en waaggebouw:
a. het verplaatsen van de nissen nos. 12 en 13 op
de beurs naar den zijwand;
b. verplaatsing van de 4 lokale telefooncellen uit de
afrekenkamer naar den zijwand achter nis no. 11 en deze
te omsluiten door een betimmering, overeenkomstig de
bestaande nissen;
c. de geheele afrekenkamer te doen inrichten tot een
eenvoudige vestiaire;
d. zes nissen op de graanafdeeling der beurs bij te
plaatsen en wel te beginnen bij den hoek tot nis no. 1.
Uit het omtrent deze aangelegenheid met de com
missie gepleegde overleg is ons gebleken, dat de be
doeling van de commissie met betrekking tot de nissenrij
langs den zijwand, welke bedoeling uit haar schrijven
niet in alle opzichten duidelijk naar voren kwam, deze
was, dat de nissen langs den zijwand zouden beginnen
bij de uiterste pilaren rechts van den ingang, de nissen
nos. 12 en 13 zoodanig zouden worden verplaatst, dat
zij aansluiten aan de tegenwoordige uiterste nis links
(nis no. 1), terwijl dan de ruimte tusschen den hoek
links en de rij nissen (de verplaatste nos. 12 en 13 in
begrepen) zou worden gebruikt voor 6 nieuw te maken
nissen. De vier lokale telefooncellen zou de commissie
dan langs den zijwand geplaatst willen zien rechts van
de nissen en daarop aansluitende.
Met de veranderingen in het beurslokaal in dezen zin
kunnen wij ons vereenigen, evenals met de inrichting
van de afrekenkamer tot vestiaire, en wel om de vol
gende redenen:
De praktijk heeft geleerd, dat van de afrekenkamer
weinig gebruik wordt gemaakt, zoodat zij zonder veel
bezwaar gemist kan worden. Waar de behoefte aan een
vestiaire zich geregeld doet gevoelen en de afreken
kamer zich voor dat doel bijzonder goed leent, komt
inwilliging van het verzoek der commissie ons voor te
zijn in het belang van de bezoekers.
Wordt echter de afrekenkamer in gebruik genomen
als vestiaire, dan dienen de thans daarin aanwezige vier
cellen voor het locale telefoonverkeer te worden ver
wijderd, zooals de commissie trouwens ook voorstelt.
Hoewel het misschien bij oppervlakkige beschouwing
niet practisch lijkt, de telefooncellen zoo excentrisch te
plaatsen als de commissie wenscht, weegt toch hetgeen
voor het aanbrengen van de telefoonruimte naast nis
no. 11 aan te voeren is zwaar genoeg, voornamelijk,
omdat een eerste eisch is, dat het in de naaste omgeving
van de cellen betrekkelijk rustig is, hetgeen in den
rechterhoek van het beurslokaal het geval is.
De zes nieuw bij te bouwen nissen zullen, naar de
meening van de commissie, omdat ze gelegen zijn bij
de graanafdeeling, spoedig verhuurd zijn.
Volgens een door den Directeur der gemeentewerken
overgelegde berekening worden de kosten, welke met
het aanbrengen van de bovenvermelde veranderingen
gepaard zullen gaan, in totaal geraamd op 2550.
Naar aanleiding van bovenstaande geven wij U in
overweging te besluiten:
aan Burgemeester en Wethouders voor het aanbren
gen van enkele veranderingen in het beurs- en waag
gebouw, t. w. het inrichten van de afrekenkamer tot
vestiaire, het verplaatsen van vier locale telefooncellen
en van twee bestaande nissen en het bijbouwen van zes
nieuwe nissen, en daarmede in verband staande werk
zaamheden, een crediet toe te staan van 2550.
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer M. Molenaar is dit voorstel niet geheel
duidelijk. Uit wat hij uit de bijliggende correspondentie
heeft kunnen nagaan voor zooverre die bij de stuk
ken ligt, maar spreker meent dat niet alles er bij ligt;
er zijn alleen twee brieven van den directeur van Ge
meentewerken bij en een voorstel van de Beurscom-
missie maakt hij op dat de directeur van Gemeente
werken een ander idee had dan de commissie. Spreker
maakt dit vooral op uit het laatste schrijven van den
directeur, waarin deze meedeelt dat de wijziging van de
plaats geen verandering in de kosten zal meebrengen.
Spreker moet echter uit dit voorstel opmaken dat het
idee van den directeur daarin niet naar voren is geko
men. Hij had graag een motiveering gehad, waarom het
college dezelfde plaats van de nissen voorstelt als door
de commissie is aangevraagd en waarom het niet ingaat
op de bezwaren en argumenten van den directeur, die
een andere plaats wenscht.
De Voorzitter zegt dat, indien de Molenaar een be
paalde motiveering wil hebben, hij deze dan niet kan
geven, omdat de zaak mondeling en ter plaatse zelf is
behandeld tusschen den heer Lautenbach die even
afwezig is -en een van de leden van de Beurscom-
missie en den directeur van Gemeentewerken en dat
daarna aan Burgemeester en Wethouders is gerappor
teerd dat dit het beste was. Spreker meent wel zeker te
weten dat de directeur zelf zich toen met het voorstel
van de Beurscommissie kon vereenigen en dat dit voor
stel dus in gemeen overleg is tot stand gekomen, maar
waarom dit nu het beste was, weet spreker niet.
Het lijkt spreker nu het beste, indien de heer Molenaar
er prijs op stelt dat te vernemen, dit punt even aan te
houden tot de heer Lautenbach weer ter vergadering
is. De zaak is mondeling ter plaatse door den heer Lau
tenbach met de anderen behandeld, maar spreker meent
dat het in gemeen overleg is gegaan. Wenscht de heer
Molenaar aanhouding?
De heer M. Molenaar: De zaak is niet zoo heel be
langrijk; als U zegt dat het in gemeen overleg is gegaan,
kan ik er mij wel bij neerleggen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 April 1924.
101
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhooging van het crediet voor de
verplaatsing van het aschland.
Dit voorstel luidt als volgt:
In Uwe vergadering van 10 Juli 1923 werd besloten
Burgemeester en Wethouders voor de verplaatsing van
een deel van het bedrijf der Gemeentereiniging een
crediet te verleenen van 260.000.waarvan, na af
trek van 30.000.voor den aankoop van materiaal,
een bedrag van 230.000.bestemd is voor de kosten
van verplaatsing en aanbouw.
De uitgewerkte plannen, door den Directeur der Ge
meentewerken opgemaakt in overleg met den Directeur
der Reiniging die zich daarmede geheel vereenigt, liggen
gereed voor de aanbesteding. Thans blijkt evenwel,
dat de ooispronkelijk opgezette begrooting niet kan
worden gehandhaafd, zoodat wij, alvorens verdere
stappen te doen, U wenschen voor te stellen het toe
gestane crediet te verhoogen overeenkomstig de hier
onder volgende uiteenzetting.
1. Tengevolge van de verschuiving van het nieuwe
aschland in oostelijke richting moest de weg naar het
terrein iets worden verlengd. Tevens is wijziging ge
bracht in de constructie. Oorspronkelijk berekend op
een breedte van 2.75 M. in klinkerbestrating met zij
paden van klinkerpuin wordt hij thans overeenkomstig
het verzoek van den Directeur der Reiniging gemaakt
op een rijwegbreedte van 4 M. met bermen. Bij open
bare aanbesteding is het werk gegund voor 24.465.
terwijl de raming, na aftrek der kosten van toezicht,
20.500.(gewijzigd plan 26.000.bedroeg, het
geen een verschil maakt van 2.965.
2. Een nauwkeurig onderzoek van den bodem
waarop moet worden gebouwd heeft aangetoond, dat
een paalfundeering niet kan worden gemist. De kosten
hiervan zullen vermoedelijk 15.125.bedragen.
3. Met enkele uitgaven is op de begrooting geen
rekening gehouden, terwijl volgens nader verkregen op
gaven verschillende posten niet onbelangrijk moeten
worden verhoogd.
Tot de eerste categorie behooren de kosten voor af
sluiting van het terrein, die 1.100.— zullen bedragen,
het renteverlies tijdens den bouw, geraamd op ƒ6.325.
en de kosten van te plaatsen loodsen, directiekeet en
wachthouden, te stellen op 1.750.
Te laag geraamd is de post voor verlichting, water
voorziening en rioleering ad 2.250.(na aftrek van
de winst). Deze zal als volgt moeten worden Riolee
ring 5.000.electriciteit, kabels, enz. volgens opgaaf
van den Directeur der Lichtbedrijven 8.040.graven
der sleuven 1.500.waterleiding 500.totaal
15.040.hetgeen eene verhooging van 12.790.
geeft.
De algemeene onkosten ten behoeve van het bedrijf
der Gemeentewerken, geraamd op 1.600.zullen
beloopen 3.9 van 225.000.— 8.775.—, te laag
geraamd alzoo 7.175.
Verder dient de post „Onvoorzien" ad 500.voor
een zoo belangrijk werk zeker veel hooger te worden
gesteld. Om een rond bedrag te krijgen wordt 4.764.
genomen of 4.264.meer dan de eerste raming.
De noodig geachte verhooging der uitgaven is dus
als volgt samengesteld
Weg naar het terrein2.965.
Paalfundeering15.125.
Afsluiting terrein1.100.
Transporteere 19.190.
Transport 19.190.
Renteverlies 6.325.
Loodsen, enz1.750.
Electriciteit, watervoorziening en rioleering 12.790.
Algemeene onkosten7.175.
Onvoorzien4.264.
Totaal 51.494.
Hier tegenover staat evenwel, dat op verschillende
posten als grondwerken, zandaanvulling, compost-
loodsen, kademuren, gebouwen, enz. niet onbelangrijk
kan worden bezuinigd, mede als gevolg van de daling
der prijzen van sommige bouwmaterialen. In totaal
meenen wij het hierdoor verkregen bedrag veilig te
kunnen ramen op 21.494.zoodat kan worden vol
staan met eene verhooging van het in den aanhef ge
noemde crediet met 51.494.21.494.of
30.000.—.
Wij stellen U thans voor te besluiten tot verhooging
van het bij Uw besluit van 10 Juli 1923 no. 2522R/131
toegestane crediet met 30.000.zulks in afwachting
van de regeling daarvan op de begrooting.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer heeft niet met eenige, maar met
zeer veel bevreemding kennis genomen van dit wijzi
gingsvoorstel. Ten opzichte van deze zaak heeft de
Raad in 1923 een voorstel aangenomen van Burge
meester en Wethouders, dat te vinden is in bijlage no.
17 van dat jaar, welke bijlage nu opnieuw bij de stuk
ken lag. Niet bij de stukken lagen evenwel hoewel
die er indertijd wèl bij lagen de kaarten, rapporten
en begrootingen, die bij het voorstel behooren.
Spreker meent dat de Raad zich bij zijn besluit had
vastgelegd op een bepaald, op dat oogenblik nauwkeu
rig gedefinieerd en te definieeren, plan. Nu komen Bur
gemeester en Wethouders in dezen raadsbrief met het
voorstel om in dat plan wijziging aan te brengen en spr.
meent dat dit wijzigingsvoorstel van dien aard is, dat
de leden niet meer kunnen definieeren en niet meer
kunnen bepalen wat er van het aschlandplan nu wel
geworden is.
Spreker ziet in punt 1 dat er een verschuiving van het
aschland heeft plaats gehad in oostelijke richting; hij
meent daaruit te moeten afleiden dat het aschlandplan
geheel is losgemaakt van de teekeningen, die indertijd
zijn gemaakt, terwijl de nieuwe teekeningen, die toch
bij de wijziging moeten behooren, niet aanwezig zijn,
niet bij de stukken liggen.
In de tweede plaats leest spreker onder 2
„Een nauwkeurig onderzoek van den bodem waar
op moet worden gebouwd heeft aangetoond, dat een
paalfundeering niet kan worden gemist."
In dit verband wil spreker een vraag stellen en hij zou
zeggen dat die in een minuut te beantwoorden was ge
weest, wanneer ook de vorige stukken bij de bijlage
zelf hadden gelegen: Heeft er vroeger géén nauwkeurig
onderzoek plaats gehad? Is de technische adviseur van
de gemeente toen zoo weinig op zijn plaats geweest,
dat hij bij die gelegenheid werkelijk geen onderzoek
heeft ingesteld en, zoo dit wèl is gebeurd, wat is daarvan
dan het resultaat geweest? Spreker wil wel vertellen dat
hij persoonlijk op dit standpunt staat dat, als tien des
kundigen een paalfundeering niet noodig achten en één
zegt dat die wèl noodig is, hij dan vóór een paalfun
deering zal stemmen, omdat hij voor alles zekerheid wil
hebben. Maar toch had spreker hiervan graag een moti
veering willen hebben.
Onder punt 3 staat:
„Met enkele uitgaven is op de begrooting geen re
kening gehouden, terwijl volgens nader verkregen op
gaven verschillende posten niet onbelangrijk moeten
worden verhoogd."