118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1924.
deelden eigendom krijgt. Harlingen krijgt dan het deel
van den weg onder Harlingen en het kleine stukje in
Franekeradeel en wij krijgen het gedeelte van den weg
dat oostwaarts van Franeker ligt.
Ten slotte zijn beide colleges van Burgemeester en
Wethouders het hierover eens geworden. Maar, zei Har
lingen, zooals wij nu een fortuintje hebben gehad met
Franeker, kunnen jullie er in de toekomst ook een heb
ben. Goed, antwoordde Leeuwarden, dan zullen jullie
daar ook de helft van krijgen. Dat was Burgemeester en
Wethouders van Harlingen best. Toen heb ik, aldus
spreker: gezegd Als wij U nu namens Leeuwarden
4000.- ineens aanbieden, kunnen wij dan daarmee in
de toekomst Uw aanspraken niet vrij koopen? Dan zijn
wij van elkaar af en anders moeten in de toekomst de
vrijkomende onderhoudskosten weer gekapitaliseerd
worden enz. Als wij U nu 4000.toebetalen dan kun
nen wij absoluut van elkaar af zijn, dan hebben wij alleen
het eigendom van den weg, ieder aan zijn kant, wie dan
ook een fortuintje heeft, we zijn dan voorgoed van el
kaar af. Ik zei dat hierom. Het stuk dat aan Franeker
is overgedragen is een heele lengte en het onderhoud
daarvan vertegenwoordigde de rente van een kapitaal
van 25000.Leeuwarden zou dus net zoo'n groot
stuk vrij moeten krijgen, zou weer de rente van 25000-
kunnen worden berekend, nu als fortuintje voor Leeu
warden. Zou dat stuk kleiner zijn, dan werd ook het
kapitaal kleiner. Ik heb daarom gezegd: Wat hebben de
heeren liever: nu direct 4000.- contant, of misschien
over 10 jaar zeg maar 6000.— of misschien over 25
jaar als wij zoo'n fortuintje niet hebben heelemaal
niets? Daarop heeft Harlingen gezegd: Dat willen wij
wel, maar dan moet Leeuwarden die 12.900.terug
betalen. Wij hebben toen gezegd: Wat heeft dat nu met
de zaak te maken? Het antwoord daarop was: Ja, dat
hebben wij aan Leeuwarden betaald en dat willen we
dan weer terug hebben.
Dit bedrag van 12.900.was Burgemeester en Wet
houders van Leeuwarden te groot om daarmee eventu-
eele aanspraken van Harlingen af te koopen, dan liepen
zij liever het risico om in de toekomst een mogelijk for
tuintje met Harlingen te moeten deelen. Beide colleges
van Burgemeester en Wethouders zijn het er toen over
eens geworden dat niet door Leeuwarden een afkoop
som van 4000.zou worden betaald, maar Burge-
seerde onderhoudskosten aan Harlingen moet betalen
Wij zullen de zaak zoo in den Raad brengen dat wordt
voorgesteld een splitsing van eigendom van den weg,
oost- en westwaarts van Franeker en dat, indien Leeu
warden een fortuintje heeft en een groot stuk van den
weg kwijt raakt, het dan de helft van de gekapitali
seerde onderhoudskosten aan Harlingen moet betalen
en dat, wanneer Harlingen zoo'n fortuintje heeft maar
dat hebben we toch nooit, werd er bij gezegd wij dan
aan Leeuwarden de helft betalen.
Dat is de korte loop van zaken na de jarenlange on
derhandelingen met Harlingen. De colleges van Burge
meester en Wethouders aan weerskanten waren het wel
eens, maar de Raad van Harlingen heeft het afgestemd.
Omdat ook het college van Burgemeester en Wethou
ders het er mee eens was dat het beter was het eigen
dom te verdeelen, hebben Burgemeester en Wethouders
hier gezegd: Er is thans geen andere weg dan die in het
Burgerlijk Wetboek is aangewezen dat niemand verplicht
is om in een onverdeelden boedel te blijven. Misschien is
dat wetsartikel wel niet geschreven voor dergelijke pu
bliekrechtelijke zaken, maar het betreft hier eigenlijk
ook meer een burgerrechtelijke zaak tusschen twee ge
meenten. De gemeentelijke adviseur geeft ook volkomen
toe dat men aan de hand van het Burgerlijk Wetboek
een scheiding kan vragen en Burgemeester en Wethou
ders stellen dat nu voor, hoewel Burgemeester en Wet
houders van Harlingen het al volkomen met hen eens
waren.
De heer Beekhuis dankt den Voorzitter voor diens
zeer duidelijke en uitvoerige uiteenzetting, waardoor de
zaak voor alle raadsleden volkomen duidelijk is gewor
den. Echter is onder des Voorzitters rede nog één vraag
bij spreker opgekomen en wel deze: De bruggen over
de Harlingervaart zijn toch ook gemeenschappelijk
eigendom?
De Voorzitter schudt van neen.
De heer Beekhuis Maar de opbrengst van de
tollen komt toch wel ten bate van beide gemeenten?
Nu is mijn vraag of dat niet meteen kan worden ge
scheiden.
De Voorzitter wil opmerken dat de bruggen over de
Harlingervaart niet van beide gemeenten maar van de
provincie zijn. Alleen de Bolswarderbrug, die in den trek-
weg ligt, waar de Bolswardervaart in de Harlingervaart
komt, is eigendom van de beide gemeenten, evenals
misschien hier en daar een paar kleine bruggen over een
enkele opvaart. De beide colleges van Burgemeester en
Wethouders hadden dat alles echter reeds geregeld,
financieel waren zij het ook reeds volkomen eens, ook
wat betreft de opbrengst van de tollen en de huizen enz.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter U had toch geen voorstel gedaan,
mijnheer Visser?
De heer Visser: Neen, ik heb alleen gezegd dat het
wenschelijk was. 't Was alleen een vraag van mij, maar
ik begrijp thans ook uit de toelichting van den heer
Beekhuis, dat het college van Gedeputeerde Staten ver
plicht is als bemiddelingslichaam op te treden. Ik had
alleen een procedure willen voorkomen, door vooraf de
bemiddeling van dat college aan te vragen.
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hun een crediet te verleenen voor de
verbetering van de waterleiding op de veemarkt.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij ons college is de aandacht gevallen op de hooge
kosten, die vallen op het schoonmaken der veemarkt
deze bedragen alleen voor het arbeidsloon der personen,
met het schrobben belast, 150.a 160.per week.
Voorts duurt het schrobben te lang, zoodat daaraan
soms van des Vrijdagsnamiddags, na afloop van de
markt, tot des Dinsdagsnamiddags d.a.v. wordt ge
werkt; dit heeft het nadeel, behalve de hooge kosten,
dat des Zondags de markt niet steeds schoon is, zoodat
in den zomer ook op den rustdag de omwonenden en
wandelaars last van de vliegen ondervinden, die zich
bij de voor haar gunstige omstandigheden daar in
grooten getale ophouden.
Wij gaven dus den directeur der gemeentereiniging
opdracht in een door ons aangegeven richting ver
betering te zoeken in de wijze van schoonmaken van
het marktterrein. Deze ambtenaar stelde zich in ver
binding met den waarnemenden directeur der gemeente
lijke drinkwaterleiding; het resultaat van beider streven
is neergelegd in een uitvoerig advies van eerstgenoemde,
d.d. 12 Maart 1.1. no. 130, en een plan van den laatste,
ingediend bij schrijven van 1 Maart aan den directeur
der reiniging.
Het groote voordeel, nevens andere, dat eene uit
voering van dit plan biedt, bestaat hierin, dat de cen
trale waterleiding door het geheele marktterrein veel
beter dan thans gelegenheid biedt tot het bekomen van
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1924. 119
schrobwater, waardoor juist een snellere behandeling
mogelijk wordt. Bij den bestaanden toestand moet het
water van een viertal aansluitingen worden betrokken
op elke aansluiting moet ongeveer 60 M. slang ge
koppeld worden, een afmeting, veel te lang voor een
economisch gebruik. Daaraan paren zich nadeelen als
hoog drukverlies, onderhoud van meters, dat bij den
nieuwen toestand nagenoeg komt te vervallen, daar
slechts één hoofdmeter wordt geplaatst.
De directeur der gemeentereiniging berekent de
kosten van het schrobloon volgens het nieuwe plan op
125.a 130.— per keer, waardoor eene besparing
van 25.a 30.per week wordt verkregen, of
circa 1500.per jaar hij besomt de andere voor
deden op ongeveer 200.-per jaar, hetgeen ons niet
overdreven toeschijnt. In totaal zou de besparing dus
1700.per jaar bedragen, waartegenover staat de
rente van het bedrag, dat aan de verbetering moet
worden ten koste gelegd. Dit wordt begroot op
3500.—.
In het aangevoerde meenen wij alleszins aanleiding
te vinden U te raden ons voor den bedoelden aanleg
een crediet te verleenen tot het genoemde bedrag van
f 3500.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra zou deze opmerking willen maken.
Het is wel bekend dat de post schoonmaken van de vee
markt een belangrijk bedrag vertegenwoordigt, vandaar
dan ook dat Burgemeester en Wethouders met dit voor
stel komen. Spreker zou echter Burgemeester en Wet
houders willen vragen of zij ook in een andere richting
een oplossing hebben gezocht, omdat met deze voorge
stelde verbetering in ieder geval vaststaat dat op die
manier ook in de toekomst de veemarkt moet worden
schoongemaakt met leidingwater. Sprekers vraag is nu
of het college ook onder de oogen heeft gezien de kwes
tie, dat men hier alleen heeft te maken met spoelwater
en of het niet mogelijk is, door het slaan van een Nor-
tonpomp met een electromotor die met dagstroonr
zou kunnen draaien en dus niet veel zou kosten een
goedkooper oplossing te vinden. Het komt er maar op
aan of het college kan meedeelen of met een dergelijke
inrichting het opgepompt water per M3. goedkooper zal
zijn dan leidingwater of niet. Spreker stelt er prijs op
daarop een antwoord te krijgen.
De heer Lautenbach (wethouder): Er is wel over ge
dacht, maar hetzelfde bezwaar, dat nu met de slangen
bestaat, zal dan onder andere vormen bestendigd blijven.
Daarom acht ik het niet raadzaam.
De heer Dijkstra vindt het antwoord, dat Burge
meester en Wethouders daar geven, niet heelemaal vol
doende. Daar blijkt niets uit. De wethouder zegt dat het
bezwaar van het sleepen met de slangen zal blijven be
staan, maar naar sprekers meening hangt het er maar
van af hoe men het buizennet op de veemarkt inricht.
Men heeft hier slechts met spoelwater te doen. Spr.
noemt nu maar willekeurige cijfers, maar als b.v. het
water uit de nortonpomp per Ms. 1 cent zou kosten en
van de waterleiding 5 cent dan zou het toch wel de
moeite waard zijn die zaak eens te onderzoeken. Spreker
zou daarom dit voorstel willen opschorten om op deze
kwestie prae-advies te ontvangen en opdat het college
in de gelegenheid zal worden gesteld deze zaak nog eens
ernstig van den practischen kant te bekijken. Men moet
niet vergeten dat het aantal kubieke meters water, dat
hier noodig is, in de duizenden loopt.
De Voorzitter: Doet U een voorstel tot aanhouding?
De heer Dijkstra: Ja.
De Voorzitter wil daar geen bezwaar tegen maken;
de mogelijkheid om na te gaan of er een goedkooper
oplossing dan het spoelen met leidingwater bestaat, is er
natuurlijk wel. Spr. wil er echter op wijzen dat, wat den
hygiënischen kant van de zaak betreft, de veeartsenij-
kundige dienst vrij zware eischen stelt. Nu zal er wel
geen water worden opgepompt dat besmet is, maar een
groot bezwaar zal waarschijnlijk wel wezen dat het wa
ter waarschijnlijk zeer sterk ijzerhoudend zal zijn, zoo
niet bij het zoute af. Het water zal waarschijnlijk fataal
slecht zijn; dit was ook een overweging toen men er
over dacht een Nortonpomp voor het abattoir te slaan.
Er is toen ook een monster uit de pomp van de Coö
peratieve Zuivelfabriek onderzocht en dat bleek zeer
slecht water te zijn, zeer sterk ijzerhoudend en vermoe
delijk aan den zouten kant. Nu is het ijzerhoudend zijn
van het water op zichzelf hier geen groot bewaar, maar
dit water heeft de eigenschap dat, wanneer het aan de
lucht wordt blootgesteld, het ijzer daaruit gemakkelijk
loslaat en gauw oxydeert. Daardoor zou de geheele vee
markt bruin worden. Spreker vermoedt dus dat er niet
veel bezwaar is met het oog op de hygiëne maar wel
voor de veemarkt. Bovendien zal men het water moeten
onttrekken aan de bovenste grondlagen, waardoor de
mogelijkheid van besmetting toch niet geheel uitgesloten
is. Spreker heeft nu geen bezwaar dat deze kwestie nog
eens wordt onderzocht, maar voor den hygiënischen
toestand en voor alles acht hij het beter dat leiding
water wordt gebruikt.
Spreker vraagt of het voorstel-Dijkstra, om dit punt
aan te houden, wordt ondersteund.
Dit blijkt wel het geval te zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel
van Burgemeester en Wethouders aan te houden.
6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot hernieuwde vaststelling van het besluit
tot heffing van bruggelden (bijlage no. 11).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Veen merkt op dat bij de berekening
van de inkomsten niet staat vermeld de Wirdumer-
poortsbrug. Spreker weet niet of die inkomsten wel in
het bedrag zijn opgenomen, maar in elk geval, de naam
ontbreekt. Als die inkomsten wel in het bedrag zitten,
moet de naam van de brug worden toegevoegd, zijn die
inkomsten echter vergeten, dan is de berekening na
tuurlijk onjuist.
De heer Fransen (wethouder): De Wirdumerpoorts-
brug staat genoemd aan het slot van het prae-advies
van Burgemeester en Wethouders; de bedoeling is dus
dat die er ook onder hoort.
De heer Van der Veen: Dan had U die andere bruggen
ook niet behoeven te noemen.
De heer Fransen (wethouder): Ik vind dat wel wat
een vreemde opmerking. Als men in den aanhef van het
stuk de bruggen noemt en men vergeet er een, en aan
het slot noemt men die brug er wel bij, begrijp ik niet
de opmerking, waarom men geen een behoefde genoemd
te hebben.
De heer Van der Veen: Als de heer Fransen zegt dat
die brug vergeten is, ben ik tevreden. Maar als hij zegt:
de brug is vergeten, maar dat is niet erg, handhaaf ik
mijn interruptie; dan hadden de andere namen ook wel
weggelaten kunnen worden. Hier is een vergissing en
die moet hersteld worden.
De Voorzitter vermoedt wel dat in de eerste kolom
is uitgevallen het woord „Wirdumerpoortsbrug".
De heer Fransen (wethouder) merkt nog op dat de
brug ook in den aanhef is genoemd.