124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1924. Kapitaaldiens t. HOOFDSTUK VI. Inkomsten. Volgno. 675. Geldleening overgebracht van hoofd stuk XVI nader te bepalen op 34.000. Het totaal der inkomsten uit te trekken op 34.000. Uitgaven. Volgno. 814. Nieuwe walmuur langs den Ooster singel nader te bepalen op 34.000. en het totaal der uitgaven eveneens op 34.000. HOOFDSTUK XVI. Inkomsten. Volgno. 785. Deze post binnenslijns te lezen als volgt: geldleening34.000. In totaal34.000. waarvan komt ten bate van: hoofdstuk VI34.000. blijft ten bate van hoofdstuk XVI nihil. In de verzameling te lezen: als totaal der inkomsten en uitgaven van den gewonen dienst respectievelijk 4.254.853.50 en 4.254.853.50, met als totaal aan batige en nadeelige sloten respectievelijk 2.390.232.425 en 2.390.232.425 en van den kapitaaldienst als totaal der inkomsten en uitgaven respectievelijk 3.034.615. en 3.034.615.—. De Voorzitter: Zooals de Raad gezien zal hebben is door Gedeputeerde Staten een brief ingezonden, waarin verschillende aan- en opmerkingen worden gemaakt omtrent de ingezonden gemeentebegrooting voor 1924. Daar zijn twee punten in genoemd waaromtrent Gede puteerde Staten uitdrukkelijk vragen deze opnieuw een onderwerp van bespreking te doen uitmaken in den Raad. Van de andere posten zijn enkele als speciale vergissingen genoemd, terwijl er verscheidene bij zijn, waarbij het meer een administratieve kwestie is; Gede puteerde Staten meenen n.l. dat enkele ramingen onder een ander hoofdstuk moeten voorkomen. Het zal den Raad bekend zijn dat dit jaar voor het eerst de begroo ting volgens het nieuwe model is ingericht en dan kan het natuurlijk wel eens voorkomen dat men moet kiezen waar men een bepaalde post zal onderbrengen. Ik kan nu echter wel meedeelen dat daaromtrent overleg met Gedeputeerde Staten is gepleegd en dat verscheidene van die posten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voor dit jaar wel op hun oude plaats kunnen blijven, mits het volgend jaar maar nader aan de opmerkingen van Gedeputeerde Staten wordt tegemoet gekomen. Zooals gezegd zijn er twee punten waaromtrent Ge deputeerde Staten vragen den Raad nogmaals zijn mee ning te laten uitspreken, n.l. in 't kort gezegd de kwestie van verhaal van de pensioenbijdragen en in de tweede plaats de kwestie van den walmuur aan den Ooster singel. Gedeputeerde Staten zeggen dat bij de provincie is toegepast een pensioensaftrek van 3 voor eigen en van 2'/2 voor weduwen- en weezenpensioen en dat de gemeente dit ook ü>u kunnen doen. Wat den walmuur aan den Oostersingel betreft vragen Gedepu teerde Staten of dit werk misschien niet op een goed- kooper en eenvoudiger manier is uit te voeren. De Raad heeft in verband hiermede een advies van Burgemeester en Wethouders gekregen, waarin Burge meester en Wethouders voorstellen: „Gedeputeerde Staten te berichten dat, gelet op den financieelen toestand der gemeente, er vooralsnog geen aanleiding bestaat om gebruik te maken van de bij de Pensioenwet verleende bevoegdheid tot verhaal van pensioenspremies op de salarissen van het ge- meentepersoneel, terwijl, wat den voorgenomen wal- muurbouw aan den Oostersingel betreft, de uitvoering daarvan, teneinde aan het bezwaar van Gedeputeerde Staten tegemoet te komen, op een eenvoudiger wijze zal worden uitgevoerd, waardoor de raming is terug gebracht tot 34.000. Wenscht een van de leden thans het woord over het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zijn geheel of over een van de speciale punten? De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer K. de Boer wil even een vraag stellen naar aanleiding van de door den Voorzitter gedane mede- deeling omtrent het aanbrengen van verandering in de posten op de volgende begrooting. Als de leden die be grooting krijgen, willen Burgemeester en Wethouders dan de posten, die een andere plaats krijgen, in verband brengen met de posten van de begrooting van dit jaar om een vergelijking en het overzicht gemakkelijker te maken? Spreker vraagt dat nu maar, opdat daarmee bij de begrooting voor het volgend jaar reeds rekening kan worden gehouden. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter Wenscht nog een van de leden het woord over het voorstel van Burgemeester en Wet houders betreffende verhaal van pensioenspremies (sub le, eerste gedeelte)? Geen van de leden verlangt het woord. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter Wenscht een van de leden nog het het woord over het voorstel van Burgemeester en Wet houders betreffende den walmuur aan den Oostersingel (sub 1°, tweede gedeelte) Geen van de leden verlangt het woord. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter Wenscht een van de leden nog het het woord over het voorstel van Burgemeester en Wet houders sub 2° Geen van de leden verlangt het woord. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter: Ik wil den heer De Boer nog even ant woorden die vraagt de volgende begrooting zoo in te richten dat de leden de posten terug kunnen vinden. Daar komt het op neer. Burgemeester en Wethouders zullen er rekening mee houden en zorgen dat de leden ze weer kunnen vinden. De Voorzitter wil den heer Van der Veen nog even meedeelen dat wat betreft punt 6 (agenda no. 7) betreft werkelijk de woorden „de Wirdumerpoortsbrug" bij den druk zijn uitgevallen. 9 (Agenda no. 10). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van den Voorzitter van den Frieschen Bond van Hotel-, Café- en Societeit- houders, alhier, om intrekking van de verordening, houdende verbod van den verkoop van sterken drank in het klein op Zondagen en Christelijke feestdagen (gemeenteblad 1920 no. 34, 1922 nos. 12 en 33). Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1924. 125 Dit prae-advies luidt als volgt: Om prae-advies werd bij Uw besluit van 11 Maart 1.1. in onze handen gesteld een adres van den Voorzitter van den Frieschen Bond van Hotel-, Café- en Sociëteit houders alhier, waarbij hij U verzoekt de verordening, houdende verbod van den verkoop van sterken drank in het klein op Zondagen en Christelijke feestdagen, korter gezegd het tapverbod, in te trekken, althans voorloopig buiten werking te stellen. Veertien dagen later is door U bij de stukken gevoegd een adres van het Centraal Drankweer-comité met verzoek tot afwijzing van eerst- gemeld adres. Beide documenten zijn met de gebrui kelijke toelichtende memorie's belegd, naar den inhoud waarvan wij kunnen volstaan met te verwijzen; het is inderdaad juist wat dezer dagen een van de plaatselijke bladen opmerkte „van het tapverbod valt niets nieuws meer te zeggen". Wij vleien ons dan ook niet in het volgende over de vraag, die thans weer in den Raad aan de orde wordt gesteld, nieuwe gezichtspunten te openen, maar achten ons, nu eenmaal ons prae-advies is verlangd, verplicht in het kort de gronden aan te geven waarop onze mee ning steunt, dat de verordening moet worden inge trokken. Die gronden zijn vooreerst te vinden in het advies van den Commissaris van Politie, dat over het onder- werpelijke adres is ingewonnen, n.l. deze, dat het verbod door de politie practisch zoo goed als niet is te handhaven en, voor zoover het gewerkt heeft, niet tot opheffing van verstoring der openbare orde, die ook zonder het tapverbod niet te wenschen overliet, noodig is geweest. Heeft het verbod uit dien hoofde dus weinig betee- kenis, dan vervalt daarmede de aanleiding waarom den ingezetenen en hier vertoevende vreemdelingen de dwang van het verbod moet worden opgelegd. De be strijding van het drankmisbruik, welker beginselen ook wij toejuichen, moet en behoeft het van dergelijke mid delen niet te hebben. Zij moet het er niet van hebben, omdat ze er geen enkelen volgeling door maakt (even min als er b.v. voorstanders van Zondagsrust en Zon dagsheiliging gekweekt worden door de brugsluiting op Zondag), eer integendeel; en zij behoeft het niet, omdat uit ethische motieven voortkomende bewegingen, als deze, groeien en zoo al eene, dan bewijst dat wel bij uitstek de drankbestrijding, niet het minst in ons ge west op grond harer innerlijke waarde uit de over tuigingen der menschen, niet door van buitenaf opge- legden dwang. Die dwang treft hen, die niet overtuigd zijn en het door dwang ook niet zullen worden, werkt dus in de verkeerde richting en daardoor nadeelig. Na deel brengt hij daarbij mede aan het verkeer en aan de vergunninghouders, die bij naleving van de wettelijk gestelde bepalingen recht hebben op de volledige uitoe fening van hun bedrijf. Op een en ander doelt onge twijfeld de Commissaris van Politie als hij in zijn advies spreekt van „de groote nadeelen van het tapverbod". Het prae-advies strekt dus tot intrekking van de in den aanhef bedoelde verordening, met mededeeling van Uw besluit aan de betrokken adressanten. De beraadslagingen worden geopend. De heer H. de Boer: Als men een plas droog wil ma ken, vraagt men niet bij voorbaat de kikvorschen om advies en wanneer men dan ook van plan is om te trach ten de alcoholkraan geheel of gedeeltelijk te sluiten, ge voelt men niet bij voorkeur voor een adres van den Bond van Hotel-, Café- en Sociëteithouders. Wanneer dan ook door dezen Bond een verzoek tot den Raad wordt ge richt om de betrekkelijke verordening, het tapverbod, op te heffen, doet men verstandig bij voorbaat uiterst voorzichtig te zijn, omdat men weet en voelt uit welken hoek de wind waait. Meer sympathiek staan wij dan ook als daadwerkelijke drankbestrijders aan den kant van de verschillende drankbestrijdersorganisaties, wier doel en streven het is, het alcoholkwaad in te korten en zoo mogelijk binnen niet al te langen tijd er toe bij te dragen dat wij, zoowel in onze stad als in onze omgeving in ons land, een drankvrije samenleving krijgen. Met deze waarheden voor oogen, behoeft het ons niet te verwonderen dat over de vraag, of het tapverbod streng moet worden toegepast dan wel of het zal moeten worden opgeheven, door beide organisaties, aan den eenen kant Horecaf en aan den anderen kant het Cen traal Drankweer-comité, heel verschillend wordt geoor deeld. En ik meen hier onomwonden te kunnen zeggen dat, waren er niet bijzondere omstandigheden waar op ik aanstonds nader hoop terug te komen dan de Raad, die deze verordening in het leven heeft geroepen, aan zichzelf verplicht zou zijn het tapverbod een kans te geven, te meer, waar er nu ligt een uitspraak van den Hoogen Raad, waarmee is bewezen dat wel degelijk overtreding van deze verordening strafbaar kan worden gesteld. Als dan later zou mogen blijken dat, ondanks de uitspraak van den Hoogen Raad, er toch moeilijk heden zouden zijn op te ruimen al zijn wij niet bang daarvoor dan zou de zaak nog opnieuw onder de oogen kunnen worden gezien. Ik geloof zeker dat niet alleen onze fractie, maar hoogstwaarschijnlijk wel het grootste deel van den Raad en misschien wel de ge- heele Raad, op dat standpunt zou staan om de verorde ning nu maar eens een kans te geven. Toch zijn er omstandigheden, die het ons een daad van wijs beleid doen achten, wanneer toch niet op dit moment op een strenge en consequente doorvoering van het tapverbod wordt aangedrongen, hoewel, als er een tapverbod bestaat hierover zal wel geen verschil van meening zijn dit dan ook zoo streng mogelijk moet worden toegepast. Het zij mij vergund om, zij het in 't kort, even de motieven aan te geven, welke tot het innemen van ons standpunt hebben geleid. Ik wil dan even in herinne ring brengen het is aan een ieder bekend dat dit jaar in de Staten-Generaal aan de orde zal komen een initiatief-voorstel-Rutgers c. s. inzake plaatselijke keuze met betrekking tot de drankwetgeving. In de vorige parlementaire periode is dat initiatief-voorstel ook aan de orde geweest; het is in de Tweede Kamer toen met een vrij groote meerderheid aangenomen, maar de Eerste Kamer heeft ons toen een poets gebakken dat zal nog wel vaker gebeuren het wetsvoorstel is daar helaas met één stem meerderheid verworpen De heer Hofstra: Waar lag dat aan? De heer H. de Boer: Waaraan dat heeft ge legen, doet er nu niet toe, feit is, dat het ontwerp toen met één stem meerderheid door de Eerste Kamer is verworpen. Evenwel wordt algemeen verwacht dat het ontwerp dit jaar wel tot wet zal worden verheven. Als dat het geval is, zal reeds het volgend jaar op initiatief van den gemeenteraad wat ik veronderstel dat hier zal ge schieden en anders op initiatief van i/ir deel van alle kiezers die ook den gemeenteraad kiezen een voorstel kunnen komen om over bepaalde voorstellen een referendum te houden en waarbij dan op het stem biljet verschillende vragen kunnen worden gesteld, vragen van verstrekkenden en van minder verstrek- kenden aard. Een paar voorbeelden. Er zal een vraag kunnen worden gesteld omtrent „de opheffing van alle vergunningen in Leeuwarden" en daaronder zal kunnen komen te staan een vraag omtrent „be perking van het aantal vergunningen". Wanneer nu weer een voorbeeld, opdat de zaak duidelijk zal zijn 60 van de kiezers, die aan de stemming deel nemen, zich verklaren voor het verststrekkende voorstel en 15 niet daarvoor, maar wel voor het minder ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 7