148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Juli 1924. 3. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid vóór de volgende raadszitting een staatje over te leggen van de personen op wie de loonsverlaging is toege past, met opgave van het aantal jaren, dat elk van hen reeds in gemeentedienst werkzaam is en van het be drag der loonsverlaging voor ieder per week?" Tenzij de heer Muller na afhandeling der agenda nog een toelichting zou willen geven, zou spreker willen voorstellen dat Burgemeester en Wethouders, indien de Raad geen bezwaar heeft dat de heer Muller deze vragen stelt, daarop in de volgende vergadering antwoorden. Spreker zal echter in elk geval de vragen straks nog even aan de orde stellen, opdat de heer Muller de gele genheid krijgt een toelichting te geven. Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. V. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Benoeming van een lid in het bestuur der Vereeniging voor Volkshuisvesting, vacature H. A. Vosman, voortdurende door het niet aannemen der benoeming door den heer N. Ottema en door mevr. J. UffelieSonnega. De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: 1. W. F. J. Uffelie; 2. dr. P. C. Römer, beiden arts alhier. Wordt benoemd W. F. J. Uffelie, voornoemd, met 24 stemmen; 1 stem wordt uitgebracht op dr. P. C. Römer, terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd. 2 (Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan mej. A. Westra en mej. A. de Vries, reserve-onderwijzeressen bij het openbaar lager onder wijs alhier, op haar verzoek eervol ontslag te verleenen. 3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot oninvorderbaarverklaring van aanslagen in onderscheidene gemeente-belastingen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 2 en 3 (agenda sub 3 en 4). 4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der begrootingen van het gemeentelijk woningbedrijf, de gemeente-reiniging, het gemeentelijk grondbedrijf, de gemeentelijke-drinkwater- leiding, de gemeentelij ke-gas fabriek, het gemeentelijk elec- triciteitbedrijf, het Stads-Ziekenhuis en tot het doen van af- en overschrijving op de begrooting der Stads Armenkamer, alle dienst 1923. De beraadslagingen worden geopend. De heer M. Molenaar meent dat bij vorige gelegen heden steeds tegelijk met de goedkeuring van de begroo- tingswijzigingen werden overgelegd de rekeningen en balansen van de bedrijven, welke dan tegelijk door den Raad werden vastgesteld. Dat is nu niet het geval; de Raad heeft nu alleen maar de begrootingswijzigingen onder de oogen gekregen. Spreker vraagt wat de reden is dat niet tegelijk hierbij de rekeningen en balansen den Raad ter vaststelling zijn aangeboden. De Voorzitter merkt op dat het hier gaat over de wijziging van de begrootingen van het jaar 1923 van de verschillende bedrijven. Waarom nu op 't oogenblik de rekeningen niet worden aangeboden weet spreker niet en ook niet of dit vroeger wel tegelijk gebeurde. Als ze vroeger tegelijk werden aangeboden, dan is dat toevallig geweest. Er is geen reden om de rekeningen niet of wel over te leggen. Dit zijn de gewone begroo tingswijzigingen die ieder jaar moeten plaats hebben en die wijzigingen moeten er eerst zijn voordat de reke ningen kunnen worden vastgesteld. De heer M. Molenaar acht, wat de Voorzitter zegt, formeel wel juist. Maar deze begrootingswijzigingen zijn de eindwijzigingen, die pas kunnen worden aangebracht, wanneer de rekeningen vaststaan; dan worden de be grootingen in overeenstemming gebracht met de resul taten van de bedrijven. Het kan dus onmogelijk anders of de rekeningen van de bedrijven moeten klaar zijn en nu begrijpt spreker niet waarom die niet tegelijk hierbij worden aangeboden. De Voorzitter meent toch eerlijk dat het precies an dersom is. Hij geeft volkomen toe dat de rekeningen op klad klaar moeten zijn en dat daaruit is gebleken dat deze verschillende wijzigingen moeten worden aange bracht, maar spreker zou niet graag de balansen en re keningen ter vaststelling aanbieden, als de Raad nog de begrootingswijzigingen moest aannemen. De zaak is eigenlijk precies andersom als de heer Molenaar zegt. Pas als dit alles in kalk en cement zit, kan men komen met de officieele gemeenterekening, 't Is volkomen waar dat deze begrootingswijzigingen een gevolg zijn van het opmaken van de rekeningen, waarbij blijkt, dat, zooals gewoonlijk, op den eenen post iets te veel en op den anderen post iets tekort is, maar men zou terecht aanmerking kunnen maken, wanneer de be- drijfsrekeningen werden overgelegd, terwijl de begroo tingswijzigingen nog niet waren goedgekeurd. Spreker wil niet zeggen dat die rekeningen er nog niet zijn; wat de heer Molenaar zegt, is de practijk, maar dat is eigen lijk niet in den haak. Pas als de begrootingswijzigingen er zijn, kan men met het andere voor den dag komen. Als de rekeningen er vroeger bij zijn geweest, zou spr. dan ook zeggen dat dit toeval is geweest. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot goedkeuring van de rekeningen van het Stads-Ziekenhuis en den Armenraad, beide dienst 1923. De Voorzitter merkt op dat de-rekening van het Stads ziekenhuis momenteel door Burgemeester en Wethou ders wordt teruggenomen, zoodat alleen die van den Armenraad overblijft. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het aldus gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der gemeentebegrootingen, diensten 1923 en 1924. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, wat betreft de wijziging der begrooting, dienst 1924, luidt als volgt: Bij schrijven van den llen Juni j.L, no. 85, 2e afd. F., deelen Gedeputeerde Staten, naar aanleiding van het geen dezerzijds na overleg met Uwe Vergadering werd geantwoord op de nota van opmerkingen betreffende de begrooting 1924, mede, hun in genoemde nota weer Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 Juli 1924. 149 gegeven standpunt, n.l. dat van de ambtenaren in dienst der gemeente een korting voor pensioen behoort te worden gevraagd, te handhaven. De gronden, waarop deze mededeeling berust, zijn vervat in de eerste helft van het schrijven van Gedeputeerde Staten, hetwelk bij de stukken is gevoegd. Hoewel tegen de nadere op merkingen van Gedeputeerde Staten meer bepaald ten aanzien van de belooningen van het provinciaal en van het gemeentelijk personeel nog wel een en ander ware aan te voeren, meenen wij, in verband met het feit, dat Gedeputeerde Staten tevens mededeelen in het ont breken van een ontvangpost voor pensioensverhaal op de begrooting voor 1924 geen aanleiding te zullen vinden, hun goedkeuring aan die begrooting te ont houden, een verdere gedachtenwisseling ten aanzien van deze aangelegenheid achterwege te moeten laten. Wat betreft het andere punt, waarop de goedkeuring der begrooting tot nu toe afstuitte, n.l. den walmuur aan den Oostersingel, de Raad zal met ons met belang- steiling'kennis hebben genomen van het oordeel van het provinciaal bestuur, dat aan een verbetering van den wal in den aangegeven omvang „volstrekt geen be hoefte" bestaat en van de mededeeling, dat de even tueel gewenschte veranderingen met veel minder kosten dan het reeds belangrijk gereduceerde bedrag van 34.000.tot stand kunnen worden gebracht. Wij verwijzen ten deze naar onze opmerking naar aan leiding van den walmuur in bijlage no. 33 van 1923, waarbij de begrootingen werden ingezonden „de toe stand is onhoudbaar". De Raad heeft dit oordeel onder schreven en zal, evenmin als wij, daarvan een woord terugnemen. Het komt ons echter voor te zijn in het belang der gemeente om den door hun college gegeven wenk ter harte te nemen, en den post van de primitieve begroo ting te nemen, zoodat deze zonder den walnumrpost goedgekeurd kan worden en dus de dienst geen stag natie ondervindt, terwijl de post bij afzonderlijke wijzi ging weer op de begrooting voor 1924 wordt gebracht. De finantiëele commissie kan zich hiermede vereenigen. Naar aanleiding van bovenstaande stellen wij U dan ook voor te besluiten: I. van de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst van 1924, zooals die werd vastgesteld bij besluit van den Raad van 27 December 1923, af te voeren den post volgno. 814 en in verband daarmede het totaal van hoofdstuk VI der uitgaven van den kapitaaldienst uit te trekken op nihil, evenals post volgno. 675 en het totaal van hoofdstuk VI der inkomsten van den kapitaaldienst; tevens in de hier mede verband houdende specificatie binnenlijns van post volgno. 785 de daar vermelde bedragen tot nihil terug te brengen en in de verzameling van den kapi taaldienst het totaal der inkomsten, evenals dat der uitgaven, vast te stellen op 3.000.615.Bovendien post volgno. 294 uit te trekken op 93.281.42, het totaal van hoofdstuk VI van den gewonen dienst te verhoogen tot 536.202.24, het nadeelig slot van dat hoofdstuk te bepalen op 373.966.22, post volgno. 651 te verminderen tot op 20.721.505, het totaal der uit gaven en het nadeelig slot van hoofdstuk XVI van den gewonen dienst vast te stellen op 20.721.505 II. van de begrooting van inkomsten en uitgaven voor 1924 van gemeentewerken te laten vervallen de posten volgnos. 199 en 209 en de totalen der inkomsten en uitgaven van hoofdstuk II van den kapitaaldienst op nihil uit te trekken, post volgno. 83 te bepalen op 93.281.42, het totaal der inkomsten van hoofdstuk XV van den gewonen dienst vast te stellen op 95.011.42 en in de verzameling het totaal der inkomsten en dat der uitgaven terug te brengen op 1.245.779.37; III. de begrootingen van inkomsten en uitgaven voor 1924 der gemeente en van gemeentewerken te wijzigen overeenkomstig het hierbij gevoegde ontwerp. Aan de orde is de wijziging der begrooting, dienst 1923. De beraadslagingen worden geopend. Den heer M. Molenaar is het opgevallen dat bij deze wijzigingen niet zijn overgelegd de adviezen van de Fi- nancieele Commissie. Hij heeft die wel gevonden bij de begrootingswijzigingen van de bedrijven, bedoeld bij punt 5 der agenda, maar niet bij de wijziging der be grooting van Gemeentewerken en van de Gemeentebe- grooting onder punt 7. In de tweede plaats zou spreker aanmerking willen maken op het feit dat één uitgaafpost, die handelt over het onderhoud enz. van gemeentehuis en gebouw Raad huisplein, is verhoogd, zonder dat te voren een crediet is aangevraagd bij den Raad, tot ruim 3000.Wat het bedrag precies is, weet spreker niet, doch er is be steed voor een hardsteenen plint aan den gevel van het stadhuis ruim 1000.voor aankoop van een tapijt 762.en voor aanschaffing van een Iooper met karpet 167.—. Spreker kan zich voorstellen dat, als een werk in uit voering is, bij de uitvoering blijkt dat het toegestane geld niet voldoende zal zijn en dat het college het niet noodig kan achten, omdat het werk toch moet worden uitgevoerd, nog bij den Raad te komen om een verhoo ging van het crediet aan te vragen. Maar het betreft hier zuiver de aanschaffing van tamelijk luxe artikelen en het uitvoeren van een afzonderlijk werk aan het stadhuis, waarvoor van tevoren niet een crediet aan den Raad is gevraagd. Voordat spreker hier verder nog iets van zegt zou hij graag de reden vernemen, waarom hier niet van te voren de toestemming van den Raad is gevraagd. Ten slotte is er nog een nieuwe ontvangstpost 2a, Werken in uitvoering ten behoeve van den buitenge wonen dienst 77.851.195, aangebracht, waarbij heele- maal geen toelichting staat. Spreker zou graag verne men voor welk werk het noodig was dien post aan te brengen. De Voorzitter: Post 2a zegt U? De heer M. Molenaar: Ja, op de begrooting van Ge meentewerken. De Voorzitter weet niet precies hoe het zit met dien post; misschien kan hierop worden geantwoord door den wethouder, wiens afdeeling dit betreft, evenals op de kwestie betreffende de pui van het stadhuis. Wat betreft de kwestie van het tapijt en den Iooper, kan spreker wel heel gauw zeggen dat wel voor een tapijt 700.is uitgegeven, maar dat daarvoor een post van 2500.— op de begrooting stond. Daar voor is dus v/el degelijk een crediet gegeven. Aten zal zich herinneren dat speciaal voor de verandering en ver betering van de meubileering in het stadhuis een post van 2500.stond op de begrooting van dat jaar en daarvan is nu maar 700.of 800.uitgegeven. De posten van onderhoud voor stadhuis en voor het ge bouw Raadhuisplein 30 zitten door elkaar, maar als men de zaak nakijkt zal men zien dat op voorstaan van Bur gemeester en Wethouders een post voor herstelling en aanschaffing van nieuwe meubileering voor het stadhuis op de begrooting stond ten bedrage van 2500.Bur gemeester en Wethouders meenden dus wel degelijk ge rechtigd te zijn deze uitgaven te doen. De kwestie van de pui weet spreker niet precies, mis schien dat de heer Fransen daarop antwoord kan geven. De heer Fransen (wethouder) zegt dat, toen de voor gevel van het stadhuis werd opgeknapt en de verf van de zandsteen was afgebrand en ook de lambriseering van hardsteenwerk was schoongemaakt, bleek, dat op enkele plaatsen de hardsteen geheel was vergaan en dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 2