170 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Juli 1924.
b. getuigschriften en diploma's aan de 7e en 8e
leerjaarscholen zal geschieden op Vrijdag 25 Juli a.s.
en wel:
aan scholen nos. 10a en 10b des v.m. te 11 uur (open
bare les in handwerken van 10 tot 11 uur op dienzelfden
dag);
aan school no. lOof des n.m. te 214 uur (openbare les
in handwerken van 2 tot 2(4 uur °P dienzelfden dag).
De mededeelingen sub 9 en 10 worden voor kennis
geving aangenomen.
II. adres van de afdeeling Leeuwarden van den
Bond van Nederlandsche Onderwijzers om het vervolg
onderwijs in deze gemeente op den ouden voet te laten
voortbestaan gedurende den winterscursus 1924'25.
Het adres, dat pas hedenmorgen is ingekomen en
waarvan de Secretaris daarom lecture doet, zal worden
behandeld bij punt 8 der agenda voor heden.
III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
Dit voorstel luidt als volgt:
1 (Agenda no. 2). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om van de Woningstichting „Si. Joseph"
alhier in koop over te nemen een tweetal perceelen
bouwterrein aan de Kalverstraat.
Dit voorstel luidt als volgt:
Het bestuur van de woningstichting „St. Joseph"
alhier deelt bij schrijven van 17 April j.l. aan ons col
lege mede dat het van welingelichte zijde vernomen
heeft dat de kans om de aan de stichting behoorende,
nog niet in exploitatie genomen, bouwterreinen tusschen
het Cambuursterpad en den Groningerstraatweg nog dit
jaar te bebouwen uiterst gering is. Daar aan de ge
meente voor de hierbedoelde terreinen rentevergoeding
moet worden betaald, beteekent niet-bebouwing voor
de stichting verlies, hetgeen met het oog op haar finan-
cieele draagkracht bezwarend is. In verband daarmede
is door het bestuur de wenschelijkheid uitgesproken om
bovenbedoelde terreinen, evenals eenigen tijd geleden
met bouwblok 1 is geschied, weder aan de gemeente in
eigendom over te dragen, waartoe onze medewerking
wordt ingeroepen.
Wij deelen U dienaangaande het volgende mede.
Krachtens raadsbesluiten van 27 Mei 1919, no. 226r/
138, 17 Augustus 1920, no. 399R/204 en 29 Maart 1921,
no. 121R/63 zijn aan de woningstichting „St. Joseph",
ten behoeve van den bouw van woningen, in koop af
gestaan de bouwblokken T, U 2, AA, BB, H, S, Q (ged.),
1, X en Z van de gemeentelijke terreinen tusschen het
Cambuursterpad, het Kalverdijkje en dén Groninger
straatweg. Van deze blokken zijn die genoemd onder
letters T en U 2 bebouwd met 19 woningen, op de blok
ken AA, BB, H, S en Q (ged.) zijn in aanbouw 49 wo
ningen, blok I is bij raadsbesluit van 11 December 1923
aan de gemeente in eigendom teruggegaan, terwijl de
blokken X en Z, op het hierbij overgelegde kaartje met
roode kruisarceering aangegeven, nog onbebouwd zijn.
Deze laatstgenoemde twee terreinen nu worden be
doeld in het bovenaangehaald schrijven van het bestuur
van „St. Joseph". De mededeeling dat de kans voor
bebouwing dier terreinen in dit jaar uiterst gering zal
zijn, dient te worden opgevat in dien zin dat er weinig
kans bestaat om voor dien bouw financieelen steun van
Rijk en gemeente te krijgen. Inderdaad is die kans uiterst
klein bouwpremies worden niet meer verstrekt, het
verleenen van voorschotten uit 's Rijks kas is zoo goed
als geheel stopgezet, terwijl de gemeente niet in staat
is de noodige gelden op langen termijn aan bouwver-
eenigingen te verschaffen. Ook de stichting zelf beschikt
niet over de middelen om tot bebouwing te kunnen over
gaan. Onder deze omstandigheden is het alleszins be
grijpelijk dat „St. Joseph", die volgens art. 3 van de in
de koopacte opgenomen voorwaarden boven den met
rijksvoorschot later te betalen koopprijs aan de ge
meente een rente zal voldoen, berekend naar 6 per
jaar van de koopsom van den datum der acte (3 Juni
1921) af tot aan den dag waarop de koopsom zal zijn
voldaan, de twee nog ongebruikte terreinen weder aan
de gemeente in eigendom wenscht over te doen. Het
bezit daarvan levert haar slechts verlies op, daar de
terreinen geen revenuen afwerpen. Is de gemeente we
der eigenares geworden dan zullen zich voor de ter
reinen, die niet ongunstig gelegen zijn, spoedig gega
digden aanmelden. Blok X, kadastraal bekend in sectie
F no. 3431, gelegen op den hoek van de Kalverstraat en
de Auke Stellingwerfdwarsstraat, heeft een grootte van
668 M2., blok Z, kadastraal bekend sectie F no. 3437,
gelegen aan de Kalverstraat en de Schoppershofstraat,
is groot 1393 M2.
Aan het stichtingsbestuur is door ons te kennen ge
geven dat wij bereid waren den Gemeenteraad een voor
stel tot terugkoop van beide perceelen te doen, indien
de prijs gesteld wordt op de in het den 3en Juni 1921
gesloten koopcontract genoemde prijzen van 4.per
M2. voor blok X en van 5.per M2. voor blok Z,
zonder verrekening van rente aan weerskanten en zon
der bijbetaling door de gemeente van eventueel door de
stichting in dezen gemaakte kosten. Bij schrijven van
1 Juli j.l. berichtte het bestuur ons met deze voorwaar
den accoord te gaan.
Naar onze meening wordt zoowel het belang der ge
meente als dat van de woningstichting gediend indien
de terreinen wedei1 in handen der gemeente komen. De
grond, die anders wellicht nog geruimen tijd ongebruikt
zou blijven liggen, zal dan ongetwijfeld spoedig be
bouwd worden, waarmede tevens het belang der volks
huisvesting is gebaat. Het verlies dat de gemeente bij
het aangaan der overeenkomst zal lijden zij derft de
rentevergoeding van 3 Juni 1921 af kan worden te
ruggevonden door den grondprijs te verhoogen. Deze
zal op ten minste 6.kunnen worden gesteld.
Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te be
sluiten:
van de woningstichting ,,St. Joseph" te Leeuwarden
in koop over te nemen:
a. een perceel bouwterrein gelegen op den hoek van
de Kalverstraat en de Auke Stellingwerfdwarsstraat,
kadastraal bekend in sectie F no. 3431, groot 668 M2.,
tegen een prijs van 4.per M2.;
b. een perceel bouwterrein gelegen aan de Kalver
straat en de Schoppershofstraat, kadastraal bekend in
sectie F no. 3437, groot 1393 M2., tegen een prijs van
5— per M2.,
onder bepaling dat aan weerskanten geen verrekening
van rente zal plaats hebben en zonder bijbetaling door
de gemeente van eventueel door de woningstichting in
dezen gemaakte kosten, blijvende de kosten, op dezen
aankoop vallende, voor rekening van de gemeente.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
2 (Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der Salarisverordening 1919.
Dit voorstel luidt als volgt:
Toen de ontslag-aanvraag van den tegenwoordigen
directeur der algemeene begraafplaatsen H. J. Craye
inkwam, heeft de salarieering van den nieuw te benoe
men ambtenaar in onze vergadering een punt van be
spreking uitgemaakt. Zijne bemoeiingen met de begraaf
plaats aan de Spanjaardslaan zijn, waar geen nieuwe
graven meer worden uitgegeven en het getal begra
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Juli 1924. 171
vingen daar op den duur dus geringer wordt, langza
merhand meer beperkt. Het getal begravingen bedroeg
in totaal in de laatste jaren:
Spanjaardslaan Noorder totaal
1921 95 220 315
1922 99 246 345
1923 97 204 301
De niet omvangrijke administratie van de beide be
graafplaatsen kan nog iets worden verminderd, waar
door de tijd, daarvoor te besteden, wordt ingekrompen.
Deze overwegingen leiden ons tot de overtuiging dat,
ook met het oog op de geboden zuinigheid, deze be
trekking voortaan niet behoeft te worden bekleed door
een ambtenaar, die daaraan zijn vollen werktijd be
steedt; de functie kan gevoegelijk worden opgedragen
aan iemand, die met andere werkzaamheden daarnevens
een deel van zijn dag productief maakt. Daarom zou
het salaris van den directeur eene verlaging kunnen
ondergaan; het maximum, thans bedragende 2300.
ware te stellen op 1300.de aanvangsjaarwedde op
1000.— (thans 1800.—).
Ons voorstel strekt dus om in artikel 6 der Salaris
verordening 1919 (gemeenteblad 1920 no. 28, zooals
dat nader is gewijzigd, laatstelijk bij gemeenteblad 1923
no. 31), waar staat 1800.tot 2300.te lezen
1000.— tot 1300.—".
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller wil in de eerste plaats zeggen dat, in
dien de betrekking van directeur van de begraafplaatsen
werkelijk een niet meer omvangrijke taak geeft dan hier
is voorgesteld, men er zich mee zou kunnen vereenigen
dat er voortaan niet meer een heele maar een halve
kracht noodig is. Echter komt het spreker voor dat het
feit dat hier maar een halve kracht noodig zal zijn, een
gevolg is van het feit dat onze begraafplaats niet in orde
is. Hier staat dat het totaal aantal begravingen over de
jaren 1921, 1922 en 1923 was, 315, 345 en 301. Het
sterftecijfer over 1921 en 1922 is in verhouding echter
gestegen. Dit was over 1921 463 tegenover een aantal
begravingen op beide begraafplaatsen van 315 en het
sterftecijfer over 1922 was 516 tegenover een aantal
begravingen van 345.
Wat blijkt hieruit? Dat, als men op een dergelijken
voet voortgaat, er vandaag of morgen in Leeuwarden
heelemaal geen begraafplaats meer noodig is, of men
zal den naam „Noorderbegraafplaats" moeten wijzigen
in „Armenbegraafplaats". Dat is de conclusie, die uit de
cijfers is te trekken; zij, die het eenigszins kunnen doen,
wenschen van de Noorderbegraafplaats geen gebruik te
maken, dat wijzen de cijfers uit.
Spreker heeft nu absoluut geen bezwaar, gezien het
feit dat er momenteel niet veel begravingen zijn, op het
oogenblik een halve kracht aan te stellen, maar hij wil
vragen of dit niet tijdelijk is te doen, tot tijd en wijle
Burgemeester en Wethouders een onderzoek hebben ge
daan als bedoeld in de motie, door den heer Molenaar
en spreker ingediend, welke motie Burgemeester en Wet
houders hebben toegezegd te zullen uitvoeren. Spreker
zou nu willen vragen: kunnen Burgemeester en Wet
houders bij deze bespreking ook meedeelen in hoeverre
uitvoering is gegeven aan die motie, die bij de be
grooting is aangenomen en zijn zij ook niet van meening
dat, als werkelijk de toestand zoo onhoudbaar is als uit
de cijfers omtrent het aantal begravingen blijkt, er dan
noodwendig verandering in moet worden gebracht en
daarom slechts tot zoolang een directeur van de begraaf
plaatsen als halve kracht moet worden aangesteld? Als
dan later de zaak. in orde is kan men toch verwachten
dat het aantal begravingen ook grooter wordt.
Het klinkt wel wat vreemd dat hier jaarlijks 180
menschen meer sterven dan er begraven worden. Op
gelach en rumoer uit de vergadering antwoordt spreker
dat dit toch volkomen juist is en dat hij dit niet een
kwestie vindt om erover te lachen. Hij meent te mogen
verwachten dat, wanneer de begraafplaats goed in orde
is, het aantal begravingen buiten de gemeente niet meer
zulke groote afmetingen zal aannemen. Spreker kan dus
tot den tijd dat de begraafplaats in orde is, met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders accoord gaan,
terwijl hij verder Burgemeester en Wethouders zou
willen verzoeken mede te deelen hoever het onderzoek
ingevolge de motie is gevorderd.
De heer Fransen (wethouder) kan naar aanleiding van
de vraag van den heer Muller omtrent het onderzoek
dat door Burgemeester en Wethouders bij de begrooting
is toegezegd, alleen meedeelen, dat dit onderzoek in
vollen gang is. Men is op verschillende plaatsen aan 't
boren om te kunnen vaststellen wat er moet gebeuren
en een berekening te kunnen opmaken wat verbetering
zal moeten kosten.
Verder wil spreker er dit aan toevoegen. De heer
Muller zegt dat in 1922 in Leeuwarden 516 personen
zijn overleden, terwijl er maar 345 op de gemeentelijke
begraafplaatsen zijn begraven, zoodat dus i/s deel van
de overledenen niet in Leeuwarden zouden zijn begraven.
Daar gaat echter het aantal overleden Katholieken af,
die op de Katholieke begraafplaats worden begraven.
Verder kan spreker wel zeggen dat, ook al zou het volle
aantal overledenen in Leeuwarden worden begraven, er
dan nog niet voor een volle dag werkzaamheden voor
een directeur zouden zijn. Op het oogenblik heeft de
directeur maar 2 uur per dag werk, zoodat het werk ook
dan nog maar een halve kracht zou eischen. Dat is dan
ook de hoofdreden, waarom Burgemeester en Wet
houders met dit voorstel komen.
De heer Muller: Ik zou dan nog één vraag willen
doen: Mogen wij dan dat onderzoek ingevolge de motie
zoo spoedig mogelijk verwachten?
De Voorzitter: Dat zullen Burgemeester en Wethou
ders toezeggen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3 (Agenda no. 4). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van het bestuur der Leeu
warder Schoolvereeniging om haar het schoolgebouw aan
de St. Anthonystraat in eigendom af te staan en voor
stel van Burgemeester en Wethouders om de gemeente
school no. lOd, in dat gebouw ondergebracht, te verplaatsen
naar het gebouw der gemeentescholen nos. 14a en 14b
aan de Tjerk Hiddesdwarsstraat.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Het bestuur der Leeuwarder Schoolvereeniging deelt
ons mede dat het met ingang van den nieuwen cursus,
28 Augustus a.s., de beschikking zal moeten hebben
over een veertiende leslokaal om daarin onder te bren
gen de leerlingen (meisjes) van het 7e leerjaar. Het
wenscht bovendien, vermoedelijk met 1 Januari a.s.,
uitvoering te geven aan het reeds dadelijk bij de oprich
ting van de scholen dier vereeniging opgevatte voor
nemen om handenarbeid te doen onderwijzen, als gevolg
waarvan nog twee lokalen noodig zullen zijn. Ten slotte
wijst het bestuur er nog op dat het in den aanstaanden
cursus nog een vierde nieuw lokaal noodig zal hebben
omdat thans een lokaal in het gebouw aan de St. Antho
nystraat, feitelijk bestemd om te dienen als kamer voor
het hoofd der school, wordt gebruikt als leslokaal voor
een toevallig gering bevolkte klasse, eene omstandig
heid welke zich in het volgend leerjaar, door toeneming
van het aantal leerlingen, niet opnieuw voordoet.