208 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Juli 1924. tewerken een recognitie van 25.worden betaald. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. (Aan de agenda toegevoegd als no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders a. om hen te machtigen aan Gedeputeerde Staten mededeeling te doen dat de Raad niet wenscht in te gaan op de uitnoodiging van Gedeputeerde Staten tot intrekking van het raadsbesluit d.d. 1 Juli 1924, inzake regeling der salarieering van het personeel, verbonden aan het gymnasium, en b. tot wijziging der begrooting, dienst 1924. Dit voorstel luidt als volgt: Bij schrijven d.d. 11 Juni j.l. no. 85, 2e afdeeling F. deelden Gedeputeerde Staten mede dat zij bereid waren hunne goedkeuring aan de gemeentebegrooting voor 1924 te hechten indien de post „Nieuwe walmuur langs den Oostersingel" daarvan werd afgevoerd. Bij raads besluit d.d. 1 Juli d.a.v. werd aan dien wensch voldaan zoodat verwacht mocht worden dat de begrooting thans spoedig, voorzien van de vereischte goedkeuring, terug ontvangen zou worden. Door gemeld college wordt even wel nu bij schrijven d.d. 23 dezer no. 57, bericht, dat het zich genoodzaakt ziet gemelde toezegging, n.l. goed keuring der begrooting na afvoering van dien post, terug te nemen, zulks in verband met het besluit Uwer Ver gadering d.d. 1 Juli 1924, waarbij o.m. besloten werd geen gevolg te geven aan de aanschrijving van den Mi nister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om de jaarwedden van het personeel verbonden aan het gym nasium alhier in overeenstemming te brengen met de rijksregeling, waaruit volgde dat het rijkssubsidie wordt prijs gegeven. Het gevolg van een en ander zal zijn dat de begroo ting moet worden gewijzigd en wel zoo, dat de post volgno. 110 der inkomsten wordt teruggebracht tot 6.000.waartegenover een uitgaafpost ad 6.000.— wegens mogelijke restitutie van reeds uitbetaald sub sidie. De posten volgnos. 112 en 113 worden terugge bracht tot nihil, deze laatste in verband met een voorstel dat U dezer dagen zal bereiken en waarbij o.m. wordt voorgesteld met ingang van 1 Januari 1924 weder in te trekken, het besluit houdende verhaal van pensioen premies op de jaarwedden van het personeel verbonden aan het gymnasium. Voor den post volgno. 112 „Bijdragen van andere ge meenten in de kosten der van rijkswege gesubsidieerde gymnasia als bedoeld in artikel 8 quater, sub 1, der wet op het hooger onderwijs" zal weder een nieuwe post in de plaats kunnen komen tot een gelijk bedrag van 10.000.wegens bijdragen van andere gemeenten in de kosten van het hooger onderwijs ingevolge eene ge meenschappelijke regeling. Verwacht mag toch worden dat de omliggende ge meenten, evenals ten opzichte van het Middelbaar On derwijs is geschied (gemeenteblad no. 5 van 1923), een regeling zullen willen treffen omtrent de toelating van kinderen uit die gemeenten tot het gymnasium alhier. De vermindering der inkomsten ten bedrage van 16.413.zou gevonden kunnen worden uit den post volgno. 64 „Renten van kapitalen" welke een verhooging toelaat tot dat bedrag. Gedeputeerde Staten zenden thans de begrooting te rug met verzoek vorenstaande wijzigingen, welke uit het genomen raadsbesluit voortvloeien, daarin alsnog aan te brengen. Hierdoor ondervindt de goedkeuring evenwel weder vertraging, wat mede ten gevolge heeft dat diverse werk zaamheden, zooals bijvoorbeeld onderhoudswerken, niet, althans niet geheel, kunnen worden uitgevoerd, zoolang de begrooting niet is goedgekeurd; toch is per soneel daarvoor beschikbaar. Het niet tijdig of telkens uitstellen der goedkeuring zal derhalve niet alleen extra kosten voor de gemeente medebrengen doch, komt het tot hooger beroep, neerkomen op vastloopen van den dienst. Wij hebben het college dan ook verzocht de goed keuring der begrooting, die door den Raad reeds 29 De cember 1923 is vastgesteld, niet langer op te houden en goed te vinden voormelde wijzigingen bij begrootings- wijziging in de begrooting aan te brengen. Voor het ge val Gedeputeerde Staten zich met deze wijze van behan deling niet mochten kunnen vereenigen, stellen wij U voor de begrooting voor den dienst 1924 te wijzigen, zooals in de hieronder aangegeven nota van wijziging is aangegeven. Wat ten slotte de uitnoodiging aan het slot van het schrijven van Gedeputeerde Staten betreft om de intrek king van het betrekkelijke raadsbesluit te bevorderen, meenen wij, gezien het feit dat de Raad na rijp beraad het besluit heeft genomen, dat daarop niet moet worden ingegaan, waarvan wij U voorstellen Burgemeester en Wethouders te machtigen aan Gedeputeerde Staten mededeeling te doen. NOTA VAN WIJZIGING. Gemeentebegrooting, Gewone dienst. HOOFDSTUK II. Inkomsten. Volgno. 12. Verhaal van bijdragen voor eigen en weduwen- en weezenpensioen ingevolge artikel 36 der Pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240). In de toelichting te lezen achter „in totaal" 38.202.04 achter hoofdstuk VIII 14 nihil en achter het totaal onder de toelichting 38.202.04. HOOFDSTUK VII. Inkomsten. Volgno. 64. Renten van kapitalen nader uit te trek ken op 63.777.57. De toelicting te lezen onder c wegens tijdelijk belegd kasgeld 56.413.en de totaaltelling daaronder te lezen 63.777.57. Het totaal der inkomsten nader uit te trekken op 82.040.49 en het voordeelig slot op 67.332.91. HOOFDSTUK VIII par. 14. Inkomsten. Volgno. 110. Subsidie van het Rijk in de kosten der gymnasia nader uit te trekken op 6.000. De toelichting te lezen als volgt: Bij raadsbesluit d.d 1 Juli 1924 is besloten geen ge volg te geven aan de uitnoodiging van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om de jaarwed den van het personeel in overeenstemming te brengen met de Rijksregeling als gevolg waarvan het Rijkssub sidie verloren gaat. Door het Rijk is evenwel reeds uit gekeerd 6000.welk bedrag wellicht opgevraagd kan worden en waarvoor daarom voorzichtigheidshalve onder volgno. 479a een uitgaafpost wordt aangebracht. Volgno. 112. Bijdragen van andere gemeenten in de kosten der van rijkswege gesubsidieercle gymnasia als bedoeld in artikel 8quater sub 1 der wet op het hooger onderwijs nader uit te trekken op nihil. De toelichting daarop te laten vervallen. Volgno. 113. Verhaal van pensioensbijdragen (zie hoofdstuk II volgno. 12) nader uit te trekken op nihil. Aan te brengen volgno. 113a: Bijdragen van andere gemeenten in de kosten van het hooger onderwijs ingevolge eene gemeenschappelijke regeling 10.000.met de toelichting: Evenals zulks ten opzichte van het middelbaar onder wijs plaats vindt, zal ook getracht worden een regeling te treffen krachtens welke kinderen uit andere gemeenten tot het gymnasium kunnen worden toegelaten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Juli 1924. 209 Uitgaven. Volgno. 479a. Terugbetaling aan het Rijk van het over 1924 uitgekeerd subsidie ten behoeve van het gym nasium 6.000.met als toelichting: Zie volgno. 110. Het totaal der inkomsten van hoofdstuk VIII par. 14 nader te bepalen op24.900.' het totaal der uitgaven op77.051.53 en het nadeelig slot op52.151.53 In de verzameling te lezen als totaal der inkomsten en uitgaven van den gewonen dienst respectievelijk ƒ4.260.853.50 en 4.260.853.50. Het betrekkelijk schrijven van Gedeputeerde Staten heeft nog niet bij alle leden gecirculeerd, waarom op verzoek van den Voorzitter de Secretaris hiervan lecture doet. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter merkt op dat de Raad zal hebben be grepen dat de kwestie hier is dat toevallig de begrooting voor 1924 nog niet was goedgekeurd hoewel was toe gezegd dat deze goedgekeurd zou worden, als de wal muur er af was - toen de Raad in een vorige vergadering besloten heeft de salarieering aan het gymnasium niet in overeenstemming te brengen met den wensch van den Minister, waarmee ook verviel het rijkssubsidie. Was de begrooting toevallig iets eerder goedgekeurd of het raadsbesluit iets later gevallen, dan was er een gewone begrootingswijziging gekomen, wat dan ook de bedoe ling was van Burgemeester en Wethouders. Gedeputeerde Staten schrijven o.m. dat zij uit de dis cussies hebben begrepen dat de Raad ook geen pen sioensbijdragen meer wenscht te verhalen. Definitief is dat echter nog niet besloten en ook is nog niet besloten met ingang van welken datum de Raad het rijkssubsidie als vervallen zal beschouwen. Gedeputeerde Staten gaan uit van den datum vanl Mei omdat op 1 Mei de ver ordening had moeten gewijzigd zijn inzake de verlaging van 5 enz. Of Burgemeester en Wethouders daarom trent ook met andere voorstellen dachten te komen is een andere vraag, maar in elk geval was de bedoeling van Burgemeester en Wethouders om, terwijl in een vorige vergadering de zaak principieel is behandeld, in een volgende vergadering met voorstellen omtrent een definitieve regeling te komen en de gevolgen onder de oogen te zien. Burgemeester en Wethouders waren dan ook met een begrootingswijziging gekomen maar Gedeputeerde Staten zijn hun nu voor want zonder begrootingswijziging gaat het niet. Burgemeester en Wethouders hebben gezegd: eerst moet in principe de zaak worden uitgemaakt en dan kunnen we wel weer zien. Besluit de gemeenteraad nu zooals gebeurd is, dan behoeft men hier niet verder meer over te praten. Ge deputeerde Staten zeggen: „Wij doen dan ook een beroep op Uw bestuur om de intrekking van het betrekkelijk raadsbesluit te be vorderen." Hiermee wordt bedoeld de intrekking van het besluit dat den vorigen keer is genomen, om niet aan den wensch van den Minister te voldoen. Burgemeester en Wethouders reageeren daar ook op in hun schrijven, waar zij zeggen: „Wat ten slotte de uitnoodiging aan het slot van het schrijven van Gedeputeerde Staten betreft om de intrekking van het betrekkelijke raadsbesluit te be vorderen, meenen wij, gezien het feit dat de Raad na rijp beraad het besluit heeft genomen, dat daarop niet moet worden ingegaan, waarvan wij U voorstellen Burgemeester en Wethouders te machtigen aan Gede puteerde tSaten mededeeling te doen." Burgemeester en Wethouders doen dus niet wat Gede puteerde Staten graag willen, n.l. de intrekking bevor deren. Wenscht een van de leden nu daarover nog het woord? Als de Raad op zijn vorig besluit terug zou willen komen iets wat spreker niet erg denkbaar vindt dan zou natuurlijk de zaak, wat de begrooting betreft, kunnen blijven zooals die is. De heer IJ. de Vries vindt het jammer dat de officieele notulen van de vergadering van 1 Juli er nog niet zijn, doch zoo goed hij zich herinnert, meent hij, dat Burge meester en Wethouders toen adviseerden het rijkssub sidie voorloopig nog te aanvaarden, omdat de toestand aan het gymnasium zoo is, dat men eigenlijk nog geen zorg behoeft te hebben dat het daar niet goed zal loopen. Dat bleek ook uit den brief van curatoren. Het vorig besluit is dan ook genomen tegen het advies van Bur gemeester en Wethouders en nu gaan Burgemeester en Wethouders volkomen mee met het besluit van de meer derheid van den Raad. Dit nu is eensdeels wel te begrij pen, omdat men zal zeggen dat het een principieele kwestie is, die door de meerderheid van den Raad is aan genomen; er is ook wel over gediscussieerd, maar of er nu wel zooveel is gediscussieerd over het punt dat het misschien wel een goede 20.000.- zal kosten, weet spr. niet. In elk geval, als dit punt verder aan de orde komt, zal spr. graag meewerken om het door de meerderheid van den Raad genomen besluit mee uit te werken, maar in dit geval neemt hij toch de vrijheid om hiertegen te stemmen, omdat hem dit besluit financieel te veel kost. Wij probeeren op andere punten te bezuinigen en de zaak in het reine te brengen, we zullen bezuinigen op de loonen der werklieden enz. die betrekkelijk nog al een groot onderscheid maken met de salarissen van de leer aren, en ook wordt op deze leeraren over het geheele Rijk de pensioenkorting toegepast; daarom kan spreker aan dit voorstel niet van harte meewerken en hij kan er in de verste verte niet aan meewerken de kleinere loonen te verlagen en de hoogere te laten blijven. Spreker staat te meer op dit standpunt hier, omdat curatoren het ook nog niet wenschelijk achten dat de betrekkelijke maatregelen worden genomen. Als het werkelijk zoover is, dat er moeilijkheden komen met de vervulling van leeraarsbetrekkingen, kan men nog zien, maar op het oogenblik hebben wij die niet. Spreker zal zijn houding bepalen in overeenstemming met het vorige en dus tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders zijn, zoo wel op tactische als financieele gronden. De Voorzitter wil opmerken dat, als de heer IJ. de Vries den kant op wil zooals hij spreekt, het dan het beste is dat hij een voorstel indient om het besluit, dat in de vorige vergadering is genomen, als niet gedaan te beschouwen. Of eigenlijk zou men daarmee nog niet verder zijn, maar zou de verordening moeten worden ge wijzigd, zooals Burgemeester en Wethouders den vori gen keer hebben voorgesteld, n.l. zoo dat op 1 April 5 wordt gekort en op 1 October nog eens 5 dus in 't geheel 10 Dat is door Burgemeester en Wet houders voorgesteld, maar door den Raad niet aange nomen, zoodat de verordening precies zooals ze was is gebleven. Al zou men dus hier een voorstel doen om het besluit van de vorige vergadering ongedaan te maken hiermee zou men gesteld dat de Raad het zou aan nemen toch nog niet verder zijn. Hier zal een voorstel moeten komen om de verordening in den geest zooals de Minister wil te wijzigen en dat zal moeten worden aangenomen, anders geeft het nog niets. Zoolang er geen besluit is genomen om de verordening te wijzigen in den geest zooals de Minister wil, krijgt men het rijks subsidie tóch niet. De eenige manier om het rijkssub sidie deelachtig te worden is dus dat er een voorstel komt en dat gebeurt wat Burgemeester en Wethouders den vorigen keer wèl wilden doen en de Raad niet. Spreker kan nu wel in stemming brengen de intrekking van het raadsbesluit van den vorigen keer als zoodanig, doch hij wil opmerken dat dit dan is de intrekking van een negatief besluit, wat nooit iets positiefs ten gevolge kan hebben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 3