238 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 September 1924 komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub ae. 10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het instellen van een rechtsvordering tegen de firma gebr. de Vlas wegens wanbetaling van een gedeelte der schadevergoeding, te betalen voor de aanvaring door een harer booten met den walmuur hoek Willemskade- Wester kade. Dit voorstel luidt als volgt: Van den Directeur der gemeentewerken ontvingen wij rapport dat een der booten van S. de Vlas, handelende onder den firmanaam Gebr. de Vlas, Stoombootdienst Prins van Oranje, op 5 Februari 1.1. den walmuur op den hoek van de Willemskade N.Z. en de Westerkade heeft aangevaren, waardoor een belangrijke beschadiging werd veroorzaakt. De schade werd door het bedrijf der gemeentewerken begroot op 300.waarna De Vlas werd aangeschre ven om het bedoelde bedrag te voldoen ten kantore van genoemd bedrijf. Hieraan werd geen gevolg gegeven. Bij een onderhoud, dat daarop plaats had met een technischen ambtenaar in tegenwoordigheid van den aannemer J. Boersma, werd aan De Vlas medegedeeld dat hij, na afloop der werkzaamheden aan de gemeente zou hebben te betalen de kosten der herstelling, die aan genoemden aannemer zou worden opgedragen, ver meerderd met de gebruikelijke 15 voor toezicht van gemeentewege, tenzij de geraamde kosten ad 300. alsnog terstond werden gestort. Door De Vlas werd blijkbaar de voorkeur gegeven aan een herstelling door den aannemer Boersma, die daarvoor 295.in rekening heeft gebracht, terwijl voor het toezicht, dat van wege de gemeentewerken moest worden uitgeoefend, 44.25 werd berekend. Nu heeft De Vlas wel de rekening van Boersma voldaan, doch is nalatig gebleven in de betaling van het boven vermelde bedrag van 44.25, niettegenstaande hij her haaldelijk tot betaling is aangemaand. De gemeente zal thans door middel van een rechtsge ding moeten trachten om het haar toekomende te ver krijgen, welk geding in één instantie voor den Kanton rechter zal worden behandeld. In overeenstemming met het hierbij overgelegde ad vies van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente, den heer Mr. J. M. van Hettinga Tromp, geven wij U in overweging ons te machtigen in rechten op te treden, zoo noodig ook in cassatie, tegen S. de Vlas, handelende onder de firma Gebr. de Vlas, alhier, ter verkrijging van betaling van een bedrag van 44.25, door De Vlas aan de gemeente verschuldigd wegens gehouden toezicht op de herstelling van den walmuur op den hoek van de Willemskade N.Z. en de Westerkade, welke muur door aanvaring met een der booten van De Vlas was be schadigd. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van het crediet, toegestaae voor het leggen van een tegeltrottoir langs een gedeeltn van den Harlingersingel met bijkomende werken. Dit voorstel luidt als volgt: In Uwe vergadering van den 22 April 1.1. werd een crediet verleend van 5500.voor de verbreeding van het trottoir langs den Harlingersingel met bijkomende werken. Bij de openbare aanbesteding bleek de laagste inschrijver te zijn W. J. Boltje te Nijehaske met de som van 4874.de directeur der gemeentewerken komt op grond van een in zijn ter zake uitgebracht advies gemaakte becijfering tot de slotsom, dat boven het ver leende crediet van 5500.- nog een bedrag van 1400.- zal zijn vereischt. Wij meenen dat met een iets lagere som kan worden volstaan, zooals uit het volgende kan blijken. De oorspronkelijke raming bedroeg 5500.door verhooging van enkele posten en het uittrekken van een bedrag voor meerder werk wordt deze met 472.20 verhoogd en komt op 5972.20 of rond 6000. Hierbij dienen nog te worden gevoegd 10 algemeene onkosten, die bij de vorige credietaanvrage ten onrechte door een misverstand zijn weggelaten en waaronder be grepen moeten worden de door den Directeur afzon derlijk vermelde kosten van toezicht, zoodat de begroo ting in totaal 6600.wordt. Uitgaande van het resultaat der aannemingssom, komen wij ten aanzien van het benoodigde crediet tot de volgende berekening: Het bedrag der aannemingssom is 4874.hierbij is te tellen een bedrag van 1184.voor door de ge meente te leveren materialen, door den Directeur in zijne berekening ook opgenomen, benevens 10 voor algemeene onkosten ad 605.samen 6663.Het crediet bedraagt 5500.zoodat daarboven nog een bedrag van 1163.dient te worden toegestaan, waartoe wij U het voorstel doen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12 (Agenda no. 13). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van U. Rijpma, alhier, waarbij hij in beroep komt van het besluit van Burge meester en Wethouders tot weigering der vergunning tot het bouwen van een woonhuis aan de van Swietenstraat. Dit prae-advies luidt als volgt: Den 19 Augustus 1.1. besloot Uwe Vergadering zich ingevolge artikel 70, laatste lid, der Bouwverordening, te doen voorlichten door de daarbij bedoelde permanente commissie omtrent het beroep, ingesteld door U. Rijpma, van ons besluit d.d. 10 Juli 1924 no. 2776/871, waarbij werd geweigerd de vergunning tot het bouwen van een woning aan de van Swietenstraat, alhier, op het perceel, kadastraal bekend sectie G no. 8430. Onder mededeeling der feiten en inzending der voor een goede beoordeeling van het bouwplan vereischte stukken hebben wij die commissie verzocht de ge- wenschte voorlichting te willen verschaffen; zij voldeed daaraan bij schrijven van 10 September 1.1., dat hierbij mede wordt overgelegd. Hare conclusie luidt dat het bouwplan niet door den beugel kan en niet door het aangeven van enkele der vele bezwaren tegen den aesthetischen welstand tot een redelijk plan is om te werken. Zij raadt dan ook eenstemmig tot afwijzing. Wij geven U dan ook in overweging het door U. Rijpma ingestelde beroep te verwerpen. De beraadslagingen worden geopend. De heer B. Molenaar merkt op dat hij niet naar aan leiding van het voorstel van Burgemeester en Wethou ders het woord gevraagd heeft, maar naar aanleiding van het schrijven der zoogenaamde hoogere schoon heidscommissie, die in haar brief aan het slot een op merking maakt, welke spreker noopt om nadere inlich tingen aan het college te vragen. Nadat toch de com missie te kennen geeft dat zij eenstemmig adviseert om het beroep af te wijzen, laat zij daarop volgen: deze be slissing zal echter voor Uw college een moeilijke conse quentie medebrengen, aangezien een gelijkluidend advies ten aanzien van de nieuwe watertoren door Uw college aan kant is gelegd. Spreker vraagt inlichtingen hoe deze geschiedenis zich Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 September 1924. 239 I heeft toegedragen. Liet is spreker niet bekend dat de bouw van den watertoren een punt van bespreking is geweest in den Raad en of toen het advies der hoogere schoonheidscommissie is ingeroepen. Daarom vraagt spreker of het college hem ook nadere inlichtingen kan verschaffen. De heer Westra heeft ook die opmerking gelezen, doch zal niet treden in een beoordeeling daarvan. Wel geeft ze spreker aanleiding om op te merken dat de Raad niet in slecht gezelschap gaat, als hij nu ook het advies van de hoogere schoonheidscommissie naast zich neerlegt. Spreker kan aanbevelen om dat te doen en wel op de eerste plaats omdat hij er zich niet mee kan veree nigen dat, op grond van de meerdere of mindere schoon heid of de meerdere of mindere architectonisch zuivere vorm van een gebouw, dat iemand zich als woonhuis wenscht, een bouwvergunning wordt geweigerd. Spr. meent dat de overheidsbemoeiing wel wat al te ver gaat als voor een huis, dat toch niet bepaald wanstaltig is, de bouwvergunning wordt geweigerd. In de tweede plaats merkt spreker op dat het huis in de Van Swietenstraat, zooals het op het ontwerp voor komt, niet zoo'n slechten indruk zou maken en, wat de architectonische schoonheid betreft, niet zooveel bij de andere gebouwen daar zou achteraan komen. Dat kan spreker niet toegeven. Waar een watertoren, dat een openbaar gebouw is, mag worden gebouwd, zonder dat die voldoet aan de eischen van schoonheid, gesteld door de hoogere en lagere schoonheidscommissie, daar meent spreker dat aan een openbaar gebouw hoogere eischen mogen worden gesteld dan aan een eenvoudig parti culierwoonhuis in de Van Swietenstraat. Op die gronden meent spreker dat het voorstel moet worden verworpen en het verzoek om bouwvergunning alsnog moet worden toegestaan. De Voorzitter zegt dat de kwestie van den watertoren door Burgemeester en Wethouders is behandeld en niet in den Raad is geweest. Indertijd is het plan voor het bouwen van dien toren bij het college geweest en door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd. De kwestie was toen dat Burgemeester en Wethouders voor zich en om hun college advies te geven, ook in overleg met de lagere schoonheidscommissie, het oordeel van de hoogere schoonheidscommissie hebben gevraagd. Dat was evenwel een zuiver onderonsje. Daar komt nu de commissie op terug, maar in het plan van den heer Rijpma is overigens geen overeenkomst met het plan i van den toren, dan dat de commissie voorstelt het plan niet goed te keuren. De motieven, die nu naar voren gebracht worden, zijn toen niet gebruikt, noch door de hoogere noch door de lagere schoonheidscommissie. Het motief was toen eigenlijk steeds dat het plan van den watertoren niet was ontworpen door een bevoegde f kracht. Dat was naar de meening van Burgemeester en Wethouders geen argument, dat gewicht in de schaal lei en dat kon h. i. geen reden zijn om geen vergunning te geven. Toen hebben Burgemeester en Wethouders dus naar eigen oordeel moeten beslissen en zij oordeelden, dat de toren voldeed aan de eischen die gesteld konden worden. Wel zouden betere eischen van welstand kun nen gesteld worden, maar dan kwam men in conflict met de technische eischen. Er zullen wel torens zijn die mooier gevonden worden, die te Franeker b.v. is sianker en mooier, maar de toren te Leeuwarden moest voldoen aan den technischen eisch, dat zij bij een reservoirinhoud van 1000 Ma. een hoogte had van 25 M. Het maakt natuurlijk een groot verschil of men een toren moet bouwen van 40 M. hoogte en met een reservoirinhoud van 500 M3. of zoo een. En nu had men wel hier een looze kap op kunnen zetten, maar men moet ook waar zijn in de architectuur, heet het dan. Het is duidelijk dat de hoogte en de reservoirinhoud van een watertoren factoren zijn van heel groote beteekenis en dat men, naar gelang van die factoren, heel andere oplossingen krijgt. De toren te Heerenveen, met een inhoud van 400 a 500 M3. en een hoogte van 40 M., is b.v. ook heel iets anders. Het eenige argument dat telkens weer door straalde, was dat van den onbevoegden ontwerper. Spr. zou daar heel sterke staaltjes van kunnen vertellen. Maar dat argument gold voor Burgemeester en Wethouders niet. Zij vroegen alleen: is het ontwerp voldoende, en wiens handteekening dan onder de blauwdruk staat, doet er niet toe. Intusschen geldt de opmerking nu Burgemeester en Wethouders en niet zij beslissen over dit verzoek, maar de Raad en die staat buiten de vorige kwestie. Nu zegt de heer Westra dat hij het ontwerp niet leelijk vindt. Ja, zoo zullen er wel meer zijn; de man die het gemaakt heeft, zal 't wel in het geheel niet leelijk vinden, maar het is ten slotte de vraag of men bij het bouwen zal vasthouden aan de eischen van welstand en of men dit wil laten beoordeeien door menschen, die er iets meer verstand van hebben dan anderen, 't Gaat hier dus ten slotte om een principe-kwestie. De heer B. Molenaar zegt dank voor de verstrekte inlichtingen, maar merkt op dat de meening van de hoogere schoonheidscommissie toch eigenlijk door de woorden van den Voorzitter zelf is bevestigd. Ook in dezen brief staat, als spr. het wel heeft, dat het bouw plan niet door een bevoegde kracht is ontworpen. Maar waar het ten slotte op aan komt is, dat de Raad deze commissie in het leven heeft geroepen, omdat hij zich zelf niet in staat achtte om een dergelijk bouwplan te beoordeeien. En spreker is daarin zeer gaarne meege gaan. Maar dan moet men zich ook door een dergelijke commissie willen laten voorlichten en niet naderhand zelf gaan beoordeeien. Wat de toren betreft, men kan daar nu niet van terug, maar spreker betreurt dat het zoo gegaan is. Met het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan spreker meegaan, maar de besproken opmerking in het rapport meent hij dat wel juist is. De heer K. de Boer wil enkele woorden zeggen naar aanleiding van de opmeiking van den heer Westra. Deze heeft zich op het standpunt geplaatst dat het bou wen van een huis is niet een zaak, waar de gemeenschap mee te maken heeft, maar enkel een zaak van particuliere liefhebberij. Op dit standpunt zich plaatsend, zegt hij: ,,Leve de vrijheid", ofschoon spreker zich kan voor stellen dat hij op een ander terrein meer zich stelt op het standpunt van de gebondenheid. Tegen dit betoog van den heer Westra moet spreker opkomen, want het bouwen van een huis is allerminst een particuliere zaak, maar een zaak van algemeen belang, omdat de gemeen schap vooral met het aanzien van een huis te maken heeft. Een huis geeft mee een stuk opvoeding van de bewoners van een bepaalde straat wat betreft hun schoonheidszin of leelijkheidszin. Men kan particulieren maar niet naar believen een straat laten bederven, zoo als zij dat goedvinden te doen. Soms lijkt het wel of er barbaren aan het werk geweest zijn, zulke leelijke ge bouwen worden er gebouwd. De Raad kan zich niet op het standpunt stellen, dat particulieren door het bouwen van wangedrochten de schoonheid van de stad mogen vernietigen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 22 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Lautenbach, Oosterhoff, Tulp, Scheltema, Hofstra, Van der Schoot, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Cohen, Koopmans, Tiemersma, Visser, Botke, Weima, H. de Boer, K. de Boer, Dijkstra, Hooiring, O. F. de Vries, Beekhuis, Muller, Van der Veen en B. Molenaar.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 4