274 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1924.
het woord voerde, hij heeft gezegd dat hij, in aansluiting
met mevrouw Buisman, voorstelde om artikel 10 in zijn
ouden vorm te handhaven. Nu mevrouw Buisman echter
de artt. 10 en 16 aan elkaar koppelt, is spreker het
absoluut niet met haar eens, waarom hij op het oogen-
blik voorstelt het oude artikel 10 te handhaven en uit
te voeren.
De heer Tulp (wethouder) gelooft dat mevrouw
Buisman is begonnen met te zeggen dat gebleken is
dat er geen overvloed van bewaarschoolonderwijzeres
sen is. Spreker wil daartegen opmerken dat we hier nog
nooit hebben vastgezeten en dat, als we 2 of 3 jaar
verder zijn, we, als gevolg van den nieuwen cursus, bij
hoopjes onderwijzeressen kunnen krijgen en dat alle
scholen op 't oogenblik zijn voorzien van een paar
kweekelingen.
Verder kan spreker omtrent de bewering, dat het ziek
wegblijven niet zoo erg is, vertellen dat van de 8 of 9
gehuwde bewaarschoolonderwijzeressen er dikwijls 5
of 6 ziek zijn, terwijl bij het lager onderwijs op een
aantal van 35 of 36 onderwijzeressen die mutaties be
duidend veel lager zijn, n.l. 7, 8 of 9.
Voor spreker is de kwestie: de practische bezwaren,
die de gemeente er van ondervindt en op grond daarvan
heeft hij gemeend de bestaande gehuwde onderwijze
ressen te moeten laten blijven, maar hun aantal niet
te moeten laten uitbreiden, waardoor wij de kans zouden
loopen dat het aantal gehuwde onderwijzeressen min
stens de helft werd of nog meer van het totaal aantal
onderwijzeressen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent dat het
misschien nog verstandiger is om dat amendement op
artikel 16 niet dadelijk nu in te dienen. Als men weet
dat spreekster het vaste plan heeft om, als haar amen
dement op artikel 10 is aangenomen, ook het andere in
te dienen, is dat toch precies hetzelfde.
De heer Beekhuis voelt zich min of meer verantwoor
delijk voor dit geval, omdat hij mevrouw Buisman dat
advies heeft gegeven. Hij heeft dat echter louter uit
practische overwegingen gedaan. De heer Tulp heeft
er op gewezen dat het is voorgekomen in de practijk
dat dames absent bleven wegens zwangerschap twee
in een jaar en hij heeft er verder op gewezen dat dit
de gemeente vrij wat geld kost. Mevrouw Buisman er
kent dat dit geen zuiver standpunt is en dat het de ge
meente geen geld moet kosten. Spreker meent nu dat
deze beide zaken één geheel vormen. Hij zal stemmen
tegen het eerste voorstel van mevrouw Buisman, als hij
niet weet dat ook het andere amendement wordt aan
genomen; daarentegen zal hij stemmen voor het eerste
voorstel van mevrouw Buisman als hij weet dat het
andere wel wordt aangenomen en er dus geen finan-
cieele gevolgen voor de gemeente uit aanneming van
het eerste zullen voortvloeien. Spreker heeft dus zijn
advies enkel uit practisch oogpunt gegeven.
De Voorzitter zegt dat zijn idee was, eerst in stem
ming te brengen het amendement van den heer Muller,
luidende:
„Aan artikel 10 toe te voegen:
„Op haar verzoek kan zij echter in hare betrekking
worden toegelaten."
Wordt dit aangenomen, dan is het afgeloopen, doch
mocht het worden verworpen, dan komt het nader voor
stel van mevrouw Buisman in stemming, waarin wordt
voorgesteld dat de huwende onderwijzeres wel kan
worden gehandhaafd, maar zonder salaris bij verlof we
gens zwangerschap. Wordt ook dat verworpen, dan komt
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stem
ming.
Den heer IJ. de Vries spijt het verbazend dat hij niet
heeft meegenomen de statistiek van verzuim van ge
huwde en ongehuwde onderwijzeressen te Amsterdam.
Daarin is echter een geweldig onderscheid. Niettegen
staande het feit nu, dat de waarde van het bewaar-
schoolonderwijs voor spreker een vraag is, is het er hem
toch ook om te doen het beste te zoeken uit wat wij
hebben en acht hij het niet van belang voor het onder
wijs, dat de gehuwde onderwijzeres in de school staat.
Het verblijdt spreker dat uit liet weinige personeel,
dat wij hebben, bevestigd wordt wat ook in grootere
plaatsen het geval is dat de gehuwde vrouw veel
meer moet verzuimen dan de ongehuwde. Dat is toch
niet in het belang van het onderwijs.
Mevrouw Buisman zegt wel: als zij trouwt, moet ze
zelf weten wat zij wil, of zij in de school wil blijven of
niet. Spreker krijgt echter sterk den indruk dat mevrouw
Buisman hoofdzakelijk spreekt in het belang van de
onderwijzeressen. Wij zitten hier echter niet in het be
lang van de onderwijzeressen en het komt spreker voor
dat, als de gehuwde onderwijzeres vrij is te besluiten
wat zij wil, de Raad ook vrij is om te besluiten
of zij al dan niet in de school mag worden toe
gelaten. En dan komt het spreker voor dat zij denzelfden
dag dat zij trouwt, of liever nog een maand te voren
uit de school moet. Want haar gedachten zijn als het
goed is, bij haar huishouding en is het niet goed, dan
moet zij niet trouwen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Zou het ook
kunnen dat artikel 16 het eerst in stemming komt met
mijn amendement er bij?
De Voorzitter acht de logische volgorde zooals die
door hem zoopas is aangegeven: eerst het voorstel van
den heer Muller, dan dat van mevrouw Buisman en ten
slotte dat van Burgemeester en Wethouders.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer Muller wordt met 14
tegen 11 stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Dijkstra, O. F.
de Vries, Botke, K. de Boer, H. de Boer, Hooiring, Van
der Veen, B. Molenaar, Tiemersma en Muller.
Tegen stemmen de heeren Visser, Hofstra, Tulp,
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Ooster-
hoff, Lautenbach, Weima, Scheltema, Van der Schoot,
IJ. de Vries, Westra, Beekhuis, Koopmans en Jansen.
Het amendement van mevrouw Buisman op artt. 10
en 16, thans, nadat de Voorzitter het heeft aangevuld,
luidende:
„Ondergeteekende stelt voor aan het nieuwe artikel
10 toe te voegen als alinea 4: „Op haar verzoek kan
zij echter in haar betrekking worden gehandhaafd",
onder voorwaarde dat in artikel 165 vervalt „en een
jaarwedde toegekend",
wordt met 13 tegen 12 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren M. Molenaar, Dijkstra,
O. F. de Vries, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de
heeren Botke, K. de Boer, H. de Boer, Hooiring, Van
der Veen, Beekhuis, B. Molenaar, Tiemersma en Muller.
Tegen stemmen de heeren Visser, Hofstra, Tulp,
Oosterhoff, Lautenbach, Weima, Scheltema, Van der
Schoot, IJ. de Vries, Westra, Koopmans en Jansen.
De heer K. de Boer: Mag ik nog even hooren hoe
het nu wordt?
De Voorzitter: Hoe het nu precies wordt, is een tweede
kwestie, maar de bedoeling hiervan is zoo. Ik heb hierbij
gezet en ik geloof dat dat wel goed is dat in
artikel 10 als alinea 4 wordt gevoegd:
„Op haar verzoek kan zij echter in hare betrekking
worden gehandhaafd,"
en dat dit zal gebeuren onder voorwaarde, zooals me
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1924. 275
vrouw Buisman heeft voorgesteld, dat in art. 16 sub b
vervalt „en eene jaarwedde toegekend". Ik geloof dat
dit voldoende is. Aan de gehuwde onderwijzeres wordt
dan bij zwangerschap verlof tot afwezigheid verleend,
doch de woorden „en eene jaarwedde toegekend" ver
vallen dan uit die bepaling.
Artikel 10 wordt, zooals het bij amendement is ge
wijzigd, vastgesteld.
Art. 11.
De beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter merkt op dat bij dit artikel een amen
dement is van den heer IJ. de Vries. Ten opzichte van
punt a is er echter geen amendement.
De heer IJ. de Vries Mag ik nog even een paar
woorden geven ter toelichting?
De Voorzitter: Over a
De heer IJ. de Vries: Over a en b samen.
Spreker heeft een amendement ingediend om de sala
rissen onder b te verlagen met 300.dus 100.
te brengen beneden de nieuwe voorstellen der regeering.
Zij zullen bij dit voorstel dan boven de gewone
onderwijzers nog voor hebben, dat voor hen geen stand
plaatsaftrek en, tot nog toe, geen pensioenpremie wordt
afgetrokken. Op a heeft spreker geen amendement in
gediend, omdat hij van meening is dat, met een beloo
ning van 1600.voor een onderwijzeres en van
200.voor de hoofdakte, het hoofdschap wel met
200.mag worden gewaardeerd. Daarom heeft spr.
de vrijmoedigheid gehad de salarissen der hoofden gelijk
te laten.
De heer Muller gelooft dat de heer IJ. de Vries bij
deze salarisindeeling iets vergeet, n.l. dat voor de leef
tijden beneden de 21 jaar voor ieder jaar 50.- wordt
afgetrokken. Wanneer er van dat minimum nog een
150.af gaat, als een meisje na een 3-jarigen cursus
en na vooraf ook al heel wat scholen te hebben door
gemaakt, bij het bewaarschoolonderwijs komt, en zoo'n
meisje komt dan van een andere plaats en moet hier
een kosthuis zoeken, misschien ook voor 900.dan
zal zoo'n meisje wel op een andere wijze haar centen
moeten trachten te verdienen, omdat zij dan van haar
salaris niet zal kunnen rondkomen.
De heer Tulp (wethouder) zou den Raad sterk willen
ontraden het amendement van den heer De Vries aan
te nemen. Waar niemand van de ambtenaren of werk
lieden der gemeente in salaris wordt verlaagd, begrijpt
spreker niet en weet hij niet, waarom de salarissen van
die meisjes moeten worden verlaagd en die er moeten
worden uitgenomen. Spreker kan zich met deze groote
verlaging niet vereenigen. Laat de heer IJ. de Vries dan
het voorstel doen om de salarissen van alle gemeente
ambtenaren te verlagen; spreker gaat dan niet met hem
mee, maar dan is er ten minste over te spreken. Maar
om er één groep uit te pikken en die met 300.te
verlagen 't is ook nog al geen kleinigheid daarmee
kan spreker zich niet vereenigen en hij hoopt dat ook de
Raad daar niet in meegaat.
De heer IJ. de Vries had op 't oogenblik niet de kans
om voor te stellen ook de salarissen van de andere
gemeente-ambtenaren te verlagen. Hij had alleen hiertoe
de kans en daarom stelt hij dit dan ook voor. Spreker
wil graag iets bezuinigen om het dure leven weer wat
terug te brengen; hij verspeelt daardoor misschien zeer
veel sympathie, maar hij kan daar niets aan doen. Hij
hoopt te handelen naar eer, plicht en geweten.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. 11 sub a wordt met algemeene stemmen onver
anderd vastgesteld.
Het amendement van den heer IJ. de Vries wordt met
20 tegen 5 stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Hofstra, Weima, Van der
Schoot, IJ. de Vries en Westra.
Tegen stemmen de heeren M. Molenaar, Visser,
Dijkstra, Tulp, O. F. de Vries, mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi, de heeren Botke, K. de Boer, Oosterhoff,
H. de Boer, Lautenbach, Scheltema, Hooiring, Van der
Veen, Beekhuis, Koopmans, B. Molenaar, Tiemersma,
Jansen en Muller.
Art. 11 sub b en c worden met algemeene stemmen
onveranderd vastgesteld, waarna art. 11 in zijn geheel
onveranderd wordt vastgesteld.
Artt. 1215 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 16.
De Voorzitter: Dit artikel zal zoo geredigeerd moeten
worden door het amendement van mevrouw Buisman
ik durf echter niet direct te zeggen of het dan geheel
goed is dat onder b komt te staan:
„de gehuwde vast aangestelde hoofdonderwijzeres
of onderwijzeres, die hare bevalling tegemoet ziet,
wordt een verlof tot afwezigheid verleend."
De woorden „en eene jaarwedde toegekend" vervallen
dus daaruit. Onder voorbehoud, dat het nog even moet
worden nagezien, kan dit artikel zoo worden vastge
steld.
Art. 16 wordt onder voorbehoud van eventueele re
dactieverbetering vastgesteld, zooals het door het amen
dement van mevrouw Buisman is gewijzigd.
Art. 17.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Botke merkt op dat, zooals de redactie van
dit artikel luidt, deze aanleiding kan geven tot mis
verstand. Hier staat:
„Aan de minderjarige ouderlooze kinderen van een
overleden onderwijzeres, aan hare ouders en aan den
weduwnaar wordt, in de beide laatste gevallen
enz."
Dit zou kunnen inhouden dat èn aan de kinderen èn aan
de ouders èn aan den weduwnaar een gratificatie zou
moeten worden uitbetaald. Er zou daarom moeten staan:
of aan hare ouders of aan den weduwnaar... enz."
De Voorzitter merkt op dat het in elk geval wel niet
mogelijk zal kunnen zijn dat aan alle drie moet worden
uitbetaald; ouderlooze kinderen zullen er toch wel niet
zijn als er een weduwnaar is. Spreker meent echter dat
deze redactie is overgenomen uit de verordeningen op
het gewoon lager onderwijs. Er is bij Burgemeester en
Wethouders wel over gesproken en spreker kan wel
meedeelen dat het niet de bedoeling is, zooals de heer
Botke meent dat het zou kunnen. Burgemeester en Wet
houders willen er echter wel even attent op zijn en zullen
een eventueele fout wel veranderen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. 17 wordt, met machtiging aan Burgemeester en