266 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1924.
dam, Amsterdam en Utrecht de Zaterdagavondmarkt
reeds geregeld is, het ook tijd wordt, die kwestie in
Leeuwarden onder de oogen te zien. Spreker weet dat
die kwestie in het vorige college al eens een punt van
bespreking heeft uitgemaakt en kan ook nog zeggen dat
bij de verlichting, die op het Wilhelminaplein is aange
bracht, opdracht is gegeven, daarmee rekening te hou
den. Spreker is van oordeel dat die zaak thans zoo urgent
is, dat het college ook in die richting dient werkzaam
te zijn.
De heer Van der Schoot vraagt het woord.
De Voorzitter wil opmerken dat nu eigenlijk eerst het
voorstel van den heer Oosterhoff in behandeling dient
te komen. Als dit wordt aangenomen wat spreker niet
wil hopen, maar daar komt hij zoo meteen op terug
zou de geheele verdere behandeling van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders kunnen blijven rusten. De
heer Oosterhoff stelt voor:
,,Het prae-advies terug te zenden aan Burgemeester
en Wethouders met verzoek een onderzoek in te stel
len naar de markt- en staangelden in andere plaatsen
en naar de vermoedelijke opbrengst van de gelden
hier ter stede onder het bestaande stelsel van inning
er. daarvan mededeeling te doen aan den Raad."
Als dat wordt aangenomen, kan men nu de principieele
kwestie verder laten rusten. Spreker wil dus voorstellen
thans eerst te spreken over het voorstel-Oosterhoff, wat
neerkomt op een voorstel tot uitstel, met verzoek aan
Burgemeester en Wethouders om nog enkele gegevens
te verschaffen. Spreker vraagt of een van de leden daar
over het woord verlangt.
De heer K. de Boer zegt dat, zooals reeds gebleken
is, hij van plan was om een voorstel in te dienen om
het markt- en staangeld op een andere wijze te doen
innen. Nu echter de heer Oosterhoff een voostel doet
dat een onderzoek vraagt, kan spreker daar gerust voor
stemmen en zijn eigen voorstel in portefeuille houden,
omdat hij gelooft dat hij tengevolge van dat onderzoek
meer kans zal krijgen zijn voorstel aangenomen te krij
gen. Spreker kan dus het voorstel-Oosterhoff mede
ondersteunen.
De Voorzitter merkt op dat voor hem bij de bestrijding
van het voorstel-Oosterhoff een kwestie naar voren komt,
die hij nu ook moet behandelen, omdat de kwestie,
waaróm het voorstel tot het terugzenden van het be
staande voorstel is gedaan, is de bestaande inning van
gelden. Mevrouw Buisman en de heeren K. de Boer en
Oosterhoff willen daaromtrent een onderzoek, doch spr.
meent zich goed te herinneren dat Burgemeester en
Wethouders voorstellen wel de inning te verpachten,
maar, zeggen Burgemeester en Wethouders: indien blijkt
dat de pachtsom zoo weinig is, dat naar het oordeel van
Burgemeester en Wethouders de inning in eigen beheer
veel voordeeliger is, dan stellen Burgemeester en Wet
houders voor de pacht niet te gunnen en een ambtenaar
aan te stellen
De heer Oosterhoff: Waar staat dat?
De Voorzitter: Dan deel ik dat bij dezen mede; daar
door zal dan de meening van deze Vergadering wel
veranderen. Ik meende dat het er in stond, maar ik heb
het voorstel zelf niet gemaakt en 't is ook al weer even
geleden dat wij het in het college hebben behandeld.
Zoo is er dus bij Burgemeester en Wethouders over ge
sproken; in elk geval erkennen Burgemeester en Wet
houders dat op het oogenblik de opbrengst van het
marktgeld, die in de genieenekas vloeit en datgene, wat
vermoedelijk betaald wordt, een groot verschil oplevert.
Begrijpt dan niemand echter dat de inning 3 jaar geleden
is verpacht en dat in dien tijd de markt minstens ver-
tiendubbeld is? Zooals het destijds liep, heeft er voor
den pachter een broodje in gezeten, waar de man ook
volkomen recht op had. Hij heeft nu echter in deze 3
jaar eenvoudig reusachtig geboft, doordat de markt is
verplaatst naar het Zaailand en het daar eiken Vrijdag
al voller loopt. Natuurlijk heeft die man daardoor een
aanmerkelijk grootere opbrengst gehad; het speet Bur
gemeester en Wethouders ook dat die niet in de gemeen
tekas kwam, maar wat konden zij daar aan doen?
Burgemeester en Wethouders staan op dit standpunt.
Er zijn verschillende bezwaren tegen een inning in eigen
beheer. Als het mogelijk is, zullen zij hun berekening
opzetten. Heel gemakkelijk gaat dat niet, maar zij zullen
toch in ieder geval een berekening maken, zoo goed en
zoo kwaad als het gaat. De heer De Boer heeft er ook
een gezien, maar of die wel heel officieel is, weet spreker
niet. Burgemeester en Wethouders hebben nu gezegd:
indien blijkt bij de verpachting dat de geboden pachtsom
zoo ver beneden de raming is, dat het naar niets lijkt,
gaan we het zelf doen. Als, zoo is de meening van Bur
gemeester en Wethouders, de raming eenvoudig ver
boven de geboden pachtsom uitgaat, dan kunnen wij er
ook wel een salaris van betalen en waarom zouden wij
de inning dan verpachten? Hieruit komt dus wel heel
duidelijk naar voren dat Burgemeester en Wethouders
daar dan niet op wenschen in te gaan.
Er wordt hier verder steeds alleen gesproken over de
/ncz/'/rfgelden, net alsof de Vrijdagsniarkt het eenige is,
waarop dit punt betrekking heeft. Neen, het gaat hier
over markt- en staangeld. De pachter beurt de geheele
week door, tenzij hij met de menschen een accoord heeft
getroffen. Men zal dus ook een ambtenaar moeten heb
ben die, behalve de marktgelden, ook de verschuldigde
staangelden int en die dus de geheele week bezig is.
Spreker wil wel vooruit zeggen dat men die ambtenaar
zeer en zeer royaal zal moeten beloonen, om hem wer
kelijk gestand te doen zijn aan de groote verleiding,
waaraan hij aan alle kanten komt bloot te staan. Er zal
van alle kanten getracht worden dat hij iets door de
vingers zal zien; die ambtenaar zal dus zeer sterk in zijn
schoenen moeten staan. Verder heeft hij financieele ver
antwoordelijkheid en dus zal hij alleen al uit dien hoofde
hoog moeten worden bezoldigd. Men zal dus niet alleen
een hoogstaand man maar ook een hoog bezoldigd man
moeten hebben. Het is in de practijk gebleken dat het
dan vermoedelijk het beste zal zijn den ophaaldienst van
het markt- en staangeld absoluut gescheiden te houden
van welke andere gemeentedienst ook; dan zal men geen
gemeente-ambtenaar in de verleiding brengen.
Daarom staan Burgemeester en Wethouders op het
standpunt dat verpachting het beste is, mits het vol
doende opbrengt. Alleen als Burgemeester en Wethou
ders zeggen: het wordt een goudmijntje, willen zij verder
spreken over een andere manier. Dat is het wat Bur
gemeester en Wethouders den Raad aanraden in over
weging te nemen, n.l. omtrent verpachting of eigen
inning nu geen beslissing te nemen maar zoodra de
verpachting geweest is. De pacht zal dan toch nog ge
gund moeten worden en wanneer het dan al te krom is,
wordt niet gegund. Tegen dien tijd, n.l. van de verpach
ting en gunning, zullen Burgemeester en Wethouders
dan ook bij den Raad trachten te brengen een zoo goed
mogelijk opgezette berekening van de opbrengst der
gelden. Dat zal niet gemakkelijk zijn, omdat de cijfers,
die men daaromtrent hoort, vooral van den kant van de
marktkooplieden, naar spreker gelooft niet precies op
juiste gegevens berusten. Uit het request van de veree-
niging van marktkooplieden verraadt degene, die het
gesteld heeft, zijn geheele doen en streven; op 't oog
lijkt het heel geloofwaardig waar men zegt dat Leeu
warden 't hoogst is, maar men spreekt er dan in markt-
taal over; dan kan er wat meer op door dan wel precies
goed is. Men moet hier wat sceptisch tegenover staan
en zoo is het ook met de opbrengst van de marktgelden.
Bovendien vermoedt spreker dat de pachter met ver
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1924. 267
schillende menschen een accoord getroffen heeft, even
als dit vermoedelijk door den pachter van de haven
gelden ook wel wordt gedaan. Dit gebeurt dan zoo, dat
het voor beiden uit kan; de een behoeft niet zoo toe te
zien en de ander kan iets minder betalen als hij, wanneer
hij tot het laatst toe werd nagereden, zou moeten betalen.
Het college, althans spreker persoonlijk, is niet voor
het voorstel tot uitstel; hij kan niet het nut er van inzien
om nog eens een onderzoek naar het markt- en staan
geld elders in te stellen. Men vraagt dan de verordening
op en de opbrengst, maar dan weet men nog niets. Veel
hangt af van vragen als: hoe is de markt daar ingericht,
staan ze er even keurig als op het Zaailand, hoe lang
duurt de markt en is er werkelijk veel bezoek? Dat is
niet te vergelijken, dat kan alleen als men een plaats
goed kent. In dit opzicht zijn de plaatsen niet onderling
te vergelijken. Ook is de markt in een plaats als Den
Haag, met zooveel honderdduizend inwoners, niet te
vergelijken met de markt in een plaats als hier, met een
50,000 zielen. De markt zou hier ook niets waard zijn,
als de buitenlui niet hier kwamen. Er is zoopas gezegd:
daar leeft de winkelier van, daardoor heeft die een be
staan. Als echter die buitenlui niet kwamen, konden de
marktkooplui ook niet bestaan.
Als b.v. Enschedé, Breda of Tilburg ons zou vragen
om onze verordening op het marktgeld en wat de op
brengst is en men zou antwoorden dat de opbrengst hier
is 4600.en dat zooveel wordt geheven per M2., dan
zou daarmee Tilburg of Enschedé niet kunnen beoor-
deelen of daar ook een zeker bedrag zou moeten worden
bereikt. Dat is niet te vergelijken. Er zou dan een heele
omschrijving bij moeten gaan van wie hier komen enz.,
want een van de groote factoren is wel of de buitenman
komt of niet. Een vergelijking met andere plaatsen gaat
dus volgens Burgemeester en Wethouders eenigszins
mank. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders
ook niet een onderzoek ingesteld; anders hadden zij dit
wel ter tafel kunnen brengen, want het instellen van een
zoodanig onderzoek is op zichzelf een kleinigheid; de
gemeenten zijn goed genoeg om elkaar in dit opzicht te
helpen door even mede te deelen: volgens 1923 heeft
het zooveel opgebracht. Dan weet men echter nog niets
en daarom hebben Burgemeester en Wethouders het niet
gedaan.
De kwestie van de opbrengst hier kan bij de verpach
ting aan de orde komen. Spreker zou den Raad in ern
stige overweging willen geven althans over die kwestie
niet direct te beslissen. Als de Raad daarin mee kan
gaan, is het eene deel van het voorstel van den heer
Oosterhoff vervallen en waar Burgemeester en Wet
houders van het andere deel het nut niet kunnen inzien,
kunnen zij met het voorstel-Oosterhoff niet meegaan.
De heer Oosterhoff merkt op dat in hetgeen de Voor
zitter heeft gezegd omtrent vergelijking met andere
plaatsen zeker veel waars zit. Spreker wil dat niet ont
kennen. Toch is den vorigen keer van de tafel van Bur
gemeester en Wethouders de opmerking gemaakt dat op
het lijstje van de marktkooplieden de laagste gemeenten
wel zouden zijn genomen maar de hoogste niet. Burge
meester en Wethouders zijn dus zelf begonnen met hun
voorstel te verdedigen op grond van mededeelingen, om
trent het marktgeld in andere plaatsen.
Spreker weet wel dat men door het opvragen van de
tarieven in andere plaatsen geen gegevens krijgt, waar
mee men wiskundig zeker kan uitrekenen wat hier moet
worden geheven, maar als daaruit blijkt dat Leeuwarden
verreweg het hoogste is in het geheele land, zooals de
vereeniging van marktkooplieden beweert, dan mag men
daaruit toch wel de gevolgtrekking maken dat de tarie
ven hier te hoog zijn. Spreker geeft toe dat het geen
juiste maatstaf is, maar een betrekkelijke maatstaf is het
toch wel.
Het doet spreker verder genoegen dat Burgemeester
en Wethouders zelf voelen voor een onderzoek naar de
opbrengst van het markt- en staangeld hier, doch spr.
vindt het dan ook een kleine moeite om den Raad met
het resultaat van dit onderzoek in kennis te stellen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wil nog even
terugkomen op het verwijt van den Voorzitter, dat de
leden zoo dom zijn geweest er niet aan te denken, dat
de pachtsom voor 3 jaar is vastgesteld. Dat is echter
juist een motief waarom men de zaak in eigen beheer
dient te nemen, omdat men nu wéér niet weet wat er in
de komende 3 jaren kan gebeuren. Al krijgt men nu een
raming dat het markt- en staangeld zooveel zal opbren
gen, toch kunnen Burgemeester en Wethouders, als over
3 jaar de omstandigheden weer veranderd zijn, wel
wéér zeggen: het spijt ons heel erg dat wij het toen niet
in eigen beheer hebben genomen.
De heer ij. de Vries zou ook nog wel een paar woor
den over deze zaak willen zeggen
De Voorzitter wil er den heer De Vries opmerkzaam
op maken dat thans speciaal het voorstel van den heer
Oosterhoff aan de orde is en dat, als dit wordt aange
nomen, de principieele kwestie thans niet meer in be
handeling komt. Het voorstel-Oosterhoff is een voorstel
tot uitstel, met een verzoek er bij.
De heer IJ. de Vries vindt het eigenlijk een beetje
jammer dat, nu men midden in de discussies zit, deze
worden gesmoord. Over 14 dagen weet men misschien
nog wel enkele momenten uit de discussie, maar de be
langrijke zaken, die naar voren zijn gebracht, niet meer.
Spreker had nog wel even over deze geschiedenis willen
spreken, maar als de Voorzitter meent dat dit niet gaat,
zal hij het niet doen.
De Voorzitter wil alleen dit nog even zeggen, dat me
vrouw BuismanBlok Wijbrandi volkomen gelijk heeft,
maar natuurlijk alleen, als wij een opgaande tijd blijven
houden.
De beraadslagingen over het voorstel-Oosterhoff
worden gesloten.
Het voorstel-Oosterhoff wordt met 16 tegen 9 stem
men aangenomen, in verband waarmede de behandeling
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
geschorst.
Vóór stemmen de heeren M. Molenaar, Dijkstra,
O. F. de Vries, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de
heeren Botke, K. de Boer, Oosterhoff, H. de Boer,
Weima, Van der Schoot, Hooiring, Van der Veen, Beek
huis, B. Molenaar, Tiemersma en Muller.
Tegen stemmen de heeren Visser, Hofstra, Tulp,
Lautenbach, Scheltema, IJ. de Vries, Westra, Koopmans
en Jansen.
10 (Agenda vo. 11) Voorstel ran Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van verordeningen tot ver
deeling in stemdistricten van de kieskringen voor de
verkiezing van leden van den Gemeenteraad en tot aan
wijzing van stemlokalen vO'W de verkiezingen van leden
van den Gemeenteraad, van de Tweede Kamer der
Staten Generaal en van de Provinciale Staten (bijlage
no. 27'.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11 (Agenda no. 12\ Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging van verordeningen betreffende
het onderwijs aan de gemeentelijke bewaarscholen (bij
lage no. 28).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.