284 Verslag van cle handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1924. schoolgeld op 10.en 5.te bepalen. Spreker ge looft echter niet dat er op 't oogenblik één formeele bepaling is, die den heer H. de Boer weerhoudt een amendement op artikel 1 in te dienen om dit gelijk te maken met de betrekkelijke bepalingen in de volgende bijlage. Er zou natuurlijk een raadslid kunnen zijn, die sterk aan het formeele hecht en zegt: omdat de Raad die zaak reeds heeft uitgemaakt, is het voor mij afge- loopen; nu de verordening wordt vastgesteld, wil ik daarin geen wijziging meer brengen. Spreker kan zich voorstellen dat iemand, die sterk aan het formeele hecht, op dien grond dat zou zeggen, ook al zou hem de wijzi ging anders koud laten of al zou hij er anders voor zijn. leder raadslid is echter vrij om thans een amendement in te dienen; al is het schoolgeld in principe aangeno men, de uitwerking komt nu pas, we krijgen op 't oogen blik de beslissing. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou graag willen weten waarom er verschil in schoolgeldheffing is ge maakt bij den cursus aan de Huishoudschool en de lagere avondhandelsschool. De heer Tulp (wethouder) herhaalt dat oorspronkelijk reeds dezen zomer het schoolgeld voor den cursus aan de Huishoudschool is vastgesteld. Nu de kwestie van het lager handelsonderwijs. Dit is iets ander onderwijs en Burgemeester en Wethouders hebben geredeneerd: Welk schoolgeld moeten we daarvoor laten betalen? Zij hebben gemeend het gelijk te moeten stellen met dat voor het lager onderwijs; omdat dit onderwijs van een hooger gehalte is dan het lager onderwijs maar de duur slechts 81/2 maand is, achtte het college het 't beste dat het werd vergeleken met het lager onderwijs. Men moet ook niet vergeten dat het schoolgeld weliswaar door de ouders wordt betaald, maar dat de jongens toch ook al iets verdienen, wat niet in de inkomsten van de ouders wordt meegeteld. De jongens brengen er wekelijks al eenige guldens mee in en spreker meent daarom dat het voorgestelde schoolgeld billijk is. De heer H„ de Boer is zoo vrij zijn voorstel in te dienen. Hij verschilt van meening met den Burgemeester, wat betreft de juistheid van zijn antwoord aan den heer Tulp gegeven. Spreker gelooft wel degelijk dat zijn ant woord wel volkomen logisch was, omdat ook nu weer blijkt uit de redeneering van den heer Tulp alsof voor het onderwijs aan de avondhandelsschool een hooger schoolgeld zal worden geheven dan geheven wordt of zal worden geheven voor het vervolgonderwijs. Spreker heeft gezegd: indien het zoo is, indien het onderwijs aan de avondhandelsschool een hooger soort is, gaat het in alle geval niet aan om voor het onderwijs aan de Industrieschool, dat dan in een iets lagere klas staat, een hooger schoolgeld te heffen dan voor het iets hooger onderwijs aan de avondhandelsschool. Spreker kan het niet inzien maar misschien is het een verschil van opvatting dat zijn antwoord aan den heer Tulp onjuist was. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt dat het antwoord van den wethouder haar in zooverre niet heeft bevredigd, dat zij niet heeft begrepen waarom van den zomer voor de Huishoudschool die twee bedragen zijn vastgesteld en nu plotseling de progressie moet worden ingevoerd. Spreekster heeft den indruk dat van den zo mer alle raadsleden zijn meegegaan met die twee be dragen en dat het dus logisch zou zijn dat Burgemeester en Wethouders kwamen met hetzelfde voorstel omtrent de lagere avondhandelsschool. Spreekster is ook tot de conclusie gekomen dat dit voor de ouders hier op neer komt, dat zij dan iets meer zullen moeten betalen, dan wanneer de voorgestelde progressie wordt aangenomen. De wethouder stelt het wel anders voor; hij zegt dat de jongens zelf ook al iets verdienen en dus ook wel wat kunnen betalen en dat de progressieve heffing iets hoo ger zal zijn, doch spreekster is tot de conclusie gekomen dat de kinderen, die gebruik maken van de lagere avond handelsschool, er voordeel bij zullen hebben. Zij begrijpt niet dat men nu met die progressie komt en het voor de Huishoudschool met de bedragen van 5.en 10.— eens geweest is. De Voorzitter wil den heer De Boer opmerken dat deze goed zal doen niet voor te stellen artikel 1 van deze verordening te vervangen door artt. 1, 2 en 3 van de voorgestelde verordening tot heffing van schoolgeld voor het onderwijs aan de lagere avondhandelsschool, maar voor te stellen artt. 1 en 2 van deze verordening te vervangen door artt. 1, 2, 3 en 4 van evengenoemde verordening. In artikel 2 van de in behandeling zijnde verordening wordt n.l. gezegd dat, indien het aanslag biljet niet wordt overgelegd, het schoolgeld op 10. wordt bepaald. Die bepaling past natuurlijk niet in de door den heer De Boer voorgestelde regeling. Hij zal dus moeten voorstellen artt. 1 en 2 van deze verordening te vervangen door artt. 1, 2, 3 en 4 van die op de avond handelsschool. De heer H, de Boer neemt die wijziging graag over en is den Voorzitter dankbaar voor diens toelichting. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wil graag een voorstel indienen om het schoolgeld aan de avondhan delsschool even hoog te stellen als voor het vervolg onderwijs aan de Huishoudschool. De Voorzitter: Daartoe zult U zoo meteen de gele genheid krijgen als de betrekkelijke verordening in be handeling is. Spreker wil thans in stemming brengen het amen dement van den heer H. de Boer, dat voorstelt de artt. I en 2 van de verordening, die op 't oogenblik in be handeling is, te vervangen door de artt. 1, 2, 3 en 4 van Ontwerp III A in bijlage no. 30, met dien verstande dat in artikel 1 de woorden „de lagere avondhandels school" worden vervangen door „den gemeentelijken cursus voor meisjes aan de Industrie- en Huishoud school". De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement-H. de Boer wordt met 15 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Tiemersma, Dijkstra, K. de Boer, O. F. de Vries, Van der Veen, Jansen, Muller, Botke, Van der Schoot, Hofstra, Hooiring, IJ. de Vries, B. Molenaar en H. de Boer. Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, Fransen, Lau- tenbach, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tulp, Koopmans, Scheltema, Cohen en Westra. Artt. 14 worden overeenkomstig het amendement- li. de Boer vastgesteld. De door Burgemeester en Wethouders voorgestelde artt. 38 worden vernummerd tot artt. 510 en on veranderd vastgesteld. De geheele verordening wordt, zooals die is geamen deerd, vastgesteld. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de verordening sub R. 10 Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van verordeningen betref fende de lagere avondhandelsschool (bijlage no 30). Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1924. 285 De Voorzitter wil, alvorens de behandeling begint, er even attent op maken, dat er een kleine vergissing is begaan in Ontwerp III A. Waar staat in de artt. 6 en 8 op bladzijde 415 1/0. moet dit zijn 1/9 en verder moet artikel 5 sub II worden gelezen: „jaar" is daaronder te verstaan het leerjaar, aan vangende 16 September en eindigende 1 Juni." De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff zegt dat het altijd met een beetje schroom is, wanneer hij het woord vraagt over onder wijszaken, omdat hij graag wil bekennen dat hij zich op onderwijsgebied eenigernrate als een vreemdeling gevoelt. Toch zou hij enkele vragen willen stellen, om dat hem in dit voorstel verschillende dingen niet hee- lemaal duidelijk zijn. Spreker heeft in de vergadering van 23 September gestemd voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders tot opheffing van het vervolgonderwijs en van de burgeravondschool, ofschoon toen voor hem niet vol doende duidelijk was, wat de leerlingen van die scholen verder voor onderwijs zouden ontvangen. Wel is toen gezegd dat er onderwijs zou worden gegeven aan een avondhandelsschool en aan een school, die ging in de richting van het nijverheidsonderwijs, maar hoe men zich dat onderwijs voorstelde, was spreker niet geheel dui delijk. Hij meent dat dit niet alleen aan zijn bevattings vermogen kan worden geweten, omdat de toelichting, die de Raad toen kreeg ten opzichte van de avondhan delsschool, uiterst sober was. Er stond in het prae-advies niets anders dan dit: ,.Deze jongens zouden kunnen worden onderge bracht in een gemeentelijken cursus voor lager avond- handelsonderwijs, met een ruim opgevat programma." Meer niet. Spreker heeft toen voor gestemd, omdat even verder een zinsnede stond, dat Burgemeester en Wet houders met een nader uitgewerkt voorstel tot oprichting van dien cursus bij den Raad zouden komen. Spreker koesterde toen de hoop dat Burgemeester en Wethou ders daarbij zouden komen met een uiteenzetting, hoe zij zich de zaak precies dachten. Tot zijn leedwezen heeft hij echter die uiteenzetting ook in dit prae-advies niet gevonden. Hier staat niets anders dan dit: „Het ligt mitsdien niet in het voornemen om de bestaande middelbare avondhandelsschool uit te breiden, doch daarnaast een afzonderlijke, nieuwe inrichting in het leven te roepen." Da is de heeie toelichting, die men hierbij heeft ge kregen en die laat natuurlijk ruimte voor allerlei vragen. Als dit voorstel wordt aangenomen, dan krijgen we dus in ons land niet in onze stad vier soorten van opleiding voor den handel of vier soorten van handels onderwijs: ten eerste de Hoogeschool, bestemd voor toekomstige leiders van groote bedrijven en onderne mingen al gaat dit niet in alle opzichten op, omdat de meesten niet den geheelen tijd, doch slechts een paar jaar op die inrichting blijven en door hen het eind punt niet wordt bereikt ten tweede het hoogere handelsonderwijs zooals wij dat hier ter stede ook hebben bestemd voor leiders van kleinere bedrijven, dus voor den middenstand, en voor de hoogere beambten in de grootere bedrijven; ten derde de middelbare avond handelsschool, die, zooals spreker meende, bestemd is voor het ondergeschikt personeel op de kantoren en nu ten vierde nog het laagste handelsonderwijs, waarvan spreker niet weet voor welke kinderen het bestemd is. Zijn eerste vraag is dan ook voor wat voor categorie van jongelui dat in naam allerlaagste handelsonderwijs bestemd is. Spreker zegt in naam het allerlaagste, want als hij een vergelijking gaat maken tusschen wat nu wordt voorgesteld en wat hij vindt in de verordening op de middelbare avondhandelsschool, dan blijkt hem dat het onderwijs precies hetzelfde is, hij zou haast zeggen dat het onderwijs aan de lagere avondhandelsschool nog van grooteren omvang zal zijn dan dat aan de middel bare avondhandelsschool. Wel worden aan deze laatste 3 vakken meer gegeven, n.l. handelsaardrijkskunde, Fransch en stenografie, maar daarvan zijn 2 vakken, n.l. Fransch en stenografie facultatief, zoodat aan de middelbare school feitelijk maar één vak meer wordt gegeven. Daar tegenover staat echter dat men aan de middelbare avondhandelsschool maar 6 vakken behoeft te volgen, terwijl men hier alle vakken zal moeten volgen. Hier zijn geen facultatieve vakken; „de leerlingen zijn verplicht de lessen in alle vakken getrouw te volgen". Aan de meer uitgebreide school verplicht men slechts tot het volgen van 6 vakken, hier moeten alle 8 vakken worden gevolgd. Dit geeft niet den indruk dat dit on derwijs van minder beteekenis en omvang is dan dat aan de middelbare avondhandelsschool. Het aantal uren dat aan de verschillende vakken wordt besteed, zal ook op de lagere avondhandelsschool grooter zijn dan op de middelbare. Voor Nederlandsch wordt op de middelbare gegeven 1, I en 2 uren en hier 2, 2 en 2 uren; voor Engelsch op de middelbare 2, 2 en 2 uren en hier 2, 3 en 3 uren en voor Duitsch even eens op de middelbare 2, 2 en 2 uren en hier weer 3, 3 en 3 uren. Zoodat spreker den indruk kreeg dat de lagere handelscursus eigenlijk van een veel grooteren omvang zal worden dan de middelbare. Dat zijn voor hem de twee vragen, die hem voor het grootste deel verbaasd deden staan over de instelling van deze school. Dan wordt in dit stuk gezegd dat Burgemeester en Wethouders niet gedacht hebben over uitbreiding van de middelbare avondhandelsschool, maar eerst de resul taten van dit onderwijs eens willen afwachten, om dan eventueel te komen met voorstellen tot aansluiting van dit onderwijs aan de middelbare avondhandelsschool. Het lijkt spreker onbegrijpelijk, als men de eischen van toelating tot de middelbare avondhandelsschool nagaat en leest dat wordt geëischt kennis van de allereerste beginselen van de 2 moderne talen, hoe het nu mogelijk is dat men de lagere avondhandelsschool, waar de leer lingen reeds 3 jaar Engelsch en Duitsch zullen hebben gehad, wil laten aansluiten bij een school, waar in den aanvang alleen kennis van de eerste beginselen van die talen wordt vereischt. Dan weten die leerlingen daar toch reeds veel te veel van af, om in de eerste klas van de middelbare school te worden geplaatst. Verder wil spreken ook opmerken dat de eischen van toelating, voor zoover hij heeft kunnen nagaan, voor beide inrichtingen ongeveer gelijk zijn. Voor zoover de eischen tot toelating positief vast staan Burgemeester en Wethouders hebben de beoordeeling voor een ge deelte aan zich gehouden, wat spreker overigens goed vindt zijn deze voor de lagere avondhandelsschool eigenlijk niet lager dan die voor de middelbare. In de verordening op de middelbare school staat dat de leer lingen moeten hebben afgelegd maar dit zal niet juist meer zijn het eindexamen van een van de scholen 4e klas. Spreker meent dat die scholen niet meer be staan De heer Tulp (wethouder): De U. L. O. De heer Oosterhoff ...De 4e klas scholen zijn scholen voor gewoon lager onderwijs geworden en waar nu voor de lagere avondhandelsschool geëischt wordt een getuigschrift van het 7e leerjaar, zal deze eisch thans ook wel overeenkomen met die van toelating tot de middelbare avondhandelsschool. Dit lijkt spreker ook vreemd toe. Dit zijn de drie punten, waarop spreker graag de aan dacht wilde vestigen en waarop hij graag een antwoord van Burgemeester en Wethouders zou hebben. Verder wil hij er nog dit aan toevoegen, dat bij hem de vraag is gerezen of eigenlijk niet veel beter kon worden gedaan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 4