Vergaderioo vat Dinsdag 11 Hovembei 1924.
288 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 October 1924.
Dat is het wat betreft binnen deze raadzaal. En
buiten de raadzaal, geachte raadsleden, als men dan
op die 6 jaren terugziet en de zaak eens goed beschouwt,
dan blijkt het mij dat ik in die 6 jaren meer idealen heb
gehad dan ik tot uitvoering heb kunnen brengen. Ik zou
daar voor mijzelf verschillende oorzaken voor kunnen
aanwijzen, maar ik behoef die in deze vergadering niet
nader te preciseeren. Het is nu eenmaal niet anders, dat
men wel eens eenige illusies moet offeren, als men ziet
hoe de zaken loopen, terwijl men graag wil dat ze anders
loopen, en dat zal nog wel eens meer gebeuren ook.
Ik wil nu dit nog zeggen, dat ik altijd bij de hande
lingen en voorstellen, die ik als Burgemeester heb ge
daan, hoe kras misschien die voorstellen soms ook wa
ren, voor oogen heb gehad het werkelijk belang van de
i gemeente Leeuwarden, ik behoef hier op 't oogenblik
geen eed of belofte weer af te leggen, maar ik wensch
nu toch vrijwillig deze belofte af te leggen dat, mochten
er in de toekomst weer eens zeer krasse of sterke voor
stellen mijnerzijds worden gedaan, deze dan zuiver en
alleen zullen worden beheerscht door het gemeentebe
lang, gelijk ik mij altijd bij het doen van voorstellen
daardoor heb laten beheerschen. Ik kan het natuurlijk
wel mis hebben, maar ik weet dat, als ik een voorstel
heb gedaan, dit dan is beheerscht door het gemeente
belang en dat zal in de toekomst ook gebeuren, zooals
het tot nog toe gebeurd is.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt-de vergadering
door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1924.
289
Tegenwoordig alle leden.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma,
Burgemeester.
1. Wordt medegedeeld:
1. schrijven van den Commissaris der Koningin
houdende mededeeling dat bij Koninklijk besluit van
20 October 1924 no. 29 met ingang van 1 November
1924 is benoemd tot burgemeester der gemeente Jhr.
Mr. J. M. van Beyma.
2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd het
raadsbesluit van 14 October 1.1. tot uitgifte in erfpacht
van bouwterrein aan G. de Wilde en A. Winters, J. J.
Visser en aan J. Veenstra en P. Mook.
De punten sub 1 en 2 worden voor kennisgeving
aangenomen.
3. adres van het bestuur van den Frieschen Bond
van Marktkooplieden houdende verzoek om verplaatsing
en uitbreiding der markt op Zaterdagmiddag en -avond.
Wordt voorgesteld dit adres in handen van Burge
meester en Wethouders te stellen om prae-advies.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer: Kan dat ook bij de begrooting
worden behandeld, of is die tijd te kort?
De Voorzitter heeft persoonijk hiertegen geen be
zwaar. Natuurlijk heeft deze kwestie bij Burgemeester
en Wethouders ook al eens een punt van overweging
uitgemaakt; spreker moet echter eerlijk zeggen dat, wat
er ten slotte precies aan vast zit, hem niet goed voor
den geest staat, hij heeft daarover nog zoo goed niet
nagedacht.
Het zou natuurlijk kunnen dat deze zaak bij de be
grooting ter sprake werd gebracht en dat er dan, als
de meerderheid van den Raad daarvoor iets zou voelen,
een principieele uitspraak kwam, dat de Raad gesteld
is op een Zaterdagavondmarkt. Er wordt in dit adres
nu ook al gesproken over den Zaterdag middag, maar
't is tot nog toe altijd gewoonte geweest dat alleen
maar werd gesproken over een Zaterdagovondmarkt en
daarover zou bij de begrooting als principe kunnen
worden gesproken. Het adres kan ondertusschen echter
wel in handen van Burgemeester en Wethouders wor
den gesteld om prae-advies, die dat dan kunnen uit
brengen in verband met de besprekingen, die er bij de
begrooting over zijn gevoerd.
Spreker zou willen voorstellen het volgende schrijven:
4. adres van L. de jong e. a., bewoners van de Voor
streek in de omgeving der Vischmarktpijp, houdende
verzoek om maatregelen te nemen tegen vuilverspreiding
en hinderlijk schreeuwen door de kooplieden der fruit
en groentenmarkt op die pijp,
dan hierbij te voegen, omdat het ook met deze kwestie
verband houdt, dus ook dit adres in handen van Burge
meester en Wethouders te stellen om prae-advies; dan
kan het bij dezelfde zaak worden behandeld.
De beraadslagingen worden gesloten.
De adressen sub 3 en 4 worden in handen van Bur
gemeester en Wethouders gesteld om prae-advies.
5. schrijven van den Minister van Waterstaat hou
dende antwoord op den dezerzijdschen brief van 18
Juni 1924, waarbij ter uitvoering van het raadsbesluit
van 10 Juni 1924 wordt aangedrongen op verbetering
van de stremming van het verkeer over den spoorweg
overgang in de Schrans.
Wordt voorgesteld dit schrijven voor kennisgeving
aan te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller merkt op dat een van de zinsneden
van dit schrijven van den Minister van Waterstaat luidt
als volgt:
,,Aan de geopperde bezwaren zal voor een goed
deel worden tegemoet gekomen na de indienststelling
van het nieuwe station van die Maatschappij aan het
stationsvoorplein, vanwaar alle tramtreinen zullen
vertrekken en waardoor het rangeeren met deze trei
nen over den overweg niet meer zal geschieden."
Het komt spreker voor dat, alvorens de Raad deze
zinsnede op haar juiste waarde zal kunnen schatten,
het voor den Raad gewenscht is, gewaar te worden,
waar dat station van de tram eventueel zal worden ge
plaatst. Spreker meent dat de beoordeeling van het feit
of het rangeeren niet meer zal geschieden afhangt van
de plaats van het station, waarom hij aan Burgemeester
en Wethouders zou willen vragen of deze ook kunnen
meedeelen waar het in deze nieuwe lijn ontworpen
station zal worden geplaatst.
De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet
houders ook niet meer bekend is, uit besprekingen over
andere zaken met de Nederlandsche Tramweg-Maat
schappij, dan dat de maatschappij het nieuwe station,
alleen voor personentrammen, heeft ontworpen op de
plaats waar de tegenwoordige veestallen staan, tusschen
het terrein van de Staatsspoor en den Zuidersingei. Van
daar zullen dan de trammen in westwaartsche richting,
naar Franeker en St. Jacobi Parochie, en die in oost-
waartsche richting, naar Veenwouden enz., vertrekken.
De directeur van de maatschappij heeft Burgemeester en
Wethouders verteld dat, doordat op 't oogenblik de
trams voor Veenwouden alle afgaan van den oostkant
van het spooremplaceinent, door het samenstellen en het
ïangeeren de overweg vaak wordt versperd en dat, als
werkelijk de trams voor Veenwouden kunnen vertrekken
van het nieuw te maken station toen zij dit hoorden,
hadden Burgemeester en Wethouders dezen brief nog
niet ontvangen voor een groot deel of bijna geheel
het rangeeren van de trams over den overweg zal op
houden. Aangezien dat rangeeren een groote stremming
veroorzaakt, meende men dat men op die wijze den
overweg ook zou ontlasten. Wat spreker hier vertelt,
is echter officieus, officieel weten Burgemeester en Wet
houders het niet.
De heer Muller merkt op dat, als dit inderdaad juist
is, dan ook inderdaad het rangeeren over den overweg
kan worden voorkomen, maar dan ligt hierin toch op
gesloten dat de vertrekkende trammen voortaan vóór
het station zullen moeten passeeren. Spreker wil daarom
nog de vraag aan Burgemeester en Wethouders stellen
of daarmee rekening is gehouden. Wordt dat niet een
gevaarlijke toestand voor de vertrekkende tramtreinen,
welke zullen vertrekken in de richting Drachten?
De Voorzitter merkt op dat ook die kwestie de attentie
van Burgemeester en Wethouders heeft. Deze plannen
van de maatschappij zijn nog maar zeer korten tijd be
kend bij Burgemeester en Wethouders; er is echter ook
al een nader verzoek ingekomen van de Nederlandsche
Veestallen, 't welk te zijner tijd hierbij zal worden be
handeld. Deze kwestie heeft dus ook de volle attentie
van Burgemeester en Wethouders.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het schrijven sub 5 wordt voor kennisgeving aange
nomen.
6. Wordt voorgesteld de artt. 16 en 25 van de
ontwerp-verordening op de gemeentelijke bewaarscholen
vast te stellen zooals in rood in het ter visie gelegde